Hoe zit de werkelijkheid in elkaar? Door de eeuwen
heen hebben mensen gedroomd over het bestaan van een
transcendente, onkenbare, hogere werkelijkheid die de zintuigelijk
waarneembare wereld omvat en beheerst. |
Het woord gnosticisme duidt
een beweging aan, net zoals de woorden liberalisme, communisme,
feminisme en andere -ismen. Elk van deze stromingen duidt op een
ideologie. Bij het gnosticisme draait alles om 'gnosis'. De
moeilijkheid is dat niet zo gemakkelijk valt uit te leggen wat met
dit woord, dat afkomstig is uit het Grieks, nu eigenlijk wordt
bedoeld. Vaak wordt het vertaald met 'kennis', 'inzicht' of 'weten'.
Maar om wat voor een inzicht of kennis gaat het dan precies? En hoe
kom je aan dat inzicht?
Een van de
grootste kenners van het gnosticisme in ons taalgebied was professor
G. Quispel. In een interview zei hij ooit: "Van oudsher bestaan
de geleerde gnosis en de vulgaire gnosis naast elkaar". Zo gaf
hij lucht aan zijn irritatie over allerhande modieus en lichtzinnig
gepraat over esoterie, holisme en andere zogenaamd diepzinnige zaken,
die als gnosis worden aangeduid: zoals kennis omtrent Atlantis, de
Katharen en de Himalaya.
Wat hij ermee wilde zeggen is dat er over
gnosticisme veel onzin wordt verteld. Zelf studeerde hij klassieke
talen en theologie. Hij groeide uit tot een internationaal bekend
wetenschapper en specialist op het gebied van gnostiek. Niettemin, zo
vertelde hij, had het hem jaren had gekost voordat hij goed begreep
waar het om ging. En lang was hij ook niet in staat om zijn eigen
ervaringen met het gnosticisme zo te verwoorden, dat anderen er warm
voor konden lopen.
Het gnosticisme is
overigens niet alleen een stroming uit de antieke wereld. Volgens
Quispel heeft deze stroming als derde component (naast wetenschap en
geloof) de hele West-Europese geschiedenis mee bepaald. Mensen zoals
Goethe, Mozart en Vasalis zijn daar exponenten van. In het volgende
zullen wij ons beperken tot een beschrijving in hoofdlijnen, die
voornamelijk is gebaseerd op antieke bronnen. Maar laat het vooraf
duidelijk zijn, dat de beschrijving in geen enkele werkelijke vorm
van gnosticisme precies zo is aan te treffen. Dat komt omdat het
gnosticisme zich in heel uiteenlopende religieuze en
levensbeschouwelijke stromingen heeft gemanifesteerd, en steeds weer
een beetje anders.
Oorsprong
Er is
veel gespeculeerd over de vraag hoe, wanneer en waar het antieke
gnosticisme is ontstaan. Sommige geleerden dachten dat met name de
ideeënwereld van Plato grote invloed heeft gehad. Anderen hebben
gemeend invloeden aan te kunnen wijzen van de Indische filosofieën,
het Hindoeïsme en het Boeddhisme. Nog weer anderen herkenden er
trekken in van de Joodse kabbalistiek. En ook is wel gewezen op de
dualistische godsdiensten van het oude Perzië. Vandaag de dag
bestaat de neiging om de vraag naar de herkomst maar te laten rusten:
deze 'historische benadering' zou onvruchtbaar zijn omdat er niets te
bewijzen valt en die ook niet veel verheldert. Dat komt ook door de
al eerder vermelde veelvormigheid.
