Preektekst:
"En uit die stad geloofden velen van de Samaritanen in hem,
om het woord van deze vrouw, die getuigde: hij heeft mij
alles gezegd wat ik gedaan heb."
Waarom vertelt Johannes dit verhaal? Die vraag is niet zo gemakkelijk te beantwoorden. Het verhaal bevat een aantal elementen, die misschien een aanwijzing vormen voor een antwoord:
Toch ligt het het meest voor de hand dat het gaat om die vrouw: om wat haar overkwam. Wat er met die vrouw gebeurt, is ook met Johannes gebeurd.
----
Wat overkomt haar?
Dat staat niet met zoveel woorden beschreven; maar je kunt wel
tussen de regels door lezen. Zo gaat het, wanneer mensen
elkaar ontmoeten: soms gebeurt er iets dat ongrijpbaar is.
Wàt er gezegd wordt in belangrijk; maar hoe de dingen
verlopen is vaak nog veel belangrijker.
Ik stel me het tafreel voor. In gedachten zie ik een landschap voor me: heuvels, weinig begroeiïng, hitte, een brandende zon. Hier en daar een plekje schaduw. Een dorpje, waar het stil is op straat: op dit uur van de dag gebeurt er niet veel. En dan is daar die vrouw, die water gaat halen: bij de bron, buiten het dorp. Al van een afstand ziet ze dat er nog iemand is: een man; niet iemand uit het dorp; een vreemdeling. Hij zit daar, zomaar, doelloos zo op het oog: hij heeft niks bij zich.
In haar gebeurt al van alles, nog voordat er een woord is gewisseld: lichte nervositeit, spanning, onzekerheid? Ik stel me zo voor dat die vrouw zich afsluit, een zekere bescherming opbouwt: geen oogcontact; onverstoord je gang gaan; net doen of de ander lucht is; negeren. Zo begint het.
En het einde? De vrouw, die haar lege kruik bij de bron laat staan; zo vol is ze van wat haar is overkomen. Zo vervuld is ze van...., ja: van wat eigenlijk? Ze moet het anderen gaan vertellen. Ze loopt over van geestdrift.... En dat is niet zonder gevolg: het vuur slaat over op anderen. Die komen ook in beweging.
-----
Wat is daar tussenin gebeurd?
Wat in het oog loopt zijn de misverstanden: misverstanden
ontstaan wanneer mensen een verschillende taal spreken;
misverstanden ontstaan, wanneer mensen spreken vanuit een
verschillend referentiekader.
De discipelen begrijpen Jezus niet.
De vrouw begrijpt Jezus niet.
Maar Jezus begrijpt de vrouw heel goed!
Aan een half woord heeft hij genoeg: in het "Ik heb geen man" beluistert hij, dat ze het in het leven nog niet gevonden heeft. Beluistert hij haar eenzaamheid; haar ontevredenheid met de situatie.
Het moet haar niet alleen verbaasd hebben, dat Jezus haar doorzag: het moet haar minstens ook verbaasd hebben, dat Jezus met geen woord van afkeuring kwam. Ziet ze in hem de profeet, omdat hij paranormaal begaafd is? Zou het kunnen zijn, dat ze hem als "niet van deze wereld ervaart" omdat hij, als Jood nog wel, haar accepteert?
In elk geval is het spreken van deze man zo heel anders dan wat deze vrouw gewend is, wat ze "normaal" is gaan vinden. Dit breekt iets in haar open: het gevoel, dat ze aanvankelijk had, de schroom voor de vreemdeling, slaat om. Het pantser valt van haar af. Ze ontdekt in jezus een mens bij wie je terecht kunt; voor wie je geen geheimen hoeft te hebben.
