DE DIAKONALE COMMISSIE

UITGANSSTELLING:

Niet alle hulp is hulp.

Niet alle hulp is hulp: jaarlijks worden er vele miljoenen euro's en dollars uitgegeven aan hulp die niet echt helpend is. Voorbeelden hiervan zijn te vinden in gebieden, die politiek in de belangstelling kwamen. Op dit moment is Afganistan zo'n gebied: daar zijn nu enige honderden hulporganisaties aan het werk, omdat het land hoog op de politieke agenda staat. Maar de kans is niet gering, dat een groot deel van deze organisaties ineens weer vertrekt, omdat de politieke agenda van rijke landen er ineens weer anders gaat uitzien - met alle gevolgen van dien (Het wordt er te gevaarlijk; de corruptie krijgt een kans, waardoor het geld in verkeerde handen komt; enz.). Dit overkwam een aantal Afrikaanse landen. Dit overkwam Irak. Dit overkwam een aantal gebieden, die door de Tsunami werden getroffen. Mensen, die zich als gevolg hiervan aan hun lot worden overgelaten, kampen met een dubbel probleem: dat van de armoede, die nadien nog als deste schrijnender wordt ervaren; en dat van een geschonden vertrouwen in de "hulp" van het Westen. Vandaar: niet alle hulp is per definitie hulp.

OMZIEN NAAR MEDEMENSEN

Onze zorg voor medemensen hangt samen met een heilig geloof in de toekomst. Maar: zo'n geloof is niet vanzelfsprekend. Aan geloof gaat iets vooraf: geloof wordt gewekt. Net als liefde. Geloven is immers in de eerste plaats een relationeel begrip. Het gaat daarbij om de wijze waarop we ons verhouden tot de wereld waarin we leven: hoe we omgaan met mensen, dieren, planten en de grondstoffen. Vertrouwen in het goede: daar is een sociale houding op gebaseerd.

Dat vertrouwen is niet vanzelfsprekend in een wereld waarin sprake is van grote verschillen - als het gaat om respect, gezondheid, rechten, bezittingen, onderwijsfaciliteiten en andere factoren die de kwaliteit van het bestaan bepalen.

Diakonaat is een woord dat verwijst naar solidaritiet en de steun die mensen elkaar kunnen geven. Waar sprake is van solidariteit helpen de sterken de zwakkeren; en lijden 'zondagskinderen' mee met hen die het minder goed getroffen hebben.


Helaas blijkt binnen onze samenlevingsverbanden solidariteit geen vanzelfsprekendheid te zijn: de zorg voor eigen zekerheid, voor een eigen toekomst, voor eigen kinderen en eigen welzijn blijkt dikwijls in geen verhouding te staan tot de zorg voor de anderen: "het hemd is nader dan de rok" - zo zegt het spreekwoord. Enerzijds kun je daarvan zeggen dat dit begrijpelijk en (klein)menselijkheid is. Anderzijds, dat het niet spoort met wat de christelijke traditie leert: om in de ander ":het heilige gelaat" te herkennen. Het is zaliger om te geven dan te ontvangen: in deze wijsheid ligt de ervaring besloten dat vrijgevigheid doorgaans het eigen levensgevoel ten goede komt.

Het is niet moeilijk om vast te stellen dat wereldwijd de solidariteit er niet groter op wordt: de kloof tussen arm en rijk is nog nooit zo groot geweest als vandaag de dag; de onveiligheid in de wereld neemt alleen maar toe; de kinderarbeid is omvangrijker dan ooit tevoren; en ook dicht bij huis zijn de tekenen niet geruststellend: het aantal daklozen en zwerfjongeren neemt toe; voorzieningen voor onderwijs slagen er niet in iedereen een diploma te laten halen; en nog steeds blijven de rechten van grote groepen mensen (bijv. vrouwen en vreemdelingen) achter vergeleken bij de rechten van hen die menen 'de oudste rechten te hebben'. En ondanks alle campagnes lukt het maar niet om zoveel aan aandacht voor het millieu en het welzijn van dieren te krijgen, dat we er gerust op kunnen zijn dat ook degenen, die na ons komen zullen kunnen wonen en leven in een wereld met die schoonheid en diversiteit die wij hier aantroffen.

In veel kerkelijke gemeenten bestaan 'diakonale commissies'. Doorgaans zijn deze commissies belast met het opstellen van "collecteroosters". Diaconaat lijkt zo dikwijls te zijn gereduceerd tot het bijeenbrengen van gelden voor goede doelen. Maar: is dat het enige wat er dient te gebeuren? Is dat waar het om gaat? Wij denken dat diakonaat ook - en misschien wel in de eerste plaats - gericht zou moeten zijn voorlichting, bewustmaking, confrontatie, en ontmoeting. Al was het maar om mensen te laten beseffen: "met wat minder geluk had ik in de situatie van die ander verkeerd". En hoe zou ik dan in het leven hebben gestaan? Kan ik mijzelf zien door de ogen van die ander?