Een andere benadering
In
plaats van te denken in termen van oorzaak en gevolg kun je je ook
afvragen: hoe zou het komen, dat het
gnosticisme zich juist in de periode rond het begin van onze
jaartelling in verschillende milieus in zoveel belangstelling mocht
verheugen? Godsdiensthistorici wijzen in dit verband op de
Hellenisering van het Middellandse Zeegebied. Het Hellenisme zou voor
veel mensen betekend hebben, dat oude en denkbeelden en gewoonten,
waarmee men vertrouwd was, ineens niet meer vanzelfsprekend bleken te
zijn. Veel mensen zouden zich in de nieuwe situatie ontheemd en
ontworteld hebben gevoeld. Dit gebrek aan geborgenheid zou zich
hebben vertaald in een sterk verlangen naar verlossing en bevrijding
van het beklemmende gevoel opgesloten te zitten in deze
werkelijkheid. Mogelijk vormt dit een verklaring voor de opkomst en
de bloei van het gnosticisme juist in die tijd.
Christelijk
gnosticisme
Eén van de modaliteiten
van het gnosticisme is het Christelijk gnosticisme. Er is wel gesteld
dat dit Christelijk gnosticisme eigenlijk taal en beelden van het
gnosticisme gebruikt om het Christendom verstaanbaar te maken voor
mensen, die opgenomen waren in de stroom van het Hellenisme. Maar
misschien ligt het toch nog wat anders, want "het"
Christendom bestond aanvankelijk nog niet. Tot op de dag van vandaag
hebben gelovigen de neiging om terug te gaan in de tijd om op zoek te
gaan naar het enige 'ware' Christendom door op zoek te gaan naar de
persoon van Jezus. Dat verklaart de talloze studies die gewijd zijn
aan de speurtocht naar informatie over de historische Jezus van
Nazareth. Maar wie denkt daar 'de bron' te vinden komt bedrogen uit.
De meeste onderzoekers zijn tot de slotsom gekomen dat al het
speurwerk nauwelijks iets heeft opgeleverd: de persoon Jezus is
gehuld in de nevelen van een veelheid aan interpretaties: door mensen
die zichzelf allemaal Christen noemden. Slechts van enkele uitspraken
neemt men aan, dat die mogelijk ècht zijn terug te voeren op
Jezus. Maar zelfs dat is niet veel meer dan een veronderstelling. Er
is dus over de historische Jezus niet zoveel bekend. Ongetwijfeld zal
het zo zijn dat Jezus is opgegroeid als timmermanszoon in Nazaret, in
een gezin dat waarschijnlijk sympathiseerde met de opvattingen van de
farizeeërs; dat hij rond zijn 30ste - mogelijk daartoe
geïnspireerd door Johannes de Doper - een charismatisch prediker
is geworden die rondtrok door Galilea en al snel veel volgelingen
kreeg; en dat hij uiteindelijk in Jeruzalem is veroordeeld tot de
smadelijke dood aan een kruis op grond van Godslastering. Maar dat
zegt op zich niet zoveel over zijn betekenis, zijn missie, zijn
boodschap, en de redenen waarom hij zo'n indruk heeft gemaakt.
Daarvoor moeten we zijn bij mensen die over hem geschreven hebben.
Voor een deel waren dat Joden, voor een deel ook 'Hellenisten'. Zij
schreven zo hun eigen gedachten op over de vraag hoe het toch
mogelijk is om vol te houden, dat deze Jezus - die op hen zo'n grote
indruk had gemaakt tijdens zijn leven - de Christus (Messias) is, of
'de Verlosser' - niettegenstaande de gruwelijke afloop van zijn
leven. Diverse volgelingen deden dit op hun eigen manier, vanuit het
eigen referentiekader. Het is dan ook een vergissing om te menen dat
er aanvankelijk een universeel en éénvormig Christendom
heeft bestaan. Integendeel! Veel gelovigen, onder wie ook de
gnosticerende volgelingen van Jezus, beschouwden zichzelf als
orthodox: als Christenen dus, die het bij het rechte eind hadden. Dat
deze groepen later zijn verketterd doet daar niets aan af. Uit de
eerste brief van Johannes, om een voorbeeld te noemen, blijkt dat er
al heel vroeg in de eerste eeuw spanningen bestonden binnen een
geloofsgemeenschap in Klein-Azië, de groep waaraan hij zijn
brief richtte. Er waren onder hen gelovigen die, net als Johannes,
ervan overtuigd waren dat Jezus de geïncarneerde zoon van God
was; maar er waren anderen, die meenden dat Jezus slechts schijnbaar
als mens was verschenen en dat hij in werkelijkheid als een
'hypostase' van de hoogste God was rondgegaan om mensen te verlossen:
door hen in te wijden in de verborgen mysteriën van het
universum. Het is belangwekkend om de uiteenlopende visies van deze
vroege Christenen naast elkaar te leggen en met elkaar te vergelijken
- om zo onze eigen visie op Jezus scherper in beeld te
krijgen.
