Fragment van het evangelie van Marcus (Mc. 8:35 - 9:1) Chester Beatty papyrus, 3de eeuw n. Chr. |
Maar daarmee is natuurlijk de vraag niet beantwoord, welke tekstversie
nu het dichtst bij de ooorspronkelijke tekst staat. Om die vraag te
kunnen beantwoorden zou je eigenlijk over het oorspronkelijke geschrift
moeten beschikken. Maar zoveel moge duidelijk zijn: van geen van de
bijbelboeken bestaat nog het oorspronkelijke handschrift. De oudste
fragmenten van Nieuw Testamentische geschriften zijn te vinden op
papyrus: doorgaans betreft het helaas slechts betrekkelijk kleine
fragmenten, die teruggevonden zijn in het woestijnzand van
Egypte, Syrië of in het gebied ten zuiden van Jericho (Dode
Zee). Papyrus is namelijk een kwetsbaar materiaal. Toch zijn we heel
blij met die fragmenten: ook is het vaak mogelijk om zelfs deze
kleine fragmenten te dateren. Men maakt daarbij ondermeer gebruik
van de paleografie - de bestudering van het handschrift -, van
de vorm van de letters, het gebruikte materiaal,
de herkomst daarvan, de samenstelling van de inkt, enz.
We beschikken pas over zulke papyrusfragmenten sedert de 19de eeuw: in
die tijd is men dan ook begonnen met de zoektocht naar de oorspronkelijke
versies van de verschillende Nieuw Testamentische bijbelboeken. De fragmenten
die zijn teruggevonden dateren uit de tweede, derde en vierde eeuw.
Zij zijn, zoals gemakkelijk te begrijpen valt, van onschatbare waarde
bij de bepaling van de betrouwbaarheid van Middeleeuwse copieën.
Maar er is meer: geleerden beschikken behalve over oude papyrusresten
ook nog over andere hulpmiddelen bij het bepalen van wat mogelijk een
oorspronkelijke tekstversie zou kunnen zijn: dat zijn de vertalingen
van gedeelten van het Nieuwe Testament (die al vroeg zijn gemaakt, en
die daardoor een eigen teksttraditie vertegenwoordigen). Te denken valt
daarbij aan o.a. de vertalingen in het koptisch, het syrisch, het aramees, het
georgisch, het latijn en het armeens. Van deze vertalingen is vaak vrij nauwkeurig
bekend wanneer die zijn gemaakt: en dat impliceert dat de vertaler toen,
op dat moment, beschikte over een bepaalde tekst. Het is vaak mogelijk
om uit zo'n vertaling te destileren wat de vertaler in de griekse tekst moet
hebben gelezen. Een derde soort aanwijzingen voor een reconstructie wordt
soms gevonden in tekstcitaten van oude kerkvaders (Justinus,
Hippolitus, Irenaeus, Tertullianus, Tatianus en anderen).
Fragment van de brief van Paulus aan de
gemeente in Rome (Rom. 8: 15-25) 3de eeuw n. Chr. |
Daarmee is echter nog steeds de vraag, waar het allemaal om
begonnen was, niet opgelost: de vraag namelijk hoe de
oorspronkelijke tekst luidt van dit evangelie, van die brief
van Paulus of van het boek 'Handelingen der Apostelen'. Door
vergelijking van de tekstfamilies kan men bij bepaalde
tekstvarianten soms wel zeggen: deze variant komt het meest
vaak voor. Zou dat een argument zijn voor betrouwbaarheid?
Daar is niet iedere geleerde het mee eens. Er valt namelijk
tegenin te brengen, dat mogelijkerwijze de zich ontwikkelende
geloofsovertuigingen de copiïsten hebben verleid
tot het aanbrengen van bepaalde verbeteringen. Wanneer bijvoorbeeld
in Johannes 1:18 over Jezus wordt gezegd (in veel vertalingen)
dat hij "de eniggeboren zoon van God" is, dan berust dit op
voornamelijk latere Middeleeuwse handschriften; de Willibrordvertaling
van 1995 leest "de eniggeboren God", en kan zich hierbij
ondermeer beroepen op een oud papyrusfragment dat vermoedelijk
dateert uit de 2de of 3de eeuw, en op de zogenoemde Codex
Sinaïticus (zie afbeelding hieronder)- een geschrift
uit de 4de eeuw. Is het denkbaar dat het leerstuk van de
Drieëenheid hier invloed heeft gehad op de latere
tekstedities?
Anderen pleiten ervoor om juist aan afwijkende en 'moeilijke'
tekstvarianten de voorkeur te geven, omdat ze misschien wel het
meest oorsponkelijk zijn - gezien het feit dat de kerk
altijd de neiging heeft gehad om oneffenheden in de tekst
glad te strijken en tegenspraken weg te werken.
Kortom: er blijven, niettegenstaande al het onderzoek, voldoende redenen
over voor meningsverschillen. Verschillende vertalers van de bijbel
blijken dan ook altijd weer hun eigen voorkeuren te hebben als het
gaat om de vraag hoe de tekst, die men als uitgangspunt voor zijn
vertaling kiest, nu precies luidt. In alle gevallen blijft een vertaling
een interpretatie en in sterke mate bepaald door persoonlijke voorkeuren.
Zij, die het erop houden dat de bijbel van kaft tot kaft 'waar' is,
zouden moeten bekennen dat we niet weten hoe het origineel van de
verschillende bijbelboeken eruit heeft gezien. De teksten zijn
gereconstrueerd: er is niet één bijbelboek waarvan we
de exacte grondtekst kennen.
De laatste pagina van de beroemde Codex
Sinaïticus (4de eeuw n. Chr.); deze codex werd in 1844
ontdekt door de Duitse geleerde Von Tischendorf in het
Catharinaklooster in de Sinaï. De codex bevat een groot
deel van het Oude Testament in het Grieks en het volledige
Nieuwe Testament. Het is sedertdien één van de
meest gezaghebbende teksten. Onderaan de tekst staat in Griekse letters: de titel: Apokalyps van Johannes. |
Reactie? Zend een E-mail
© A.E.J. Kaal, 2011.