Hoe zit de werkelijkheid in elkaar? Door de eeuwen heen hebben mensen gedroomd over het bestaan van een transcendente, onkenbare, hogere werkelijkheid die de zintuigelijk waarneembare wereld omvat en beheerst.
Illustratie: gravure uit "L'atmosphère: metéorologie populaire" van de franse sterrenkundige Flammarion, 1888; het oorspronkelijke onderschrift luidt: "Un missionaire du moyen âge raconte qu'il avait trouvé le point où le ciel et la Terre se touchent" (een zendeling uit de Middeleeuwen meldt dat hij het punt waar hemel en aarde elkaar raken heeft gevonden).



GNOSTICISME



    Het woord gnosticisme duidt een beweging aan, net zoals de woorden liberalisme, communisme, feminisme en andere -ismen. Elk van deze stromingen duidt op een ideologie. Bij het gnosticisme draait alles om 'gnosis'. De moeilijkheid is dat niet zo gemakkelijk valt uit te leggen wat met dit woord, dat afkomstig is uit het Grieks, nu eigenlijk wordt bedoeld. Vaak wordt het vertaald met 'kennis', 'inzicht' of 'weten'. Maar om wat voor een inzicht of kennis gaat het dan precies? En hoe kom je aan dat inzicht?
    Een van de grootste kenners van het gnosticisme in ons taalgebied was professor G. Quispel. In een interview zei hij ooit: "Van oudsher bestaan de geleerde gnosis en de vulgaire gnosis naast elkaar". Zo gaf hij lucht aan zijn irritatie over allerhande modieus en lichtzinnig gepraat over esoterie, holisme en andere zogenaamd diepzinnige zaken, die als gnosis worden aangeduid: zoals kennis omtrent Atlantis, de Katharen en de Himalaya.
Wat hij ermee wilde zeggen is dat er over gnosticisme veel onzin wordt verteld. Zelf studeerde hij klassieke talen en theologie. Hij groeide uit tot een internationaal bekend wetenschapper en specialist op het gebied van gnostiek. Niettemin, zo vertelde hij, had het hem jaren had gekost voordat hij goed begreep waar het om ging. En lang was hij ook niet in staat om zijn eigen ervaringen met het gnosticisme zo te verwoorden, dat anderen er warm voor konden lopen.
    Het gnosticisme is overigens niet alleen een stroming uit de antieke wereld. Volgens Quispel heeft deze stroming als derde component (naast wetenschap en geloof) de hele West-Europese geschiedenis mee bepaald. Mensen zoals Goethe, Mozart en Vasalis zijn daar exponenten van. In het volgende zullen wij ons beperken tot een beschrijving in hoofdlijnen, die voornamelijk is gebaseerd op antieke bronnen. Maar laat het vooraf duidelijk zijn, dat de beschrijving in geen enkele werkelijke vorm van gnosticisme precies zo is aan te treffen. Dat komt omdat het gnosticisme zich in heel uiteenlopende religieuze en levensbeschouwelijke stromingen heeft gemanifesteerd, en steeds weer een beetje anders.

Oorsprong
    Er is veel gespeculeerd over de vraag hoe, wanneer en waar het antieke gnosticisme is ontstaan. Sommige geleerden dachten dat met name de ideeënwereld van Plato grote invloed heeft gehad. Anderen hebben gemeend invloeden aan te kunnen wijzen van de Indische filosofieën, het Hindoeïsme en het Boeddhisme. Nog weer anderen herkenden er trekken in van de Joodse kabbalistiek. En ook is wel gewezen op de dualistische godsdiensten van het oude Perzië. Vandaag de dag bestaat de neiging om de vraag naar de herkomst maar te laten rusten: deze 'historische benadering' zou onvruchtbaar zijn omdat er niets te bewijzen valt en die ook niet veel verheldert. Dat komt ook door de al eerder vermelde veelvormigheid.

