Lezingen:
Genesis 3:1-5
Lucas 19:28-40
"God prijzen, wegens alle wonderen die zij
hadden gezien..."
Vandaag is het Palmpasen. Onwillekeurig denk je daarbij aan
jeugd, aan kinderen die in een vrolijke optocht het lentefeest
vieren. Die vrolijkheid staat niet alleen op gespannen voet
met het tijdseigene van deze periode van het kerkelijk jaar:
De lijdenstijd - een tijd voor bezinning op het geweld in deze
wereld en de slachtoffers van geweld.
De vrolijkheid van de Palmpaasoptocht staat ook op gespannen
voet met de actualiteit van dit moment: waarin we geconfronteerd
worden met dierenoffers, in een omvang die zijn weerga
niet kent.
Zo worden we uitgenodigd om op zoek te gaan naar een antwoord
op de vraag naar ons oordeel over de wereld waarin we bestaan;
over de cultuur die ook voor ons de bodem vormt van ons bestaan.
Is de wereld mooi en goed, zoals de schrijvers van
Genesis 1 ons willen doen geloven, en maakt de mens er een
zooitje van? Of moeten we vaststellen, dat noodlot, rampspoed
en ellende nu eenmaal bij het leven horen? En dat een mens
gelatenheid moet leren?
Het verhaal over de intocht van Jezus in Jeruzalem, dat Lucas
ons vertelt is nogal dubbel. Enerzijds is daar die stoet van
uitgelaten mensen: die luid zingen en God prijzen, vanwege
alle wonderen die zij gezien hebben. Maar Lucas laat ook de
Farizeeën aan het woord: "Laat die mensen toch ophouden met
dat zingen." Er is weinig reden voor de hooggestemde heilsverwachting.
Sterker nog: zo de straat opgaan is vragen om moeilijkheden.
Je zou haast denken, dat wij onze les geleerd hebben: als
kerken zijn we een stuk bescheidener geworden. Wij laten onze
stem binnen de samenleving amper meer horen. Wat hebben we nog
te melden over de wonderbare daden van God?
"Heel de menigte van zijn leerlingen, begonnen reeds op de
helling van de Olijfberg, opgetogen en met luider stem God te
prijzen wegens alle wonderen die zij gezien hadden."
Dat staat in schril contrast met wat we vandaag de dag zien
gebeuren: wie weet vandaag de dag nog wat Pasen is?
Wat "Stille Vrijdag" betekent? Het enige dat nog
opklinkt is de Mattheuspassion - passiemuziek.
En dat roept de vraag op of je God nog wel ergens kunt ervaren, ontmoeten.
Zijn er nog dingen waarin je "de hand van God
kunt herkennen"? Is er in ons leven nog iets herkenbaar van
uitgelaten vreugde om het bestaan?
GENESIS 2
Ook in Genesis 2 is de Godsvraag aan de orde. Heel concreet:
wat mag een mens verwachten, als hij eet van de boom die
helemaal in het midden staat van de tuin. De boom van kennis.
Je zou haast zeggen: daar weten wij inmiddels alles van!
Sedert zo'n 200 jaar zijn wij ons hier in het westen gaan
verbeelden, dat we maar beter kunnen vertrouwen op de maakbaarheid
van de samenleving, op ons redelijk verstand, op ons
probleemoplossend vermogen: liever dan op een verre God die in
de hemel woont. In een meer moderne versie van het verhaal had
de slang ook tegen Eva kunnen zeggen: "Jij zult niet sterven!
God weet dat je ogen open zullen gaan als je eet van die boom,
en jouw kennis zal uiteindelijk Gods dood betekenen". Sedert
de Verlichting - tegenwoordig moeten we geloof ik zeggen "de
pruikentijd" - ziet het ernaar uit dat er in onze westerse
rationeel ingestelde cultuur geen plaats meer is voor God. Zou
dat het zijn? Zijn de kerken leeggelopen als gevolg van de
groei van onze kennis?
AVOND- EN OCHTENDMENSEN
Misschien zijn er wel twee soorten mensen: ochtendmensen en avondmensen".