Dat de ongelijke verdeling van eigendom, van middelen en van kansen een zaak is die onze aandacht verdient lijdt geen twijfel: we leven in een wereld waarin 1% van de mensen kan beschikken over 40% van de rijkdommen van deze wereld. Van alle aandrang, die is uitgeoefend om schulden van arme landen kwijt te schelden is nog maar heel weinig gerealiseerd. Uit kritiese analysen blijkt dat geld dikwijls niet het grootste probleem niet is: er is een overvloed aan geld beschikbaar. Het grote probleem is dat veel van dit geld op dusdanige wijze wordt geïnvesteerd, dat een niet onbelangrijk deel vroeg of laat vanzelf weer terugvloeit naar de bron. Voor zulke 'hulp' geldt dat het er daarbij alle schijn van heeft dat deze voortkomt uit berekening en welbegrepen eigenbelang.

Een andere moeilijkheid hangt samen met een gebrek aan inzicht: het kost veel organisaties grote moeite om "zinnige" projecten te vinden. De beschikbare gelden blijven in zo'n geval dikwijls op banken staan, waardoor het kapitaal van instellingen die zich richten op ontwikkelingssamenwerking alleen maar groeit.

Een derde kwestie waar je vraagtekens bij kunt zetten is dat de ongelijke bezitsverhoudingen in het "rijke westen" hebben geleid tot wat je een nieuwe hobby zou kunnen noemen: filantropie. Door zeer rijke mensen worden hiervoor enorme bedragen beschikbaar gehouden. Wie over zoveel geld kunnen beschikken, kunnen zelf hun doelen uitkiezen: kinderzorg, dierenbescherming, natuurbehoud, onderwijs voor speciale groepen, gezondheidszorg, en zo voort. Niet zelden is een belangrijk oogmerk hierbij naamsbekendheid. De vraag is dan niet waar de prioriteit ligt maar waar de meeste eer aan te behalen valt. Dikwijls levert deze manier van doen weer spanningen op, en ongelijkheid die soms weer tot conflicten leidt. Bovendien is het niet moeilijk om te bedenken dat de enorme bedragen voor deze "goede doelen" in geen verhouding staan tot de investeringen van deze zelfde 'goede gevers' in die bedrijven, die gericht zijn op rendement. Met andere woorden: de beschikbare gelden zijn vaak eerst 'onttrokken' aan een samenleving om een deel ervan weer op een andere wijze te laten terugvloeien. Niet alles wat zich aandient als 'hulp' verdient die naam!

Natuurlijk zijn er ook voorbeelden van projecten waar weinig op is aan te merken, en activiteiten die binnen een samenleving wèl heilzaam werken. Met name zijn dat projecten die bijna als vanzelf een "positieve spiraal" tot gevolg hebben. Een voorbeeld: in veel ontwikkelingslanden worden vrouwen achtergesteld en onwetend gehouden, zij zijn er voor de kinderen en de zorg voor het huishouden. Persoonlijke ontplooiïng wordt hen vrijwel onmogelijk gemaakt. Stel nu dat er een land is, ons land, dat - bijv. onder politieke druk van de kerken - geld vrijmaakt om de achterstand van meisjes door middel van onderwijs te verkleinen; meer meisjes gaan dan naar school en volgen een opleiding, ze zoeken een baan, en voelen zich zelfstandiger; de huwelijksleeftijd gaat daardoor omhoog, het geboortecijfer en de bevolkingsgroei daalt, de welvaart neemt toe en er komt zo op termijn nog meer geld voor onderwijs. Zo'n proces zou een reeks met elkaar samenhangende problemen uit de wereld helpen. Zoiets is denkbaar. En alles wat denkbaar is zal vroeg of laat ook worden gerealiseerd! Anders gezegd: het verdient aanbeveling om goed na te denken over de langere termijngevolgen, over aanknopingspunten en prioriteiten, en over de wijze waarop juist die processen op gang gezet kunnen worden die 'een vliegwielfunctie hebben'.

Misschien is het - gezien de gecompliceerdheid van deze materie ook het overwegen waard indien kerkelijke gemeenten er naar streven zich te concentreren op slechts één project - om dit dan ook niet maar eens een keer maar gedurende langere tijd te ondersteunen, te volgen en zó te gebruiken om er zelf van te leren. Die ondersteuning zou dan dus niet alleen en in de eerste plaats bestaan uit financiële hulp, maar uit daadwerkelijke belangstelling voor de mensen aan wie hulp wordt geboden.

Het selecteren van projecten Het is dikwijls niet gemakkelijk om bij de selectie van projecten inzicht te verkrijgen in de kwaliteit van het project. Belangrijk hierbij is zich de goede vragen te stellen. Een (hoge)schoolvoorbeeld van de wijze waarop hulpaanvragen kunnen worden beoordeeld is te vinden op de website van WORLDEDU. De fondsen van deze organisatie zijn inmiddels helaas uitgeput en de organisatie, die deze website ontwikkelde, bestaat niet meer. Maar de pagina's zijn nog steeds de moeite waard om te worden gelezen voor wie belangstelt in de wijze waarop hulpaanvragen beoordeeld kunnen worden.


Terug naar de indexpagina

Reactie? Zend een E-mail

Herzien: januari 2007.