Een andere benadering
In plaats van te denken in termen van oorzaak en gevolg kun je je ook afvragen:     hoe zou het komen, dat het gnosticisme zich juist in de periode rond het begin van onze jaartelling in verschillende milieus in zoveel belangstelling mocht verheugen? Godsdiensthistorici wijzen in dit verband op de Hellenisering van het Middellandse Zeegebied. Het Hellenisme zou voor veel mensen betekend hebben, dat oude en denkbeelden en gewoonten, waarmee men vertrouwd was, ineens niet meer vanzelfsprekend bleken te zijn. Veel mensen zouden zich in de nieuwe situatie ontheemd en ontworteld hebben gevoeld. Dit gebrek aan geborgenheid zou zich hebben vertaald in een sterk verlangen naar verlossing en bevrijding van het beklemmende gevoel opgesloten te zitten in deze werkelijkheid. Mogelijk vormt dit een verklaring voor de opkomst en de bloei van het gnosticisme juist in die tijd.

Christelijk gnosticisme
    Eén van de modaliteiten van het gnosticisme is het Christelijk gnosticisme. Er is wel gesteld dat dit Christelijk gnosticisme eigenlijk taal en beelden van het gnosticisme gebruikt om het Christendom verstaanbaar te maken voor mensen, die opgenomen waren in de stroom van het Hellenisme. Maar misschien ligt het toch nog wat anders, want "het" Christendom bestond aanvankelijk nog niet. Tot op de dag van vandaag hebben gelovigen de neiging om terug te gaan in de tijd om op zoek te gaan naar het enige 'ware' Christendom door op zoek te gaan naar de persoon van Jezus. Dat verklaart de talloze studies die gewijd zijn aan de speurtocht naar informatie over de historische Jezus van Nazareth. Maar wie denkt daar 'de bron' te vinden komt bedrogen uit. De meeste onderzoekers zijn tot de slotsom gekomen dat al het speurwerk nauwelijks iets heeft opgeleverd: de persoon Jezus is gehuld in de nevelen van een veelheid aan interpretaties: door mensen die zichzelf allemaal Christen noemden. Slechts van enkele uitspraken neemt men aan, dat die mogelijk ècht zijn terug te voeren op Jezus. Maar zelfs dat is niet veel meer dan een veronderstelling. Er is dus over de historische Jezus niet zoveel bekend. Ongetwijfeld zal het zo zijn dat Jezus is opgegroeid als timmermanszoon in Nazaret, in een gezin dat waarschijnlijk sympathiseerde met de opvattingen van de farizeeërs; dat hij rond zijn 30ste - mogelijk daartoe geïnspireerd door Johannes de Doper - een charismatisch prediker is geworden die rondtrok door Galilea en al snel veel volgelingen kreeg; en dat hij uiteindelijk in Jeruzalem is veroordeeld tot de smadelijke dood aan een kruis op grond van Godslastering. Maar dat zegt op zich niet zoveel over zijn betekenis, zijn missie, zijn boodschap, en de redenen waarom hij zo'n indruk heeft gemaakt. Daarvoor moeten we zijn bij mensen die over hem geschreven hebben. Voor een deel waren dat Joden, voor een deel ook 'Hellenisten'. Zij schreven zo hun eigen gedachten op over de vraag hoe het toch mogelijk is om vol te houden, dat deze Jezus - die op hen zo'n grote indruk had gemaakt tijdens zijn leven - de Christus (Messias) is, of 'de Verlosser' - niettegenstaande de gruwelijke afloop van zijn leven. Diverse volgelingen deden dit op hun eigen manier, vanuit het eigen referentiekader. Het is dan ook een vergissing om te menen dat er aanvankelijk een universeel en éénvormig Christendom heeft bestaan. Integendeel! Veel gelovigen, onder wie ook de gnosticerende volgelingen van Jezus, beschouwden zichzelf als orthodox: als Christenen dus, die het bij het rechte eind hadden. Dat deze groepen later zijn verketterd doet daar niets aan af. Uit de eerste brief van Johannes, om een voorbeeld te noemen, blijkt dat er al heel vroeg in de eerste eeuw spanningen bestonden binnen een geloofsgemeenschap in Klein-Azië, de groep waaraan hij zijn brief richtte. Er waren onder hen gelovigen die, net als Johannes, ervan overtuigd waren dat Jezus de geïncarneerde zoon van God was; maar er waren anderen, die meenden dat Jezus slechts schijnbaar als mens was verschenen en dat hij in werkelijkheid als een 'hypostase' van de hoogste God was rondgegaan om mensen te verlossen: door hen in te wijden in de verborgen mysteriën van het universum. Het is belangwekkend om de uiteenlopende visies van deze vroege Christenen naast elkaar te leggen en met elkaar te vergelijken - om zo onze eigen visie op Jezus scherper in beeld te krijgen.