Hebt U er wel eens over nagedacht tot welke categorie U behoort? Avondmensen: dat zijn
mensen die aan het einde van de dag de slaap niet kunnen
vatten. Ze denken nog terug aan alles wat ze die dag hebben
gedaan. Ze proberen te evalueren wat er goedging en wat mislukte. En ze proberen
om daar lering uit te trekken. En dan
gaan ze denken en plannen maken. Zo doen we dat hier in het
westen: want je kunt maar beter niets aan het toeval overlaten. Wij hebben God
niet alleen niet nodig: we zijn er inmiddels wel achter, dat God onmogelijk kan bestaan.
Want wat er in deze wereld gebeurt valt toch op geen enkele
manier te rijmen met een God die ons altijd is verkondigt:
een God die gerechtigheid brengt, een God die oppermachtig is,
een God die harmonie schept en die orde brengt in de chaos.
Men zegt weleens dat de kerken leegstromen, doordat de mens
middelen heeft ontdekt om de wereld te veranderen: doordat de
mens heeft ontdekt hoe je voldoende voedsel kunt produceren,
doordat de mens heeft geleerd hoe je ziekten kunt bestrijden,
doordat de mens heeft geleerd de materie te bewerken. Kortom:
de kerken zouden leegstromen, doordat we zijn gaan geloven in
de mogelijkheid om zelf vorm te geven aan ons bestaan en
doelgericht te leven. Maar de vraag, die je daarbij kunt
stellen is of de kerken in feite niet zijn leeggestroomd
doordat de Godsidee, die door de kerken vaak wordt verkondigd
- en die voortkomt uit een verkeerd begrepen causaliteit -
onhoudbaar is geworden. Avondmensen, mensen die leven uit hun
hoofd, komen God niet snel tegen.
Er zijn ook ochtendmensen: dat zijn mensen, die - wanneer ze
's ochtends wakker worden - nog amper beseffen dat ze bestaan.
En als dat dan langzaam tot hen doordringt verwonderen ze zich
over het feit dat ze er zijn. Ze lopen naar het raam, openen
de gordijnen, en zien vol verbazing een wereld opengaan: vol
ongekende mogelijkheden. Wat bergt deze dag in zich aan
mogelijkheden, en kansen, en onvermoede ontmoetingen? Dat is de
denkwereld van het oosten, van het land waar de zon opkomt.
Levend uit je hoofd kom je God niet op het spoor; integendeel!
Dat leidt vaak eerder tot verbittering, rancune, en ontgoocheling. Bij
ochtendmensen, ligt de zaak anders. Zij leven ook
uit kennis. Maar dat is andere kennis. Een kennis die voortkomt uit
een diep verlangen naar samenhang. De kennis waaruit
zij leven is de kennis die hen verbindt met de oorsprong en de
bestemming. Dat is kennis die ons van niets ontslaat, maar die
ons leven een ander kader geeft. Ochtendmensen zijn gespitst
op het onverwachte, het onvoorziene, het ondoorgrondelijke, op
God die ons altijd vooruit is.
Want wie in zijn leven probeert om God aan het werk te zien
(kijk! hier! nu!) komt steeds te laat. Altijd weer blijkt dat
God ons vooruit is. Pas achteraf ervaren we hoe God voorbij
ging. En wie terugblikt en er oog voor heeft kan hooguit nog
sporen van God ontdekken, vingerafdrukken: in de onverwachte
wendingen, die je leven nam; in de wonderbaarlijke redding uit
je nood; in troost uit onverwachte hoek; in vergeving die je
niet werd aangezegd, maar die je hebt ervaren; in de omwegen
die we onbedoeld moesten gaan en die, tot onze grote verbazing, zegenrijk bleken te zijn.
WAAR HET OP AAN KOMT...
Het komt erop aan om dit onvoorziene, dit steeds nieuwe op te
nemen in ons verhaal. En om de gebeurtenissen en onze ervaringen te plaatsen in
een zinsverband. Alleen zo is het mogelijk om ons eigen bestaan te gaan
zien in een goddelijk licht. En om te leven
vanuit de fantasie, die nodig is om te kunnen leven uit vertrouwen op heil.
