Verteld wordt, dat Jezus van Nazareth zo iemand was. Een mens om je in te herkennen; om je verbonden mee te voelen. Wat zou de wereld zou er anders uitzien, wanneer we zouden kunnen leven zoals hij: uit de liefde voor de medemens. Wat zou de wereld er anders uitzien, als alle haat en nijd tussen mensen plaats zou maken voor het diepe besef dat elk ander mens kostbaar is en al onze toewijding waard.
Maar zo is het niet: verteld wordt, dat deze Jezus ter dood is gebracht. Is er voor zo'n mens dan geen plaats in deze wereld? Zijn wij in de grond van ons hart niet gediend van een leven in zijn geest? Wat maakt toch dat wij 'het licht' vaak niet verdragen?
Hij werd vermoord: zo kan het klaarblijkelijk gaan. Daar word je stil van. Vooraf aan Pasen komen mensen bij elkaar, om na te denken over deze geschiedenis en wat die betekent. De moord op Jezus heeft mensen niet alleen geschokt; het heeft ook mensen, die niet konden en wilden geloven dat hierover het laatste woord gezegd was, met elkaar verbonden tot een gemeenschap: de kerk. (Gr.: "kyriakos = 'van de heer').
En na zes dagen neemt Jezus Petrus, Jacobus en Johannes apart; en hij brengt hen bovenop een hoge berg, met zich alleen. En hij werd voor hun ogen van gedaante veranderd: ook zijn klederen werden glanzend en heel wit; geen volder ter wereld kan dat zo maken. Toen vertoonde zich hun Elia met Mozes, zoals zij met Jezus in gesprek waren. En Petrus wil reageren en zegt tot Jezus: "Rabbi, goed is het dat wij hier zijn. Laten we dus drie tenten opslaan, voor jou één, en voor Mozes één en één voor Elia." Want hij wist niet hoe hij moest reageren; ze waren immers erg geschrokken. En wat gebeurt: een wolk overschaduwt hen en er komt een stem uit de wolk: "Deze is mijn zoon, mijn geliefde. Luistert naar hem." En plotseling, toen ze om zich heen keken, zagen ze niemand meer dan Jezus, alleen met henzelf. En terwijl ze de berg afdalen houdt hij hun voor dat ze aan niemand zouden vertellen wat ze hadden gezien - maar pas als de Mensenzoon uit de doden zou zijn opgestaan. En dat woord hielden zij vast, elkaar bevragend wat dat dan wel was, dat opstaan uit de doden.
"Elkaar bevragen wat dat dan wel is, dat opstaan uit de doden."
Er staan heel wat verhalen in de bijbel waaruit blijkt dat een
leven, waartoe God ons roept, niet zonder risico's is. Wat er van
een gelovige wordt gevraagd - wil hij/zij werkelijk geloofwaardig
zijn - is, dat hij opstaat en op weg gaat. Niet omdat dat altijd
aantrekkelijk is, niet uit eigenliefde: maar eerder vanuit een
zekere na‹viteit. Zo leven lijkt op het gaan van een weg
bijna "tegen beter weten in".
Zoals ooit Abraham, en Mozes, en Elia, en ook Jezus op weg
gingen: tegen beter weten in....
Sta op, en ga....
En ze bevroegen elkaar, wat dat dan wel is: dat opstaan uit de
doden. Wil het leven niet verworden tot een zinledig bestaan, dan
zullen we moeten opstaan, en op weg gaan.
We zouden nu elkaar kunnen bevragen, wat dat is... Maar op deze avond willen we luisteren naar anderen.
"Je bent nog zo dichtbij in hoe ik in dit leven sta, in hoe ik door het leven ga. Jouw dood bracht nieuw leven. Nieuw leven in onverwachte kontakten, spontane vriendschappen, en bijzon- dere momenten, als kleine gebaren op de golven van wat is gebeurd. Af en toe overspoelt nog een golf het strand. Mijn verleden doorstroomt op die manier het heden. Het herbront me en loutert en zit niet in de weg. Af en toe noem ik je naam en zal dat blijven doen. Je maakt deel uit van het goede dat het leven mij tot nu toe bracht. Ik kan de aardschok niet loochenen die mij trof. Ze leerde mij het leven te leven zoals het komt. Ze leerde mij de kleine dingen te waarderen, intens te genieten van mensen rond me en van vriendschappen op mijn pad. In het goede wat me tegemoet komt, leef ik jaren voort. En de steppe, de steppe hield woord: ze hield de belofte die ze in zich droeg en kwam opnieuw tot bloei.
De liefde bidt voor wie
niet weten wat zij doen;
gekruisigd blijft zij stil
voor wie de hamer heft.
En na de sabbath keert
zij tot de treurenden,
verrezen uit het graf
wandelt zij in de hof.
Onherkend zit zij aan,
met hen, met u, met mij
te Emmaüs, tot het brood
door Hem gebroken wordt.
Ik geloof in de Geest
van leven en liefde
ver aan mij vooraf,
royaal aan mij vooruit,
maar soms ook in mij aanwezig.
Soms noem ik hem God.
Maar het liefste
noem ik haar Schepper.
Ik geloof in mensen,
gedreven door die Geest,
die mij voorleven
wat leven betekent
en wat liefde vermag.
Daarom geloof ik in Jezus
en in zoveel anderen
die leefden en leven
zoals Hij.
Ik geloof in de Gemeenschap
van de Geest:
mensen die samen
zich oefenen in recht doen
en vrede stichten
in breken en delen.
Ik geloof in het goede
dat wij nu eens verbergen
dan weer openbaren.
En ik geloof dat het goede
het kwade zal overleven
dat niet het laatste woord
zal zijn aan de dood,
maar aan de liefde
en het leven.
Na deze verhalen willen we nadenken over ons eigen
levensverhaal. Is in dat verhaal sprake van "licht" dat ons
draagt?
Je zou daarbij kunnen denken aan de kern van je wezen, de kracht
waaruit je bestaat.
Je zou daarbij ook kunnen denken aan mensen, die veel voor je
betekenen: mensen die - ongeacht of zij nog in leven zijn of niet
- jou dragen en de weg wijzen.
Aan hen en aan het licht, dat in jezelf is gelegd, zou je kunnen
denken wanneer je, als teken van het licht dat jou draagt, een
kaars ontsteekt.
Terug naar het begin van deze pagina
Reactie? Zend een E-mail
Terug naar de inhoudsopgave preken
Terug naar de INDEXPAGINA VAN DE WEBSITE
©
A.E.J. Kaal, 2003.
Last updated 19.2.2007