Kenmerken
    Eén van de karakteristieken van de gnosticistische levensgevoel was, dat men de werkelijkheid als uitzichtloos ervoer. In de denkwereld van het christelijk gnosticisme werd dit in die zin vertaald, dat deze wereld niet als een 'goede schepping' kon worden beschouwd, zoals het verhaal uit Genesis ons wil doen geloven. In de ogen van deze Christenen kon de scheppergod uit Genesis onmogelijk de 'ware' God zijn - gezien alle ellende, corruptie en wreedheid als gevolg van duistere machten. In hun ogen was deze wereld geschapen door een klungelige demiurg. Zij geloofden in een 'God boven God' (de uitdrukking is ontleend aan Tillich, die in zijn theologie stelt dat wat mensen voor ogen staat als ze het woord 'God' horen niet ècht God is; volgens hem is God veel verhevener, 'de diepte van het bestaan'; deze intuïtie raakt aan de opvattingen van veel gnostici).
    Daarmee komen we dan ook bij een belangrijk strijdpunt met betrekking tot de Christologie: de incarnatie. Als we afgaan op de evangelisten en de leer van de latere kerk is God geïncarneerd, waarmee gezegd wil zijn dat God uit liefde voor de mensheid mens is geworden; daarmee is God ook immanent in en solidair met deze wereld. Gnostici zien dat anders. Verder wordt in de evangeliën over Jezus gesproken als 'het lam Gods, dat de zonden der wereld wegdraagt': God zou het de mensen aanrekenen dat zij zondigen en geen respect hebben voor God; God zou daarvoor eigenlijk genoegdoening moeten ontvangen; maar, barmhartig als Hij is, is in deze wereld gekomen om zèlf het offerlam te zijn. Andere gelovigen echter wilden Jezus niet als 'zondebok' zien. Ze verwierpen dan ook de gedachte dat het kruis een heilsgeheim was. En van de offergedachte wilden ze ook niets weten: een God die behoefte heeft aan genoegdoening leek te zeer op de God van het Oude Testament en dat was niet hun God. Zij hielden het erop dat Jezus, afkomstig uit hogere sferen, min of meer incognito was neergedaald om de geheimen van het universum en de lichtwereld te openbaren aan hen die daarvoor open stonden. Veel van de gnostische evangeliën zijn dan ook 'apokrief', wat wil zeggen dat ze alleen bestemd zijn voor geroepenen (de goede leerlingen).
    De gedachte dat Jezus' boodschap niet voor iedereen bestemd is vinden we overigens ook wel in het Nieuwe Testament: "De leerlingen kwamen naar hem toe en vroegen: 'Waarom spreekt u in gelijkenissen?' Hij antwoordde: 'Jullie mogen de geheimen van het koninkrijk van de hemel kennen, hun is dat niet gegeven'. (Matteüs 13:10v.) Ook het feit dat Jezus zijn leerlingen verbiedt om met anderen te spreken over zijn identiteit zou erop wijzen dat dit een mysterie is, dat alleen ervaren kan worden:
"Toen vroeg hij hun: 'En wie ben ik volgens jullie?' Petrus antwoordde: 'U bent de messias'. Hij verbood hun op strenge toon om met iemand hierover te spreken".     Een en ander had natuurlijk gevolgen voor het opstandingsgeloof. Enerzijds waren er de Christenen, die stellig geloofden in letterlijke betekenis van de opstanding uit de dood omdat in hun visie Jezus een mens was van vlees en bloed: door een godswonder zou de dode weer tot leven zijn gewekt. Andere Christenen beschouwden de opstanding als een spiritueel gebeuren: niet het stoffelijke lichaam van Jezus, maar een geestelijk lichaam leefde voort (Cf. 1 Cor. 15). Veel gnosticerende Christenen vonden de anderen dan ook nogal materialistisch en weinig spiritueel. Volledigheidshalve dient gezegd te worden dat er ook gnosticerende Christenen waren, die wèl in de letterlijke opstanding geloofden.
    Een interessante vraag, die hierbij aan de orde is, is de vraag naar het mensbeeld: bestaat de mens uit drieën: lichaam, ziel en geest? Of uit tweeën: een sterfelijk lichaam en een onsterfelijke ziel? Of is er mogelijk sprake van een hemelse dubbelganger? Met name onder gnostici waren velen de laatste mening toegedaan: alles wat op aarde gebeurt heeft een hemels prototype, een 'Prolog im Himmel' (Quispel). Bij Matteüs treffen we mogelijk een spoor van deze denkwijze aan in het 18de hoofdstuk:
"Want ik zeg jullie: (het gaat over kinderen) hun engelen in de hemel aanschouwen onophoudelijk het gelaat van mijn hemelse Vader". (Matteüs 18:10). Hoe dit zij: het opstandingsgeloof en wat daarmee samenhing werd met name in de 2de eeuw, een tijd van Christenvervolgingen, een heikel twistpunt: omdat het consequenties had voor vragen rond de dreiging van het martelaarschap.
    In samenhang met de diverse opvattingen speelden ook nog twee andere vragen een rol. Wat te denken van het lege graf? En wat, van de verschijningen na Pasen: verscheen Jezus in een gestalte van vlees en bloed of was er sprake van een soort 'engel'? En wat te denken van de gezamenlijke maaltijden? Van de eucharistie en de daarbij uitgesproken formules?

