"EN EEN UIT DE OUDSTEN ZEI TEGEN MIJ: WEEN NIET, WANT ZIE: DE LEEUW
UIT DE STAM JUDA, DE WORTEL VAN DAVID, HEEFT OVERWONNEN: HIJ ZAL DE BOEKROL EN
HAAR ZEVEN ZEGELS OPENEN". (Openbaring 5:5) |
ONVOLMAAKTHEID
Eén van de ervaringen, die we aan het leven opdoen, is
de onvolmaaktheid van deze wereld: behalve al het mooie en
goede is er zoveel kwaad. Zelfs binnen het tijdsbestek van één
mensenleven gebeurt er zoveel - dichtbij en ver weg - dat
menigeen zich soms afvraagt wat je daarvan moet denken.
Bijvoorbeeld van het gegeven, dat er in de afgelopen eeuw
miljoen Europeanen zijn omgekomen door bruut geweld? Of van de
constatering dat er in die periode zoveel verloren ging aan
natuur. Zijn wij, mensen, zulke slechte rentmeesters? Is het
onmacht? Of het gevolg van kortzichtigheid? Is er sprake van
goeden en kwaden? Waar wordt die strijd gestreden, en waar zal
die op uitlopen? Zulke vragen zijn het die mensen er altijd
weer toe hebben gebracht om apokalyptische literatuur te
schrijven: vooral in tijden van crisis.
"ZALIG HIJ DIE VOORLEEST, EN OOK ZIJ DIE DE WOORDEN VAN DE PROFETIE HOREN!" (Openbaring 1:3) Hier is de verteller afgebeeld, de profeet Johannes. Aan de architectuur is te zien dat het wandkleed stamt uit de tijd is van de hooggothiek. In de nis van de toren (links op de afbeelding) zijn een godslamp en een aantal kaarsen te zien. De diertjes aan de zijkant lijken op vlinders, maar het zijn bijen: ze verwijzen naar Castilië; de lelies in het vaandel verwijzen naar de Franse koningen. |
"Apocalyps" is afgeleid van een Grieks woord voor
'onthulling': het gaat om het wegnemen van de sluier die onze
werkelijkheid bedekt. En ook over de rol van God. Eén
van de vragen waar gelovige mensen altijd weer mee worstelen
is hoe God, die toch de wereld heeft geschapen, zich verhoudt
tot het kwaad. Hoe zich de scheppende, vernieuwende en
hoopgevende krachten zich verhouden tot de destructieve
machten die in deze wereld werkzaam zijn?
Wereldwijd - met name ook in het oude Perzië - heeft men
gespeeld met de gedachte dat de wereld feitelijk een
strijdtoneel is tussen goed en kwaad: de plaats waar zich een
beangstigende strijd voltrekt tussen 'licht' en 'duisternis'.
Zal daaraan ooit een einde komen? En is er enige grond om te
hopen dat uiteindelijk de zachte krachten zullen overwinnen?
JOODSE WORTELS
De Joodse apocalyptische literatuur is ontstaan in en na de
Babylonische Ballingschap. Dat was een rampzalige periode voor
het Joodse volk. Die begon met koning Josiah: een vroom en
geliefd vorst en een veelbelovend koning. Hij was juist
begonnen met het doorvoeren van een heel sociaal beleid, waar
men veel heil van verwachtte. Vandaar dat er profeten waren
die dachten dat met hem een vrederijk aanbrak. Maar in 609
vond deze veelbelovende vorst de dood. De profeet Jeremia zal
daarover schrijven; "Gij hebt ons waarlijk zéér misleid door
te zeggen: Heil zal u geworden! Maar nu wordt het zwaard ons
op de keel gezet". (Jeremia 4:10)
Niet veel later wordt het land getroffen door een tweede ramp:
Jeruzalem wordt verwoest, en de toen heersende koning,
Zedekia, moest toezien hoe zijn kinderen voor zijn eigen ogen
werden vermoord; vervolgens werden hem zelf de ogen
uitgestoken; vervolgens werd hij samen met de
grootgrondbezitters, en met zijn belangrijkste adviseurs in
ballingschap weggevoerd. Zo wordt steeds duidelijker, dat voor
enige hoop op herstel weinig reden was.