Kenmerken
Eén van
de karakteristieken van de gnosticistische levensgevoel was, dat men
de werkelijkheid als uitzichtloos ervoer. In de denkwereld van het
christelijk gnosticisme werd dit in die zin vertaald, dat deze wereld
niet als een 'goede schepping' kon worden beschouwd, zoals het
verhaal uit Genesis ons wil doen geloven. In de ogen van deze
Christenen kon de scheppergod uit Genesis onmogelijk de 'ware' God
zijn - gezien alle ellende, corruptie en wreedheid als gevolg van
duistere machten. In hun ogen was deze wereld geschapen door een
klungelige demiurg. Zij geloofden in een 'God boven God' (de
uitdrukking is ontleend aan Tillich, die in zijn theologie stelt dat
wat mensen voor ogen staat als ze het woord 'God' horen niet ècht
God is; volgens hem is God veel verhevener, 'de diepte van het
bestaan'; deze intuïtie raakt aan de opvattingen van veel
gnostici).
Daarmee komen we dan ook bij
een belangrijk strijdpunt met betrekking tot de Christologie: de
incarnatie. Als we afgaan op de evangelisten en de leer van de latere
kerk is God geïncarneerd, waarmee gezegd wil zijn dat God uit
liefde voor de mensheid mens is geworden; daarmee is God ook immanent
in en solidair met deze wereld. Gnostici zien dat anders. Verder
wordt in de evangeliën over Jezus gesproken als 'het lam Gods,
dat de zonden der wereld wegdraagt': God zou het de mensen aanrekenen
dat zij zondigen en geen respect hebben voor God; God zou daarvoor
eigenlijk genoegdoening moeten ontvangen; maar, barmhartig als Hij
is, is in deze wereld gekomen om zèlf het offerlam te zijn.
Andere gelovigen echter wilden Jezus niet als 'zondebok' zien. Ze
verwierpen dan ook de gedachte dat het kruis een heilsgeheim was. En
van de offergedachte wilden ze ook niets weten: een God die behoefte
heeft aan genoegdoening leek te zeer op de God van het Oude Testament
en dat was niet hun God. Zij hielden het erop dat Jezus, afkomstig
uit hogere sferen, min of meer incognito was neergedaald om de
geheimen van het universum en de lichtwereld te openbaren aan hen die
daarvoor open stonden. Veel van de gnostische evangeliën zijn
dan ook 'apokrief', wat wil zeggen dat ze alleen bestemd zijn voor
geroepenen (de goede leerlingen).
De
gedachte dat Jezus' boodschap niet voor iedereen bestemd is vinden we
overigens ook wel in het Nieuwe Testament: "De leerlingen kwamen
naar hem toe en vroegen: 'Waarom spreekt u in gelijkenissen?' Hij
antwoordde: 'Jullie mogen de geheimen van het koninkrijk van de hemel
kennen, hun is dat niet gegeven'. (Matteüs 13:10v.) Ook het feit
dat Jezus zijn leerlingen verbiedt om met anderen te spreken over
zijn identiteit zou erop wijzen dat dit een mysterie is, dat alleen
ervaren kan worden: "Toen vroeg hij hun:
'En wie ben ik volgens jullie?' Petrus antwoordde: 'U bent de
messias'. Hij verbood hun op strenge toon om met iemand hierover te
spreken". Een en
ander had natuurlijk gevolgen voor het opstandingsgeloof. Enerzijds
waren er de Christenen, die stellig geloofden in letterlijke
betekenis van de opstanding uit de dood omdat in hun visie Jezus een
mens was van vlees en bloed: door een godswonder zou de dode weer tot
leven zijn gewekt. Andere Christenen beschouwden de opstanding als
een spiritueel gebeuren: niet het stoffelijke lichaam van Jezus, maar
een geestelijk lichaam leefde voort (Cf. 1 Cor. 15). Veel
gnosticerende Christenen vonden de anderen dan ook nogal
materialistisch en weinig spiritueel. Volledigheidshalve dient gezegd
te worden dat er ook gnosticerende Christenen waren, die wèl
in de letterlijke opstanding geloofden.