-----
"Maar Heer, hoe zit het dan met wat ons door de Rabbijnen
wordt
geleerd? De één zegt dit, de ander dat: wat moet ik
geloven?" Er zijn uitleggers, die de vragen van de vrouw
over de cultus beschouwen als een afleidingsmanoeuvre van de
vrouw. Ze zou het voor haar pijnlijke gesprek over haar
privé-leven willen ombuigen naar een algemeen
gespreksonderwerp.
Mij komt het voor, dat deze vrouw enorm met de godsdienst in haar maag zit. Die godsdienst heeft voor haar onmiddellijk te maken met de beoordeling van haar verleden. Wat zij gedaan heeft, en de milde kijk van Jezus daarop: dat staat in dit verhaal van Johannes centraal.
-----
In het evangelie van Johannes staat nog een ontmoeting met
Jezus beschreven: die van Nicodemus met Jezus. Dat verhaal
staat net vóór het verhaal over de Samaritaanse
vrouw: niet toevallig, want want verhaal vormt de pendant van
de geschiedenis die wij overdenken. In het verhaal over Nicodemus
is alles nèt omgekeerd:
"Waarheid doen": voor Joden, maar ook voor Samaritanen heeft dat te maken met trouwe navolging van de cultische voorschriften, de geboden en de regels. Voor Jezus is - zo kunnen we altans opmaken uit het verhaal over de Samaritaanse vrouw - het doen van de waarheid van een heel andere orde: in plaats van de cultus stelt hij de rechtstreekse omgang met God. Hij stelt het gebed centraal, los van elke cultusplaats.
Zou het toevallig zijn, dat Nicodemus, een man - vol
geleerdheid -, uiteindelijk teleurgesteld is in Jezus?
Terwijl die vrouw, een naamloze, één uit de velen,
een Samaritaanse hem herkent als de vervulling van haar hoop?
-----
Wat doet Jezus mij: dat is de vraag waar de schrijver van het
Johannes-evangelie zijn antwoord op geeft. Hij belijdt:
begrijpen doe ik het ook niet; maar de ontmoeting met hem
heeft wel mijn hele leven veranderd. Als hij zijn evangelie
schrijft - dat is op een moment dat de tempel in Jeruzalem al
lang is verwoest - komt dat beeld weer boven, van die
Samaritaanse; en in gedachten hoort hij haar zeggen: "Kom
mee en zie een mens, die mij gezegd heeft wat ik heb
gedaan..."
Uit die stad geloofden velen in hem om het woord van deze
vrouw, uitgerekend deze vrouw, getekend door het leven,
verkrampt door wat ze in het leven had ervaren, bevrijd
door de ontmoeting met een mens....
DE LEZING:
Johannes 4,5-42
Jezus dan kwam in een stad van Samaria, genaamd Sichar, dicht bij het veld dat Jacob aan zijn zoon Jozef
gegeven had; daar was de bron van Jacob. Jezus nu was vermoeid van de tocht en bleef zo bij de bron zitten;
het was ongeveer het zesde uur. Er kwam een vrouw uit Samaria om water te putten. Jezus zei tot haar: Geef
mij te drinken. Want zijn discipelen waren naar de stad gegaan om voedsel te kopen. De Samaritaanse vrouw
dan zei tot hem: hoe kunt gij, als Jood, aan mij, een Samaritaanse vrouw, te drinken vragen? [Wat de Joden
gaan niet om met de Samaritanen.] Jezus antwoordde en zei tot haar: Indien gij wist van de gave Gods en wie
het is, die tot u zegt: geef mij te drinken, gij zoudt het hem gevraagd hebben en hij zou u levend water hebben
gegeven. Zij zei tot hem: Heer, gij hebt geen emmer, en de put is diep; hoe komt gij dan aan levend water?