"IK, JOHANNES, WAS OP HET EILAND PATMOS: OM HET
WOORD VAN GOD, EN OM DE GETUIGENIS VAN JEZUS. IK KWAM IN VERVOERING
OP DE DAG DES HEREN EN IK HOORDE EEN LUIDE STEM - ALS VAN
EEN BAZUIN - DIE ZEI: WAT JE ZIET SCHRIJF DAT IN EEN BOEK
EN STUUR DAT NAAR DE ZEVEN GEMEENTEN. EN IK KEERDE MIJ OM OM
DE STEM TE ZIEN: EN ZIE, IK ZAG ZEVEN GOUDEN KANDELAREN;
EN TEMIDDEN VAN DIE KANDELAREN IEMAND ALS EEN MENSENZOON
- BEKLEED MET EEN TOT DE VOETEND REIKEND GEWAAD, EN AAN DE
BORSTEN OMGORD MET EEN GOUDEN GORDEL. EN ZIJN HOOFD EN ZIJN
HAREN WAREN WIT: ALS FIJNE WOL, ALS SNEEUW; EN ZIJN OGEN ALS
EEN VUURVLAM; EN ZIJN VOETEN ALS VAN KOPERBRONS, DAT IN EEN
OVEN GLOEIEND IS GEMAAKT. EN HIJ HAD ZEVEN STERREN IN ZIJN
RECHTERHAND; EN UIT ZIJN MOND KWAM EEN TWEESNIJDEND SCHERP ZWAARD". (Openbaring 1:9vv.) Het landschap dat te zien is komt in de tekst niet voor. Het is heel lieflijk, in tegenstelling tot het gruwelijke visioen waarover ons zal worden verteld. De zeven kandelaren doen denken aan de tempel van Salomo, waarvan ons wordt verteld dat er zeven lichten stonden. Het witte hoofd en de witte haren verwijzen niet naar de ouderdom, maar naar het hemelse licht; en de "zeven sterren" waren destijds een bekend begrip: het zijn de zeven planeten; men meende dat de constellatie daarvan het hele wereldgebeuren bepaalde. |
In deze duistere uitzichtloze periode begon men zijn de hoop
te vestigen op een verre toekomst en de heilsverwachtingen
werden geprojecteerd "aan het einde der tijden": dan zou er een,
eindelijk, een duizendjarig rijk komen, en dan - daarna - zou
er mogelijk ooit nog eens een betere wereld komen. Dergelijke
gedachten vinden we beschreven in boeken van latere profeten:
Daniël, Henoch, Ezechiël, Zacharja en anderen van wie we wel
de geschriften kennen maar van wie we de namen niet meer
kennen.
DE APOCALYPS VAN JOHANNES
De Apocalyps van Johannes is ontstaan tegen het einde van de
eerste eeuw na Christus. Anders dan in de Joodse apocalyptische
literatuur het geval is staat dit geschrift op naam: het is
geschreven door een persoon, die met name bekend was en die
in een geschrift, dat het karakter draagt van een brief, zijn
visie geeft op de tijd en de omstandigheden waarin hij verkeert.
Wie de schrijver was, deze Johannes, weten we niet meer. Wat we
wel weten is, dat hij een Christen was, aanzien genoot en fel gekant tegen de
Romeinse overheersers en de cultuur die deze bevorderden. Klaarblijkelijk
stak hij zijn mening ook niet onder stoelen of banken: want op zeker
moment werd hij door de Romeinen naar het eiland Patmos verbannen. Dat
deed men met mensen die onwelgevallig waren en die men als
opruiers beschouwde. Dáár, op Patmos, kreeg Johannes de
visioenen, die in zijn Apocalyps zijn beschreven.
