Fragment van het evangelie van Marcus (Mc. 8:35 - 9:1)
Chester Beatty papyrus, 3de eeuw n. Chr.

DE TEKST VAN HET NIEUWE TESTAMENT

Wie het Nieuwe Testament ter hand neemt realiseert zich waarschijnlijk niet dat het hier om een vertaling gaat van een gereconstrueerde tekst. De Griekse handschriften, waar de vertalingen op berusten, stammen voor een belangrijk deel uit de Middeleeuwen. De talrijke handschriften die toen in kloosterbibliotheken te vinden waren, zijn vervaardigd door copiïsten. Vaak waren dit kloosterlingen, die buiten hun andere plichten niet veel anders deden dan het overschrijven van boeken. Voordat de boekdrukkunst werd uitgevonden was het copiëren de enige manier om nieuwe edities van boeken te maken. En dat is niet zonder gevolgen gebleven.

Het laat zich namelijk denken, dat bij dit copiëren vergissingen werden gemaakt; bovendien kwam het voor dat een copiïst meende de tekst te moeten verbeteren. Zo komt het dat de teksten in de Middeleeuwse handschriften onderling aanzienlijke verschillen laten zien.

Dit bracht - veel later - geleerden ertoe om te proberen de oorspronkelijke tekst te reconstrueren. Zij ontdekten dat er verscheidene groepen handschriften zijn, die bepaalde kenmerken met elkaar gemeen hebben: klaarblijkelijk omdat bepaalde tekstafwijkingen elke keer opnieuw zijn overgeschreven. In dit verband spreekt men wel van "handschriftenfamilies". Het is inmiddels goed mogelijk gebleken om een aantal van die "families" van elkaar te onderscheiden en te beschrijven aan de hand van karakteristieke kenmerken.

Maar daarmee is natuurlijk de vraag niet beantwoord, welke tekstversie nu het dichtst bij de ooorspronkelijke tekst staat. Om die vraag te kunnen beantwoorden zou je eigenlijk over het oorspronkelijke geschrift moeten beschikken. Maar zoveel moge duidelijk zijn: van geen van de bijbelboeken bestaat nog het oorspronkelijke handschrift. De oudste fragmenten van Nieuw Testamentische geschriften zijn te vinden op papyrus: doorgaans betreft het helaas slechts betrekkelijk kleine fragmenten, die teruggevonden zijn in het woestijnzand van Egypte, Syrië of in het gebied ten zuiden van Jericho (Dode Zee). Papyrus is namelijk een kwetsbaar materiaal. Toch zijn we heel blij met die fragmenten: ook is het vaak mogelijk om zelfs deze kleine fragmenten te dateren. Men maakt daarbij ondermeer gebruik van de paleografie - de bestudering van het handschrift -, van de vorm van de letters, het gebruikte materiaal, de herkomst daarvan, de samenstelling van de inkt, enz.

We beschikken pas over zulke papyrusfragmenten sedert de 19de eeuw: in die tijd is men dan ook begonnen met de zoektocht naar de oorspronkelijke versies van de verschillende Nieuw Testamentische bijbelboeken. De fragmenten die zijn teruggevonden dateren uit de tweede, derde en vierde eeuw. Zij zijn, zoals gemakkelijk te begrijpen valt, van onschatbare waarde bij de bepaling van de betrouwbaarheid van Middeleeuwse copieën. Maar er is meer: geleerden beschikken behalve over oude papyrusresten ook nog over andere hulpmiddelen bij het bepalen van wat mogelijk een oorspronkelijke tekstversie zou kunnen zijn: dat zijn de vertalingen van gedeelten van het Nieuwe Testament (die al vroeg zijn gemaakt, en die daardoor een eigen teksttraditie vertegenwoordigen). Te denken valt daarbij aan o.a. de vertalingen in het koptisch, het syrisch, het aramees, het georgisch, het latijn en het armeens. Van deze vertalingen is vaak vrij nauwkeurig bekend wanneer die zijn gemaakt: en dat impliceert dat de vertaler toen, op dat moment, beschikte over een bepaalde tekst. Het is vaak mogelijk om uit zo'n vertaling te destileren wat de vertaler in de griekse tekst moet hebben gelezen. Een derde soort aanwijzingen voor een reconstructie wordt soms gevonden in tekstcitaten van oude kerkvaders (Justinus, Hippolitus, Irenaeus, Tertullianus, Tatianus en anderen).