Ketterij
    Dat gnostici zijn verketterd is bekend. Dat is vooral gebeurd op grond van de overtuiging dat er maar één God is: en dat is de God van Genesis; de God van Abraham, Isaäk en Jacob; de God van de uittocht en de God van Mozes; de God van de profeten; de God van Israël; en de God die Jezus aansprak als Abba (Vadertje). Bij die Ene God hoort ook één verbondsvolk, één universele kerk (het nieuwe Israël), één universele waarheid. Maar de realiteit liet iets anders zien: er heerste - zoals gezegd - grote verwarring omtrent Jezus en er was totaal geen eenheid in het geloof van hen, die zichzelf Christenen noemden. Er waren dan ook tal van evangeliën in omloop. Dat kon zo niet: er was toch maar één waarheid. Het kaf moest gescheiden worden van het koren. De veelheid aan opvattingen diende te worden gekanaliseerd. Dat is dan ook met succes gebeurd via een moeizaam proces. De dijken, die zijn opgeworpen door wat later de overwinnaars bleken te zijn, waren: de vaststelling van een canon; de formulering van een 'apostolische' geloofsbelijdenis; en de legalisering van een gezagsstructuur (bisschoppen, priesters en diakenen). Eén en ander ging, zoals zich laat begrijpen, niet zonder slag of stoot. Wie dwars lagen werden verketterd. En manuscripten, waarin iets anders stond dan in de gecanoniseerde geschriften, moesten worden verboden, of liever nog, worden verbrand. Het duurde vele jaren voordat de strijd gestreden was en er werkelijk sprake was van de ene algemene (katholieke) Christelijke kerk.

