Johannes 2:1-11
Het evangelie van Johannes neemt in de bijbel een bijzondere plaats in, ondermeer door het ontbreken van gelijkenissen. Toch ontbreekt dit spreken over het heil in beelden niet ècht: het evangelie van Johannes beschrijft namelijk een reeks wonderlijke gebeurtenissen met Jezus als centrale figuur die, evenals de gelijkenissen elders, het karakter dragen van een raadsel. Eén van deze raadselachtige geschiedenissen is het verhaal over het wonder, dat geschiedt tijdens de bruiloft in Kana. Wat wil dit verhaal ons voorleggen aan vragen? Wat wordt erin verkondigd?
Al lezend, worden onze gedachten al snel herinnerd aan verhalen uit het Oude Testament. Zo zijn de woorden, die Jezus tegen Maria gebruikt - (Τι εμοι και σοι, γυναι?/hoe heb ik het nou met U, vrouw?/wat heb ik met U te maken, vrouw?) - dezelfde als die de weduwe van Sarfath op verwijtende toon tot Elia spreekt, op het moment dat haar kind gestorven blijkt te zijn: "Hoe heb ik het met U, man Gods? Hebt gij bij mij intrek genomen om mijn ongerechtigheid in herinnering te brengen en te maken dat mijn zoon sterft?" (1 Koningen 17:18). Een nog duidelijker verbinding valt te leggen met het verhaal, waarin verteld wordt hoe Mozes eens, toen de Israëlieten welhaast omkwamen van de dorst, bitter water (mara, brak water?) veranderde in drinkwater: "Drie dagreizen trokken zij (de Israëlieten) door de woestijn, zonder water te vinden. En zij kwamen te Mara, maar zij konden het water daar niet drinken, omdat het bitter was. Daarom heette die plaats Mara. Toen morde het volk tegen Mozes en zei: wat moeten wij drinken?" (Exodus 15:22vv.). Ook de woorden van Maria tegen de bedienden - "wat hij U ook zegt, doe dat" - lijken een echo te zijn van woorden uit dit Mara-verhaal, waarin Mozes de Israëlieten, om hen op de proef te stellen, aldus toespreekt: "Indien ge aandachtig luistert naar de stem van de Heer uw God, en doet wat recht is in zijn ogen en uw oor neigt tot zijn geboden...enz., dan zult u niet door zulke (als in Egypte) plagen worden getroffen". Zulke overeenkomsten zijn niet toevallig: het zijn verwijzingen die de toehoorder/de lezer helpen om duidelijk te krijgen hoe het verhaal begrepen moet worden. We mogen concluderen, dat minstens één van de redenen, waarom het verhaal wordt verteld is dat de evangelist ons wil bepalen bij de vraag wie deze Jezus was: is in hem misschien Elia teruggekomen? Of Mozes? Mozes was voor de Joden een belangrijke figuur, een bevrijder. In moeilijke tijden verwachtte men hem terug. Opvallend in de Mozesverhalen is, dat deze leider tegelijkertijd moest lijden onder de ongelovigheid van 'zijn' volk. Volgens het Johannes-evangelie is Jezus méér dan Mozes (lees hierover ook Johannes 4: het verhaal over de Samaritaanse vrouw). Met deze vraag op de achtergrond, wie deze Jezus is, sluit dit verhaal over het wonder te Kana aan bij het eerste hoofdstuk van het Johannes-evangelie.
Maar er is nog een belangrijke sleutel in het
verhaal verborgen: het water-wijn-wonder vindt plaats onder heel
andere omstandigheden dan de Oudtestamentische verhalen waarnaar we
verwezen. De weduwe van Sarfat had amper meel om daar brood van te
bakken, en de Israëlieten in de woestijn waren uitgeput: maar
hier, in Kana wordt er een bruiloft gevierd. Nu is de bruiloft in de
Joodse traditie een beeld, dat eigenlijk altijd verwijst naar het
verbond tussen God en zijn volk. De vrouw is in deze metafoor het
beeld van het volk Israël, uitverkoren, begenadigd en bestemd om
vruchtbaar te zijn. Wonderlijk genoeg is er in het verhaal over de
bruiloft in Kana geen sprake van een bruid, en al evenmin van een
bruidegom. Er wordt slechts gesproken over een soort
ceremoniemeester. Maar wie weet heeft van de Joodse traditie kan in
Maria gemakkelijk de representant herkennen van Gods uitverkoren
volk, en in Jezus de incarnatie van de God van Israël, God in de
gestalte van een mens. De vrouwen in het Johannesevangelie verwijzen
vaker naar "het vrome volk": in Kana is het Maria, bij de
bron is het de Samaritaanse vrouw, bij de opwekking van Lazarus is
het Martha, en bij de opstanding Maria Magdalena. De woorden van
Maria - ze hebben geen wijn - staan dan ook op één lijn
met woorden van Mozes in de woestijn: ze hebben geen brood; het volk
dreigt te sterven.