Fragment van de brief van Paulus aan de gemeente in Rome (Rom. 8: 15-25)
3de eeuw n. Chr.

Het onderzoek naar de verschillende tekstfamilies is een monnikenwerk geweest - dat laat zich denken. Uiteindelijk heeft dit er wel toe geleid, dat we nu feitelijk een vijftal 'tekstfamilies' goed kunnen onderscheiden:
- de byzantijnse tekst
- de alexandrijnse tekst
- de Caesareatekst
- de westerse tekst
- de oostsyrische tekst

Elk van deze tekstfamilies heeft dus een aantal specifieke kenmerken. En op grond daarvan kan men van de (latere) Middeleeuwse handschriften bepalen tot welke tekstfamilie ze gerekend moeten worden.

Daarmee is echter nog steeds de vraag, waar het allemaal om begonnen was, niet opgelost: de vraag namelijk hoe de oorspronkelijke tekst luidt van dit evangelie, van die brief van Paulus of van het boek 'Handelingen der Apostelen'. Door vergelijking van de tekstfamilies kan men bij bepaalde tekstvarianten soms wel zeggen: deze variant komt het meest vaak voor. Zou dat een argument zijn voor betrouwbaarheid? Daar is niet iedere geleerde het mee eens. Er valt namelijk tegenin te brengen, dat mogelijkerwijze de zich ontwikkelende geloofsovertuigingen de copiïsten hebben verleid tot het aanbrengen van bepaalde verbeteringen. Wanneer bijvoorbeeld in Johannes 1:18 over Jezus wordt gezegd (in veel vertalingen) dat hij "de eniggeboren zoon van God" is, dan berust dit op voornamelijk latere Middeleeuwse handschriften; de Willibrordvertaling van 1995 leest "de eniggeboren God", en kan zich hierbij ondermeer beroepen op een oud papyrusfragment dat vermoedelijk dateert uit de 2de of 3de eeuw, en op de zogenoemde Codex Sinaïticus (zie afbeelding hieronder)- een geschrift uit de 4de eeuw. Is het denkbaar dat het leerstuk van de Drieëenheid hier invloed heeft gehad op de latere tekstedities?

Anderen pleiten ervoor om juist aan afwijkende en 'moeilijke' tekstvarianten de voorkeur te geven, omdat ze misschien wel het meest oorsponkelijk zijn - gezien het feit dat de kerk altijd de neiging heeft gehad om oneffenheden in de tekst glad te strijken en tegenspraken weg te werken.

Kortom: er blijven, niettegenstaande al het onderzoek, voldoende redenen over voor meningsverschillen. Verschillende vertalers van de bijbel blijken dan ook altijd weer hun eigen voorkeuren te hebben als het gaat om de vraag hoe de tekst, die men als uitgangspunt voor zijn vertaling kiest, nu precies luidt. In alle gevallen blijft een vertaling een interpretatie en in sterke mate bepaald door persoonlijke voorkeuren. Zij, die het erop houden dat de bijbel van kaft tot kaft 'waar' is, zouden moeten bekennen dat we niet weten hoe het origineel van de verschillende bijbelboeken eruit heeft gezien. De teksten zijn gereconstrueerd: er is niet één bijbelboek waarvan we de exacte grondtekst kennen.

De laatste pagina van de beroemde Codex Sinaïticus (4de eeuw n. Chr.); deze codex werd in 1844 ontdekt door de Duitse geleerde Von Tischendorf in het Catharinaklooster in de Sinaï. De codex bevat een groot deel van het Oude Testament in het Grieks en het volledige Nieuwe Testament. Het is sedertdien één van de meest gezaghebbende teksten.
Onderaan de tekst staat in Griekse letters: de titel: Apokalyps van Johannes.

In de wetenschappelijke uitgaven van de Griekse tekst van het Nieuwe Testament wordt doorgaans dan ook vermeld op welke tekst de uitgave (voornamelijk) berust; en voorts wordt er, in een uitgebreid "critisch apparaat" opgegeven welke varianten er voorkomen en waar die in zijn aangetroffen. Op die wijze kan een lezer, die het grieks machtig is, zichzelf een oordeel vormen over de grondtekst.


Meer weten over deze website? Ga naar de
TITELPAGINA

Reactie? Zend een E-mail

© A.E.J. Kaal, 2011.


Untitled