De canon
    Het griekse woord κανονιζω (kanonizoo) betekent: tot richtsnoer maken. In de periode, dat het Nieuwe Testament nog niet bestond (voor het jaar 180) waren er tal van geschriften in omloop, waarin Jezus Christus werd beschreven als de Heiland en Verlosser. Veel van die geschriften werden aangeduid als evangelie. Zo had je behalve de vier bekende evangeliën 'Het evangelie der Waarheid', 'Het evangelie van Thomas', 'Het evangelie van Filippus', 'Het evangelie van Maria' (Magdalena), 'Het evangelie van de Hebreeën', 'Het evangelie van de Ebionieten', 'Het evangelie van Judas, en waarschijnlijk nog wel een hele serie. Het waren er ongetwijfeld veel meer dan wij weten. Zelfs in India bestaat een geschrift, het evangelie van Issa, waarvan wordt gezegd dat het heel oud is: in dat evangelie wordt ondermeer geschreven over de jaren van het leven van Jezus, waarover in de bijbel niets te vinden is. Behalve evangeliën waren er ook tal van geschriften die onder de titel 'Handelingen' in omloop waren, brieven aan gemeenten, en 'Apocalypsen'. De canon bestaat uit een beperkte selectie uit deze uitgebreide vroegchristelijke literatuur: een selectie die, naar de opvatting van de kerk in wording, tot richtsnoer diende voor allen die zich Christen wilden noemen. Dit zijn de geschriften die we terugvinden in wat 'het Nieuwe Testament' is gaan heten. Je zou nu kunnen denken, dat in dit Nieuwe Testament de sporen van het gnosticisme ontbreken. Maar dat is, zoals we al zagen, niet zo. Zowel in de evangeliën als in de brieven en de Apocalyps vinden we dergelijke sporen.
Met het vaststellen van de canon was de eenheid van denken nog niet gegarandeerd. Zo bleek bijvoorbeeld al spoedig dat er de verschillende evangeliën elkaar leken tegen te spreken en dat er passages in stonden die heel verschillend konden wordenuitgelegd. Dit bracht Augustinus ertoe (4de eeuw!) om daar een uitvoerig geschrift aan te wijden, "De consensu euangeliarum" (= over de eensluidendheid van de evangeli
ën), om aan te tonen dat de vier evangelisten het geheel met elkaar eens zijn. Daarin bespreekt Augustinus gedetailleerd al de teksten die schijnbaar met elkaar op gespannen voet staan. Ook benadrukt hij dat dit niet betekent dat er geen ruimte meer zou zijn voor een verschillende uitleg: dat die ruimte er is komt doordat de teksten geïnspireerd zijn door de heilige Geest.