Uiteindelijk komt het aan op de verhalen, die we elkaar vertellen: verhalen, waarin dan
zelfs de dood niet fataal hoeft te zijn voor het leven.
Zou dat niet zijn waarom Jezus kan zeggen: als zij niet zouden
zingen, dan zouden de stenen wel zingen? Stenen zijn het beeld
van onaantastbaarheid, van onvergankelijkheid: er is een
werkelijkheid die wezenlijker, fundamenteler dan onze wisselvallige
geschiedenis. "Maak U niet bezorgd over hoe ge u zult
kleden, of wat ge zult eten." Zoek niet naar zekerheid, maar
naar de kennis die u met de oorsprong verbindt. Dat is een
vorm van zelfkennis: een weet hebben van het feit dat ons
diepste wezen bepaald wordt door onze vergankelijkheid. Ons
leven is een weg die oorsprong en bestemming met elkaar verbindt:
ook al weten we niet wat dat betekent. Wat we wel weten
is, dat we de docta ignorantia - de wijze onwetendheid - die
ons vrede geeft met het bestaan alleen deelachtig worden
wanneer we het leven dagelijks kunnen ervaren als een geschenk
uit Gods hand.
DE LEZINGEN:
.
Genesis 3:1-5
Van alle dieren van het veld die de Heer God
had gemaakt, was er geen zo sluw als de slang.
Ze zei tot de vrouw: "Heeft God werkelijk
gezegd dat U van geen enkele boom in de tuin
mag eten?" De vrouw zei tot de slang: "Wij
mogen wel eten van de vruchten van de bomen
in de tuin. God heeft alleen gezegd: van de
vruchten van de boom die in het midden van
de tuin staat moogt ge niet eten. Ge moogt
ze zelfs niet aanraken; anders zult ge
sterven." Maar de slang zei tot de vrouw:
"U zult helemaal niet sterven! God weet dat
uw ogen open zullen gaan als u eet van die
boom, en dat U dan gelijk zult worden aan
God, door de kennis van goed en kwaad."
Lucas 19:28-40
Toen trok Jezus verder en ging op naar Jeruzalem. Toen hij
Betfage en Betanië naderde, zond hij twee van zijn leerlingen
met de opdracht: "Gaat naar het dorp daar vóór u. Bij uw
binnenkomst zult ge een veulen vinden dat vastgebonden staat
en waarop nog nooit iemand gezeten heeft; maak het los en
brengt het hier. Mocht iemand u vragen: Waarom maakt gij het
los? Dan moet ge zeggen: De Heer heeft het nodig." Zij, die
gestuurd waren, gingen weg en bevonden het zoals Hij hun
gezegd had. Toen ze het veulen losmaakten, vroegen hun de
eigenaars: "Waarom maakt ge het veulen los?" Zij antwoordden:
"De Heer heeft het nodig." Ze brachten het veulen bij Jezus,
wierpen er hun mantels over heen en hielpen Jezus erop. Terwijl Hij voorttrok,
spreidden ze hun mantels op de weg uit.
Toen Hij (de stad) naderde, begon heel de menigte van zijn
leerlingen, reeds op de helling van de Olijfberg, opgetogen en
met luider stem God te prijzen wegens alle wonderen die zij
gezien hadden, en zij riepen: "Gezegend de Koning, die komt in
de Naam des Heren! Vrede in de hemel en eer in de hoge!" Enige
Farizeeën onder het volk zeiden tot Hem: "Meester, geef uw
leerlingen een terechtwijzing." Hij antwoordde: "Ik zeg u, Als
zij zwijgen, zullen de stenen roepen."
Terug naar het begin van deze pagina
Reactie? Zend een E-mail
Terug naar de inhoudsopgave preken
Terug naar de INDEXPAGINA VAN DE WEBSITE
© A.E.J. Kaal, 2003.