"EN TOEN HIJ HET DERDE ZEGEL OPENDE HOORDE IK
HET DERDE DIER ZEGGEN: KOM! EN ZIE IK ZAG EEN ZWART PAARD,
EN DIE EROP ZAT HAD EEN WEEGSCHAAL IN DE HAND. EN IK HOORDE
EEN STEM TEMIDDEN VAN DE VIER DIEREN ZEGGEN: ééN MAAT TARWE
VOOR EEN SCHELLING; EN: BRENG GEEN SCHADE TOE AAN DE OLIE EN
DE WIJN!" (Openbaring 6:5-6) Het zwarte paard is niet te herkennen aan zijn kleur, maar wel aan de ruiter op zijn rug met de weegschaal: het gaat hier klaarblijkelijk om de prijzen die de pan uit zullen rijzen. Olie en wijn: dat zijn typisch luxe-producten die alleen zijn weggelegd voor de rijken; die moeten worden gespaard; de kloof tussen arm en rijk zal dus steeds groter worden: let u eens op het landschap - u kunt dan die kloof zien: rechts groeien de bomen tot in de hemel; links groeit alleen wat kruid. De vier dieren (boven) hebben vooral oog voor de arme kant van de samenleving; de slang zit aan de kant van de welvaart! |
Over de Apocalyps van Johannes is in de loop van eeuwen dan
ook heel wat onzin verteld. Zo heeft men er een spiegel in
willen zien van de kerkgeschiedenis: en herkende men er
verwijzingen in naar een aantal pausen. Luther zat met het
boek danig in zijn maag: was het wel Christelijk? In zijn jonge jaren wenste hij het
boek niet te beschouwen als onderdeel van de bijbel. Ook
Calvijn had het er moeilijk mee: de Apocalyps is het enige
bijbelboek, waarop hij geen commentaar heeft geschreven. Men
heeft de Apocalyps ook wel proberen te begrijpen als spiegel
van de menselijke ziel en van de strijd die zich daarbinnen
voltrekt. Uiteindelijk was het een leerling van Zwingly -
Bibliander (=Buchmann) - die heeft ontdekt waar het in de
Apocalyps over ging.
In wezen is het een betrekkelijk helder boek, wanneer je
eenmaal weet waar het over gaat. In de Apocalyps gaat het over
keizer Nero en waar hij voor staat. Nero was keizer over het Romeinse rijk vanaf het
jaar 54 tot 68: een buitengewoon wrede keizer, die zijn moeder
vermoordde, evenals zijn broer, en zijn vrouw. En buiten de
familie nog vele anderen. Na zijn dood zei men van hem dat hij
niet echt dood was; hij zou gevlucht zijn naar het Oosten, naar
die andere grootmacht, die destijds bestond. Naast het
Romeinse rijk vormde het Perzische (Parthische) rijk een
grootmacht; men vreesde dat Nero wellicht aan het hoofd van de
Parthische troepen zou terugkeren. Hij zou, zo vreesde men,
uiteindelijk Rome vernietigen omdat de stad hem eens had verjaagd.
Maar volgens Johannes zou hij worden verslagen door de
teruggekeerde Messias.
"EN IK ZAG UIT DE BEK VAN DE DRAAK EN UIT DE BEK
VAN HET BEEST EN UIT DE MOND VAN DE VALSE PROFEET DRIE ONREINE
GEESTEN KOMEN, IN DE GEDAANTE VAN KIKVORSEN." (Openbaring 16:13) De kikvorsen lijken ontleend te zijn aan het verhaal over de plagen die destijds de farao van Egypte er toe moesten brengen om het volk Israêl te laten gaan. Tegelijkertijd vormen ze een verwijzing naar Zoroaster, de Perzische vorst van de duisternis; die zou de kikvors hebben geschapen. |
Het valt te begrijpen dat deze versie van het verhaal, wanneer
je bij de Romeinen toch al op een zwarte lijst staat van
staatsgevaarlijke personen, niet zomaar kunt vertellen.
