Taal is eigenlijk een wonderlijk en ongrijpbaar
"weefsel".
We beschrijven met onze taal de werkelijkheid, zoals we die
ervaren. En terwijl we dat zo doen, weven we als het ware een
sprei dat over onze wereld heenligt: een weefsel van
woorden als ware dit een tweede werkelijkheid.
Er is wel eens gezegd dat er in de taal één woord
is, waarvoor dat niet geldt: dat is het woord God. Immers,
God vormt geen onderdeel van onze leefwereld. Het woord
verwijst nu juist buiten, naar "een open plek" voorbij de horizon,
die onbereikbaar en ook ondefiniëerbaar is. De Middeleeuwers
duidden God ook wel aan als "de wolk van niet weten". Ook die woorden verwijzen
naar een verborgenheid, een werkelijkheid waar onze taal tekort schiet. Kan
een mens dan wel tot God bidden?
Misschien zou je kunnen zeggen, dat bidden tot God een reiken
van de mens is naar wat in woorden niet kan worden begrepen; het
uiting van een verlangen naar een helderheid, die buiten ons
bereik ligt; een expressie van het vermoeden, dat de werkelijkheid groter en
ruimer is dan alles waarvan we ons een voorstelling kunnen maken.
In de taal van het geloof heet het dat we uitgenodigd worden
om biddend door het leven te gaan: dat wil zeggen dat we proberen om zo te leven,
dat we voortdurend doordrongen zijn van een mysterie waarin ook ons bestaan begrepen is.
Terug naar de indexpagina
Reactie? Zend een E-mail
Verder naar de volgende
pagina.
© "KERKWINKEL KOINONIA", 2008.