Een
interessante vraag, die hierbij aan de orde is, is de vraag naar het
mensbeeld: bestaat de mens uit drieën: lichaam, ziel en geest?
Of uit tweeën: een sterfelijk lichaam en een onsterfelijke ziel?
Of is er mogelijk sprake van een hemelse dubbelganger? Met name onder
gnostici waren velen de laatste mening toegedaan: alles wat op aarde
gebeurt heeft een hemels prototype, een 'Prolog im Himmel' (Quispel).
Bij Matteüs treffen we mogelijk een spoor van deze denkwijze aan
in het 18de hoofdstuk: "Want ik zeg
jullie: (het
gaat over kinderen) hun engelen in de
hemel aanschouwen onophoudelijk het gelaat van mijn hemelse Vader".
(Matteüs 18:10). Hoe dit zij: het opstandingsgeloof en wat
daarmee samenhing werd met name in de 2de eeuw, een tijd van
Christenvervolgingen, een heikel twistpunt: omdat het consequenties
had voor vragen rond de dreiging van het martelaarschap.
In
samenhang met de diverse opvattingen speelden ook nog twee andere
vragen een rol. Wat te denken van het lege graf? En wat, van de
verschijningen na Pasen: verscheen Jezus in een gestalte van vlees en
bloed of was er sprake van een soort 'engel'? En wat te denken van de
gezamenlijke maaltijden? Van de eucharistie en de daarbij
uitgesproken formules?
Ketterij
Dat
gnostici zijn verketterd is bekend. Dat is vooral gebeurd op grond
van de overtuiging dat er maar één God is: en dat is de
God van Genesis; de God van Abraham, Isaäk en Jacob; de God van
de uittocht en de God van Mozes; de God van de profeten; de God van
Israël; en de God die Jezus aansprak als Abba (Vadertje). Bij
die Ene God hoort ook één verbondsvolk, één
universele kerk (het nieuwe Israël), één
universele waarheid. Maar de realiteit liet iets anders zien: er
heerste - zoals gezegd - grote verwarring omtrent Jezus en er was
totaal geen eenheid in het geloof van hen, die zichzelf Christenen
noemden. Er waren dan ook tal van evangeliën in omloop. Dat kon
zo niet: er was toch maar één waarheid. Het kaf moest
gescheiden worden van het koren. De veelheid aan opvattingen diende
te worden gekanaliseerd. Dat is dan ook met succes gebeurd via een
moeizaam proces. De dijken, die zijn opgeworpen door wat later de
overwinnaars bleken te zijn, waren: de vaststelling van een canon; de
formulering van een 'apostolische' geloofsbelijdenis; en de
legalisering van een gezagsstructuur (bisschoppen, priesters en
diakenen). Eén en ander ging, zoals zich laat begrijpen, niet
zonder slag of stoot. Wie dwars lagen werden verketterd. En
manuscripten, waarin iets anders stond dan in de gecanoniseerde
geschriften, moesten worden verboden, of liever nog, worden verbrand.
Het duurde vele jaren voordat de strijd gestreden was en er werkelijk
sprake was van de ene algemene (katholieke) Christelijke kerk.