Zijt gij soms meer dan onze vader Jacob, die ons de put gegeven en er zelf uit gedronken heeft met zijn zonen
en hun kudden? Jezus antwoordde en zei tot haar: Ieder die van dit water drinkt zal weer dorst krijgen, maar
wie gedronken heeft van het water dat ik hem geven zal, zal geen dorst krijgen in eeuwigheid; maar het water
dat ik hem zal geven zal in hem worden tot een fontein van water, dat springt ten eeuwigen leven. De vrouw
zei tot hem: Heer, geef mij van dit water opdat ik geen dorst heb en niet hierheen behoef te gaan om te putten.
Hij zei tot haar: Ga, roep uw man en kom hier. De vrouw antwoordde en zei: Ik heb geen man. Jezus zei tot
haar: Terecht zegt gij: ik heb geen man; want ge hebt vijf mannen gehad en de man die ge nu hebt is uw man
niet.; hierin hebt ge de waarheid gesproken. De vrouw zei tot hem: Heer, ik zie dat gij een profeet zijt. Onze
vaderen hebben op deze berg aangebeden en gijlieden zegt, dat te Jeruzalem de plaats is, waar men moet
aanbidden. Jezus zei tot haar: Geloof mij, vrouw, de ure komt dat ge noch op deze berg noch te jeruzalem de
Vader zult aanbidden. Gij aanbidt wat ge niet weet; wij aanbidden wat we weten, want het heil is uit de Joden.
Maar de ure komt en is nu, dat de waarachtige aanbidders de Vader aanbidden zullen in geest en waarheid;
want de Vader zoekt zulke aanbidders; God is geest, en wie Hem aanbidden moeten Hem aanbidden in
geest en waarheid. De vrouw zei tot hem: Ik weet, dat de Messias komt, die Christus genoemd wordt; wanneer
die komt zal hij ons alles verkondigen. Jezus zei tot haar: Ik, die met u spreek, ben het.
En daarop kwamen zijn discipelen en waren verbaasd, dat hij met een vrouw in gesprek was; en toch zei
niemand: Wat zoekt gij, of: Waarom spreekt gij met haar? De vrouw dan liet haar kruik staan, en ging naar
de stad en zei tot de mensen: Komt mee en ziet een mens, die mij gezegd heeft alles wat ik gedaan heb;
zou deze niet de Christus zijn? Zij gingen de stad uit en kwamen tot hem.
Intussen vroegen zijn discipelen hem en zeiden: Rabbi, eet! Maar hij zei tot hen: Ik heb een spijs te eten
waarvan gij geen weet hebt. De discipelen dan zeiden tegen elkaar: Iemand heeft hem toch niet te eten
gebracht? Jezus zei tot hen: Mijn spijs is het de wil te doen van degene, die mij gezonden heeft, en zijn
werk te volbrengen. Zegt gij niet: nog vier maanden en dan komt de oogst? Zie, ik zeg u: Slaat uw ogen
op en beschouwt de velden, dat zij wit zijn om te oogsten. Reeds ontvangt de maaier loon en verzamelt hij
vrucht ten eeuwigen leven, opdat de zaaier zich tegelijk met de maaier verblijde. Want hier is de spreuk
waarachtig: De een zaait, de ander maait. Ik heb u uitgezonden om datgene te maaien, wat u geen arbeid
heeft gekost; anderen hebben gearbeid, en gij hebt de vrucht van hun arbeid geplukt.
En uit de stad geloofden velen van de Samaritanen in hem, om het woord van de vrouw, die getuigde: Hij
heeft mij gezegd alles wat ik gedaan heb. Toen dan de Samaritanen tot hem kwamen verzochten zij hem
bij hen te blijven; en hij bleef daar twee dagen. En nog veel meer werden er gelovig om zijn woord, en zij
zeiden tot de vrouw: Wij geloven niet meer om wat gij zegt, want wijzelf hebben hem gehoord en weten, dat
deze waarlijk de redder van de wereld is.
Terug naar het begin van deze pagina
Reactie? Zend een E-mail
Terug naar de inhoudsopgave preken
Terug naar de INDEXPAGINA VAN DE WEBSITE
© A.E.J. Kaal, 2003.