De Oud-Russiche religieuze kunst kennen we vooral van de oude ikonen en 
ikonostasen. Om te kunnen begrijpen waar de kwalificatie 'oud-russich' naar verwijst 
is enige historische kennis onontbeerlijk.
De periode die wordt aangeduid als 'oud-russich' begon toen een vorst van 
Novgorod, Vladimir, ervoor koos om de Byzantijnse variant van het Christendom 
als staatsgodsdienst in te voeren. Dat was in 988. Hij liet zichzelf dopen en 
verordonneerde dat ook anderen zijn voorbeeld moesten volgen: "Wie zich niet 
laat dopen zal ik als mijn tegenstander beschouwen". De periode duurde tot 1237. 
Dat was het jaar van de Mongools/Tataarse invasie.
Deze periode wordt gekenmerkt door de bouw van kerken en kloosters, het instellen 
van feestdagen, en het ontstaan van kerkelijke kunst. Na de invasie van de 
Mongolen werden de vorsten van Rusland hun vazallen; maar tevens was er in die 
periode sprake van een zekere tolerantie ten aanzien van religieuze zaken 
(bekend is dat ook nogal wat Tataren zich lieten dopen). Dit betekende dat de 
invasie niet echt het einde betekende van een tijdperk - altans vanuit het 
oogpunt van de kerk. De genoemde kerkelijke activiteiten hadden in 1054 een 
extra impuls gekregen toen het grote schisma ontstond tussen Rome en Byzantium; 
de Russiche kerk kreeg opnieuw een impuls toen Constantinopel in handen viel 
van de Turken (1453). Met name de ondergang van deze 'heilige stad' van de 
Oosterse kerk, het centrum van de Orthodoxe wereld, deed in Rusland het besef 
ontwaken dat daarmee Rusland nog het enige grote land was waar de Orthodoxie 
staasgodsdienst was; en dus ook dat dit het enige land was dat de 'ware leer' 
(orthodoxie) nog kon verdedigen. Men voelde dit als een grote verantwoordelijkheid.
 
Inmiddels was het kerkelijk centrum verplaatst van Kiev naar Moskou. De staat 
werd in die periode 'Moskovië' genoemd. Een hoogtepunt in het kerkelijk leven 
vormde het jaar 1551. In dat jaar vond het 'Concilie van de honderd hoofdstukken' 
plaats. Op dit concilie werden de 'verordeningen van Stoglov' van kracht. Met name 
werd daarin zorgvuldig omschreven hoe ikonen vervaardigd moeten worden en aan 
welke voorbeelden en regels de ikoonschilder zich dient te houden. Deze regels 
gelden nog steeds - althans voor de zogenaamde 'oud-gelovigen'.
Niet veel later komt Ivan (de Verschrikkelijke) in Rusland aan de macht; 
hij legt de basis voor een autocratisch bewind en duldt dan ook geen andere 
macht naast hem - ook niet die van de kerk. Nikon wordt patriarch van Moskou (1652). 
En geestelijken die de vorst niet ter wille zijn worden vermoord of verbannen. 
Onder het patriarchaat van Nikon worden de oud-gelovigen geëxcommuniceerd (1666).
Het zijn deze oud-gelovigen die daarna een belangrijke rol zullen spelen bij het 
redden, opsporen, restaureren en conserveren van de oude kunsttraditie. Zij zien 
kans om deze oud-Russiche objecten van verering opnieuw te laten 'ontdekken' 
als uitingen van hoogwaardige kunst.
De oude schildertraditie was namelijk onder druk komen te staan onder invloed 
van het Westen: met name ten tijde van Peter de Grote werden de contacten met
het Westen intensiever en werden ook op kerkelijk gebied ingrijpende hervormingen 
doorgevoed met ingrijpende gevolgen: het patriarchaat werd afgeschaft en daarmee 
ontstond een synodale kerk. De smaak veranderde en de kerken veranderden daardoor
van uiterlijk. Oude ikonen werden vaak vervangen of overgeschilderd.
 
Deze synodale periode heeft geduurd tot 1917. Onder het bewind van Peter de Grote 
kregen Oud-Russich-gelovigen weliswaar de ruimte om hun geloof op eigen wijze 
gestalte te geven mits zij bereid waren om een dubbele belastingheffing op te brengen. 
Velen van hen zagen zich daardoor gedwongen om uit te zien naar werk, waarmee meer 
inkomsten gegenereerd konden worden: dat vonden zij nogal eens in hoogwaardig handwerk 
(schilderen van ikonen, goud- en zilversmeedwerk etc.). Onder hen heeft zich het 
vrije ondernemerschap ontwikkeld.Zij waren het dan ook die later, toen de kerk 
werd verboden, vaak kans zagen om veel kerkelijke kunst te redden: door die op te 
kopen, onder te brengen in privéverzamelingen en musea, en die aldus aan te
prijzen als uniek vanuit esthetisch oogpunt. 
 
Onder de Oud-Russisch-religieuze-kunst wordt aanvankelijk dan ook vooral die 
kerkelijke kunst gerekend die beantwoordt aan de normen zoals die zijn vastgelegd 
op het consilie  in 1551, en die tot op de dag van vandaag wordt nagevolgd door 
de 'Oud-gelovigen'. Langzamerhand echter ontstaat ook een zekere waardering voor
later werk.
Een en ander verklaart ook waarom veel ikoonboeken uitvoerig ingaan op de artistieke
kwaliteiten van de ikonen, terwijl aan de symboliek en de religieuze betekenis ervan 
amper een woord wordt gewijd.    
Naar de  volgende pagina
 
Naar de inhoudsopgave
 
Reactie? Zend een E-mail
 
© Kerkwinkel Koinonia, 2005.