De
canon
Het griekse woord κανονιζω
(kanonizoo) betekent: tot richtsnoer maken. In de periode, dat het
Nieuwe Testament nog niet bestond (voor het jaar 180) waren er tal
van geschriften in omloop, waarin Jezus Christus werd beschreven als
de Heiland en Verlosser. Veel van die geschriften werden aangeduid
als evangelie. Zo had je behalve de vier bekende evangeliën 'Het
evangelie der Waarheid', 'Het evangelie van Thomas', 'Het evangelie
van Filippus', 'Het evangelie van Maria' (Magdalena), 'Het evangelie
van de Hebreeën', 'Het evangelie van de Ebionieten', 'Het
evangelie van Judas, en waarschijnlijk nog wel een hele serie. Het
waren er ongetwijfeld veel meer dan wij weten. Zelfs in India bestaat
een geschrift, het evangelie van Issa, waarvan wordt gezegd dat het
heel oud is: in dat evangelie wordt ondermeer geschreven over de
jaren van het leven van Jezus, waarover in de bijbel niets te vinden
is. Behalve evangeliën waren er ook tal van geschriften die
onder de titel 'Handelingen' in omloop waren, brieven aan gemeenten,
en 'Apocalypsen'. De canon bestaat uit een beperkte selectie uit deze
uitgebreide vroegchristelijke literatuur: een selectie die, naar de
opvatting van de kerk in wording, tot richtsnoer diende voor allen
die zich Christen wilden noemen. Dit zijn de geschriften die we
terugvinden in wat 'het Nieuwe Testament' is gaan heten. Je zou nu
kunnen denken, dat in dit Nieuwe Testament de sporen van het
gnosticisme ontbreken. Maar dat is, zoals we al zagen, niet zo. Zowel
in de evangeliën als in de brieven en de Apocalyps vinden we
dergelijke sporen.
Met het vaststellen van de canon was de
eenheid van denken nog niet gegarandeerd. Zo bleek bijvoorbeeld al
spoedig dat er de verschillende evangeliën elkaar leken tegen te
spreken en dat er passages in stonden die heel verschillend konden
wordenuitgelegd. Dit bracht Augustinus ertoe (4de eeuw!) om daar een
uitvoerig geschrift aan te wijden, "De consensu euangeliarum"
(= over de eensluidendheid van de evangeliën),
om aan te tonen dat de vier evangelisten het geheel met elkaar eens
zijn. Daarin bespreekt Augustinus gedetailleerd al de teksten die
schijnbaar met elkaar op gespannen voet staan. Ook benadrukt hij dat
dit niet betekent dat er geen ruimte meer zou zijn voor een
verschillende uitleg: dat die ruimte er is komt doordat de teksten
geïnspireerd zijn door de heilige Geest.
Gnosis
Na
dit alles opnieuw een poging om een indruk te geven van wat gnosis
inhoudt. Zoals al is opgemerkt: ook in het Nieuwe Testament is hier
en daar sprake van gnosis, van kennis die van een ander gehalte is
dan wat we doorgaans onder kennis verstaan. We noemden al het
voorbeeld van de kinderen, die volgens Matteüs de stoffelijke
gestalte zijn van hemelse engelen; andere voorbeelden zijn het
opstandingslichaam, waarover Paulus schrijft (1 Corinthe 15), de
verhalen waarin sprake is van visioenen waardoor kennis wordt
verkregen (bijv. het visioen van Petrus, beschreven in Handelingen
10:11v.). En ook, waar Jezus spreekt over kinderen, heeft dat te
maken met gnosis: "Ik verzeker jullie: als je niet verandert en
wordt als een kind, dan zul je het koninkrijk van de hemel zeker niet
binnengaan" (Matteüs 18:3). Om de samenhang te begrijpen is
een kleine rondgang langs denkbeelden rond het kind, zoals die in de
oudheid bestonden, informatief. Eén van die denkbeelden was,
dat een kind nog beschikt over de gave van de divinatie.
Zo
wordt van Valentinus, een geniaal en welsprekend man uit de tweede
eeuw, verteld dat hij eens een visioen kreeg waarin hij de geboorte
van een kind zag. Toen hij probeerde om erachter te komen wie dat
kind was ontdekte hij, door het stellen van vragen, dat het de LOGOS
(het goddelijke scheppende WOORD) was. Deze visionaire ervaring bleek
voor hem het begin van een nieuw bestaan.