Vandaar dat Johannes gebruik maakt van een soort geheimtaal,
die alleen begrepen wordt door hen die vertrouwd zijn met de
bijbelse apocalyptische literatuur: hij maakt gebruik
van alle mogelijke beelden uit het Oude Testament; wie wat bijbelvast is
herkent gemakkelijk een echo van de plagen van Egypte en van visioenen van
Ezechiël en Daniël. Mensen die het Oude Testament goed
kenden - en dat waren in die tijd ondermeer de Joden-christenen in
Klein-Azië - verwachtten destijds op korte termijn de
wederkomst van Christus. We weten inmiddels dat de heilstijd, die
werd verwacht, niet is gekomen. Wat evenwel de auteur van dit
geschrift met een profetiscche blik wel heeft voorzien is het conflict
dat zou ontstaan en dat eeuwen zou duren tussen degenen die uitsluitend
Christus als hun heer willen dienen en degenen die menen dat
ze slechts aan 'kyrios Caesar' gehoorzaamheid verschuldigd zijn.
We kunnen op grond van de inhoud dan ook ongeveer reconstrueren wanneer de Apocalyps
geschreven zal zijn: het "beest met de zeven koppen" verwijst zonder twijfel
naar de Romeinse keizers: Augustus(1), Tiberius (2), Caligula
(3), Claudius(4), Nero (5), Vespasianus (6), en Titus (7). Als
achtste - zo verwachtte men - zou Nero weer terug zou keren.
Dat valt te lezen in hoofdstuk 17: "De zeven koppen zijn zeven
heuvels waarop de vrouw zit, en het zijn zeven koningen.
Vijf van hen zijn omgekomen, één is er nu, en de laatste moet
nog komen en zal dan maar kort blijven. Het beest dat was,
en niet is, is zelf de achtste koning, al is het een van de
zeven, en het zal vernietigd worden." (9-11). Dit profetische
boek zal dus rond het jaar 80 geschreven zijn.
"EN IK ZAG EEN NIEUWE HEMEL EN EEN NIEUWE AARDE,
WANT DE EERSTE HEMEL EN DE EERSTE AARDE WAREN VOORBIJGEGAAN,
EN DE ZEE WAS NIET MEER. EN TOEN ZAG IK EEN NIEUW JERUZALEM
NEERDALEN UIT DE HEMEL - GETOOID ALS EEN BRUID. EN EEN LUIDE
STEM BIJ DE TROON ZEI: GOD IS BIJ MENSEN EN HIJ ZAL BIJ MENSEN WONEN!" (Openbaring 21:1vv.) Wij menen altijd, dat mensen naar de hemel gaan; maar hier wordt ons het omgekeerde verteld: God komt bij mensen wonen! |
Het boek is buitengewoon precies en zorgvuldig gecomponeerd:
dat blijkt ook uit de wijze waarop het getal 7 steeds weer
terugkomt: er is sprake van zeven brieven aan gemeenten, van
zeven zegels die worden geopend: in een visioen gaat het over
zeven bazuinen, zeven schalen vol gramschap en zeven plagen;
Er zijn zeven visioenen die betrekking hebben op de val van
Rome; en aan het einde van deze sabbatsrij komt dan de
bruiloft van het lam. Het geschrift van deze profeet Johannes
eindigt met een bede: "Amen, kom Heer Jezus!".