Gnosis
    Na dit alles opnieuw een poging om een indruk te geven van wat gnosis inhoudt. Zoals al is opgemerkt: ook in het Nieuwe Testament is hier en daar sprake van gnosis, van kennis die van een ander gehalte is dan wat we doorgaans onder kennis verstaan. We noemden al het voorbeeld van de kinderen, die volgens Matteüs de stoffelijke gestalte zijn van hemelse engelen; andere voorbeelden zijn het opstandingslichaam, waarover Paulus schrijft (1 Corinthe 15), de verhalen waarin sprake is van visioenen waardoor kennis wordt verkregen (bijv. het visioen van Petrus, beschreven in Handelingen 10:11v.). En ook, waar Jezus spreekt over kinderen, heeft dat te maken met gnosis: "Ik verzeker jullie: als je niet verandert en wordt als een kind, dan zul je het koninkrijk van de hemel zeker niet binnengaan" (Matteüs 18:3). Om de samenhang te begrijpen is een kleine rondgang langs denkbeelden rond het kind, zoals die in de oudheid bestonden, informatief. Eén van die denkbeelden was, dat een kind nog beschikt over de gave van de divinatie.
    Zo wordt van Valentinus, een geniaal en welsprekend man uit de tweede eeuw, verteld dat hij eens een visioen kreeg waarin hij de geboorte van een kind zag. Toen hij probeerde om erachter te komen wie dat kind was ontdekte hij, door het stellen van vragen, dat het de LOGOS (het goddelijke scheppende WOORD) was. Deze visionaire ervaring bleek voor hem het begin van een nieuw bestaan.
    Ook van de kerkvader Augustinus wordt verteld dat het een kind was, waardoor zijn leven totaal veranderde. Op een warme dag zat hij buiten en hoorde in de verte het kind van de buren roepen 'tolle, lege' (neem op, lees!). Daarop nam hij de bijbel ter hand en begon te lezen. Bij toeval(?) was dat uit de brief van Paulus aan de Romeinen. Wat hij las maakte op Augustinus zo'n indruk, dat hij zich bekeerde van het losbandige leven, dat hij tot dan toe had geleid.
    Het verschil is duidelijk: in het geval van Augustinus is het kind een 'medium'; in het geval van Valentinus is het kind een hypostase van God: het is niet God zelf, maar 'zijn liefste kind'. Terwijl bij Augustinus de bekering tot stand komt via het woord, gebeurt dit bij Valentinus via het 'schouwen'. Met name dit 'schouwen' kan het inzicht schenken dat met gnosis wordt bedoeld.
    In het onlangs ontdekte evangelie van Judas staat dat Jezus niet altijd herkenbaar was voor zijn leerlingen, omdat hij soms in hun midden was verschenen in de gestalte van een kind. Dit illustreert hoe ook in dit geval het kind beschouwd wordt als een manifestatie van de lichtwereld. De gnosticus ziet ook zichzelf als 'kind van de Vader'. En in hun opvatting is ook Jezus een hypostase van de hoogste God ('Gods liefste kind'). Een kind is (nog) in staat om zijn bestaan te ervaren als "er zijn" zonder enig voorbehoud; zo heeft het (nog) deel aan het hemelse paradijs.
    Als het over kinderen gaat voegt het Grieks daar dikwijls het woord
νηπιος (nèpios) aan toe (= ongerept, onnozel, onschuldig). Dat staat tegenover τελειος (teleios) - volwassen. Een kind moet immers volwassen worden - zou je denken. Maar in bepaalde Christelijke kringen dacht men niet zo: daar oordeelde men, dat de volwassenheid ons dreigt te beroven van een kostbaar kenvermogen, de gave van de divinatie.*) Waarschijnlijk dienen we de woorden van Jezus over het kind dan ook te verstaan te verstaan tegen deze achtergrond: “het is onmogelijk het koninkrijk van de hemel binnen te gaan als iemand niet verandert en wordt als een kind. Want ik zeg jullie: hun engelen in de hemel aanschouwen onophoudelijk het gelaat van mijn hemelse Vader".


*)
Tot op de dag van vandaag treffen we dergelijke opvattingen aan, bijv. onder anthroposofen.

Tot slot
    Het gnosticisme is dus een veelkleurige beweging, gebaseerd op de veronderstelling dat een mens, gebruikmakend van zijn vermogen tot divinatie, tot inzicht (gnosis) kan komen: tot inzicht in zichzelf, in de aard van de werkelijkheid en in God; en dat de mens zo bevrijd kan worden van alle pessimisme en aardse gehechtheid.

Vragen ter overweging:
1a. Lettend op de canon van het NT, de geloofsbelijdenis en kerkstructuur: in hoeverre reken jij jezelf tot de (ene algemene Christelijke) kerk?
1b. Is het gnosticerende Christendom met recht geëtiketteerd als een verwording van het christelijke geloof?
2. "En jullie, wie zeggen jullie dat ik ben?" Die vraag van Jezus is door de eeuwen heen actueel voor mensen die zich Christen noemen. Het is DE vraag waar kerken (en gelovigen) steeds weer een antwoord op moeten geven. Hoe ziet jouw Christologie eruit?
3. Hoe sta je tegenover de gedachte, dat het geloof het uiteindelijk moet hebben van de gave van divinatie?




Terug naar het begin van deze pagina


Meer weten over deze website? Ga naar de TITELPAGINA of naar de SITEMAP.

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2012.