Ook
van de kerkvader Augustinus wordt verteld dat het een kind was,
waardoor zijn leven totaal veranderde. Op een warme dag zat hij
buiten en hoorde in de verte het kind van de buren roepen 'tolle,
lege' (neem op, lees!). Daarop nam hij de bijbel ter hand en begon te
lezen. Bij toeval(?) was dat uit de brief van Paulus aan de Romeinen.
Wat hij las maakte op Augustinus zo'n indruk, dat hij zich bekeerde
van het losbandige leven, dat hij tot dan toe had geleid.
Het
verschil is duidelijk: in het geval van Augustinus is het kind een
'medium'; in het geval van Valentinus is het kind een hypostase van
God: het is niet God zelf, maar 'zijn liefste kind'. Terwijl bij
Augustinus de bekering tot stand komt via het woord, gebeurt dit bij
Valentinus via het 'schouwen'. Met name dit 'schouwen' kan het
inzicht schenken dat met gnosis wordt bedoeld.
In
het onlangs ontdekte evangelie van Judas staat dat Jezus niet altijd
herkenbaar was voor zijn leerlingen, omdat hij soms in hun midden was
verschenen in de gestalte van een kind. Dit illustreert hoe ook in
dit geval het kind beschouwd wordt als een manifestatie van de
lichtwereld. De gnosticus ziet ook zichzelf als 'kind van de Vader'.
En in hun opvatting is ook Jezus een hypostase van de hoogste God
('Gods liefste kind'). Een kind is (nog) in staat om zijn bestaan te
ervaren als "er zijn" zonder enig voorbehoud; zo heeft het
(nog) deel aan het hemelse paradijs.
Als
het over kinderen gaat voegt het Grieks daar dikwijls het woord
νηπιος
(nèpios) aan toe (= ongerept,
onnozel, onschuldig). Dat staat tegenover τελειος
(teleios) - volwassen. Een kind moet
immers volwassen worden - zou je denken. Maar in bepaalde
Christelijke kringen dacht men niet zo: daar oordeelde men, dat de
volwassenheid ons dreigt te beroven van een kostbaar kenvermogen, de
gave van de divinatie.*) Waarschijnlijk dienen we de woorden van
Jezus over het kind dan ook te verstaan te verstaan tegen deze
achtergrond: “het is onmogelijk het
koninkrijk van de hemel binnen te gaan als iemand niet verandert en
wordt als een kind. Want ik zeg jullie: hun engelen in de hemel
aanschouwen onophoudelijk het gelaat van mijn hemelse Vader".
*) Tot
op de dag van vandaag treffen we dergelijke opvattingen aan, bijv.
onder anthroposofen.
Tot
slot
Het gnosticisme is dus een
veelkleurige beweging, gebaseerd op de veronderstelling dat een mens,
gebruikmakend van zijn vermogen tot divinatie, tot inzicht (gnosis)
kan komen: tot inzicht in zichzelf, in de aard van de werkelijkheid
en in God; en dat de mens zo bevrijd kan worden van alle pessimisme
en aardse gehechtheid.
Vragen ter overweging:
1a. Lettend
op de canon van het NT, de geloofsbelijdenis en kerkstructuur: in
hoeverre reken jij jezelf tot de (ene algemene Christelijke)
kerk?
1b. Is het gnosticerende Christendom met recht geëtiketteerd
als een verwording van het christelijke geloof?
2. "En
jullie, wie zeggen jullie dat ik ben?" Die vraag van Jezus is
door de eeuwen heen actueel voor mensen die zich Christen noemen. Het
is DE vraag waar kerken (en gelovigen) steeds weer een antwoord op
moeten geven. Hoe ziet jouw Christologie eruit?
3. Hoe sta je
tegenover de gedachte, dat het geloof het uiteindelijk moet hebben
van de gave van divinatie?
Terug naar het begin van deze pagina
Meer weten over deze website? Ga naar de TITELPAGINA of naar de SITEMAP.
Reactie? Zend een E-mail
© A.E.J. Kaal, 2012.