De boodschap is ook helder: die ligt feitelijk al besloten in de zeven
brieven aan de gemeenten. Deze dragen het karakter van een beoordeling:
van elke gemeente wordt opgesomd wat de sterke en de zwakke kanten
zijn; benadrukt wordt het belang van volharding en trouw in de tijden
van beproeving: uiteindelijk zullen gerechtigheid en waarheid het kwaad
overwinnen. Ja: in de hemel is de strijd al beslecht sedert Jezus heeft
gezegevierd over het kwaad.
Terwijl het boek een zekere eenheid laat zien is tevens herkenbaar dat
de schrijver diverse visioenen heeft gehad, waarin de waarheid in steeds andere
beelden tot hem kwam. Dat verklaart waarom de lezer nu en dan de indruk
kan krijgen dat de schrijver zichzelf herhaalt. De visioenen spelen zich
ook af op verschillende niveau's: soms wordt ons een beeld in de hemel
vergund, dan weer neemt de schrijver ons mee naar het aardse niveau. Dit
hangt ongetwijfeld samen met de in zijn dagen gangbare visie dat wat op aarde
staat te gebeuren al is af te lezen uit de sterren - een visie die tot vandaag
wordt gehuldigd door de astrologie.
Dit betekent evenwel niet dat men er zich destijds niet van bewust was dat
"de hemel" een metafoor was, zoals men tot op de dag van vandaag in de
Oosters Orthodoxe kerken 'weet', dat de liturgie een menselijke poging
is om de hemelse liturgie na te bootsen, die de Cherubijnen verrichten rond
Gods troon. Opvallend is dan ook dat er ook in de hemel een draak is en
een woestijn, waarnaar iemand kan ontkomen; wanneer "de vrouw die
bekleed was met de zon, met de maan onder haar voeten en een krans van
twaalf sterren op haar hoofd" (Apoc. 12:1) daarheen vlucht vindt
ze daar voor een tijd een veilig onderkomen op een plaats die God daar
voor haar gereed had gemaakt; in deze vrouw kunnen we een verwijzing
herkennen naar het nieuwe Jeruzalem, c.q. naar de kerk in de verdrukking.
Even later lezen we dat de hemelse strijd een voorafspiegeling was van wat
zich op aarde gaat voltrekken: wanneer de hemelse strijd is gestreden wordt
de aandacht van de lezer gevestigd op hetgeen er op aarde gebeurt.
(Apoc. 12:13vv.)
Uiteindelijk zullen het beest en zijn profeet worden verslagen, zal het
kwaad worden overwonnen en zal het nieuwe Jeruzalem uit de hemel neerdalen.
Het kasteeel te Angers; het is gebouwd rond 1200 op last van een Spaanse prinses, Blanche van Castilië, de voogdes van Lodewijk de Heilige. Het is een indrukwekkend fort, met een ommuring, die méér dan 1 km. lang is; op de muur staan 17 torens; de hoogte van de muren varieert van 40 tot 50 m. |
De afbeeldingen, die op deze pagina zijn opgenomen, zijn
afkomstig van een Middeleeuws wandkleed dat zich in Angers
bevindt: in het kasteel. Het kleed is vervaardigd tussen 1373 en 1383, in opdracht
van de hertog van Anjou (Lodewijk I). Dat het kleed er nog is
mag een wonder heten! Het is een kleed van 130 meter lang en 5
meter hoog. En het is samengesteld uit zes onderdelen, die
steeds met elkaar verbonden zijn door de grote rijzige
gestalte van de verteller. Het kleed is in de 19de eeuw
ontdekt door een kannunnik, Joubert: hij vond stukken van het
kleed op de zolder van de kathedraal van Angers. Bij nader
onderzoek bleek, dat andere stukken van het kleed ook nog
bestonden: zo vond hij op een boerenerf een gedeelte terug,
dat werd gebruikt als dekkleed; een ander gedeelte werd
gebruikt als beddesprei. Dankzij hem is een begin gemaakt met
de restauratie van wat er nog van het kleed over was.
Reactie? Zend een E-mail
© A.E.J. Kaal, 2013.