Zo krijgt deze raadselachtige geschiedenis geleidelijk steeds meer relief. Het zijn oeroude motieven die hier door de auteur met elkaar verweven zijn: water uit de doodsrivier, de reiniging, de doortocht en het beloofde land van melk en honing, waar de tafel voor het feest al is gedekt. Kanaän: zo heet het land van belofte; en - zo wordt ons hier verteld - de stad van de bruiloft heet Kana. Wat een vondst!
Binnen het kader van het Johannesevangelie is het "teken", dat in Kana geschiedt het eerste van een serie van zeven *). Het laatste in die rij is de opwekking van Lazarus. Het zevental verwijst naar een nieuwe schepping: "zes dagen en één", omvat volgens Genesis 1 het scheppingsverhaal. Hier, in Kana, is sprake van zes kruiken: één voor elke scheppingsdag? Om de spirit (spiritus=geest) erin te houden? Alles wijst vooruit naar dood en opstanding: naar het wonder op de derde dag... (Mara en Golgotha).
De belangrijkste vraag is natuurlijk: wat wordt hier nu verkondigd? Hoe moeten we dit verhaal ontdoen van alle beeldspraak? Waar mogen we op hopen op momenten in ons leven dat het ons begint te ontbreken aan spirit, aan levensmoed, aan geestkracht, aan geloof in de goede God? Bijvoorbeeld, omdat ons leven op een mislukking dreigt uit te lopen? Of omdat we voor de zoveelste keer onze onmacht ervaren? Omdat we diep in ons hart worden gekweld door angst voor de toekomst? Enz. Waaruit bestaat nu eigenlijk het wonder?
Er is wel gezegd: het wonder van Kana is, dat de bedienden ook inderdaad doen wat Jezus zegt. Dat lijkt me niet juist. We worden weliswaar, net als die bedienden, uitgenodigd om te doen wat Jezus zegt, maar dat is dan toch alleen nog maar gehoor geven aan zijn roep om op weg te gaan. Het wonder krijgt geen kans, wanneer die oproep wordt genegeerd.
Zou je mogen zeggen, dat de verandering van water in wijn zinspeelt op de mogelijkheid dat er met mensen soms ineens iets gebeurt, waardoor ze geraakt worden en oog krijgen voor de hoogte- en dieptedimensies van het bestaan? Iets, waardoor ze in staat blijken om alles, zelfs het alledaagse, te gaan zien "sub specie aeterni" (Spinoza), in een goddelijk licht? Zou het wonder niet zijn, dat er dan ook vaak ineens dingen mogelijk blijken, waardoor een mens zichzelf kan overstijgen? Wanneer we aandachtig gaan leven, wordt soms ons blikveld verruimd zodat we zin en betekenis gaan ontdekken in de vaak kleine onooglijke details. Het wonderlijke daarvan is, dat het ons overkomt. En als het ons overkomt, wint het leven aan kwaliteit: dat is, naar het zich laat aanzien, de boodschap van Kana. Maar het definitieve antwoord op al deze vragen rond het wonder volgt nog in het verloop van het Johannes-evangelie. De woorden "mijn ure is nog niet gekomen" nodigen ons uit om verder te lezen en getuige te worden van het Paas/Pinkstermysterie, waar het Johannesevangelie op uitloopt.
*) Zeven tekenen: het wijnwonder, genezing van de zoon van de hoveling, genezing van de man die 38 jaar ziek is geweest, broodwonder, wandeling op het water, genezing van de blindgeborene, opwekking van Lazarus.
Naar de volgende pagina
Terug naar de indexpagina
Reactie? Zend een E-mail
Last
updated 17.4.2006