PAGINA'S VOOR PELGRIMS

 

DE DROOM VAN KAREL DE GROTE: EEN LEVENSOPDRACHT?



In de Karelskroniek van Einhart (830 n. Chr.) wordt een droom beschreven, die Karel de Grote zou hebben gehad. "Hij zag aan de hemel een weg van sterren. Deze begon bij de Friese Zee en liep over Duitsland en Italië, Gallië en Aquitanië, ging dwars door Gascogne, Baskenland en Spanje naar Gallicië, waar het lichaam van Jacobus rustte zonder dat men dat wist..." Karel overdacht de droom, maar kon niet bedenken wat die te betekenen had. Dus droomde hij de volgende nacht opnieuw: maar nu verscheen hem een gestalte, die tot hem sprak. Toen Karel hem vroeg wie hij was bleek dat het Jacobus was, de apostel van Jezus, die wij uit de bijbel kennen als de zoon van Zebedeus en de broer van Johannes. Deze vertelde Karel dat zijn stoffelijk overschot rustte Gallicië. Karel kreeg de opdracht om de strijd aan te binden met de ongelovigen en om een kerk te bouwen op de plaats waar het gebeente van Jacobus begraven lag. Zo werd 'de weg' voor Karel tevens een deel van zijn levensopdracht: een weg om te gaan.

Dit verhaal uit de Karelskroniek is in latere heldenliederen verbonden met het verhaal over Roeland. Roeland was het kind van een verstoten zuster van Karel, Bertha. Karel had haar verstoten toen ze huwde met een man die haar niet waardig was. Ze baarde een zoon, maar niet lang daarna verdronk zijn vader. Roeland groeide op, en besloot om voor zijn moeder te zorgen. Eenmaal volwassen keerde hij terug naar het hof van Karel: toen deze ontdekte wie deze Roeland was en wat er inmiddels allemaal was gebeurd, besloot Karel om zich over Roeland te ontfermen: hij zou van toen af aan, samen met zijn moeder, deel uitmaken van het hof.

Bezongen wordt hoe de moedige Roeland meestrijdt tegen de ongelovigen. Maar ook, hoe hij tenslotte de dood vindt omdat hij wordt verraden, door Fenelon, zijn stiefvader, die de jonge Roeland benijdde om zijn roem. Wanneer de legers van Karel terugkeren uit Spanje, raakt de achterhoede in een hinderlaag: bij Roncevalles. Fenelon had ervoor gezorgd dat Roeland het bevel voerde over deze troepen. Als trotse ridder vocht hij voor zijn leven, maar hij bleek uiteindelijk niet opgewassen tegen de overmacht van de trouweloze Waskonen (Basken; in latere versies worden deze vijanden als 'Saracenen' aangeduid: dat paste beter in de toen inmiddels ontbrandde "reconquista" - de herovering van Spanje op de Moren). Roeland sneuvelde op 15 augustus 778. Zijn dood werd gewroken: vele duizenden ongelovigen werden door de legers van Karel de rivier de Ebro ingedreven. Het lichaam van Roeland werd in zijde gewikkeld, in een wit-marmeren kist gelegd en bijgezet in Saint Romain. Ook in deze legende wordt een zeker verband gelegd tussen de levensopdracht en de pelgrimsroute naar Santiago.

Maar wat ook naar voren komt is, dat een verband wordt gelegd tussen de pelgrimsroute die loopt van Roncevalles naar het graf van Jacobus en de melkweg. Pelgrimswegen zijn dikwijls in gerelateerd aan de sterren. Vaak zijn het zeelieden die, zich oriënterend op de sterren, zwerven over de wateren des doods en uiteindelijk aankomen in een land daaraan voorbij. Zo wordt tot uitdrukking gebracht dat de tocht een afspiegeling is van een levensopdracht die moet worden vervuld: het leven moet worden geleefd, tot het (soms) smartelijke einde. Ook de Griekse mythologie weet hiervan. Zowel de avontuurlijke tochten van Hercules als van Odysseus bevatten elementen die verwijzen naar de tocht van het leven. Oude wegen boezemen respect in. Zo gingen de Kelten respectvol om met de oeroude wegen langs heilige plaatsen - steenhopen, menhirs, heilige bomen en bergtoppen - die al werden gebruikt door mensen in de prehistorische tijd. Wij kennen deze wegen en een aantal van de monumenten die zich langs deze wegen bevonden. Zo liep er een weg in Zuid Engeland via Canterburry, Stonehenge, Gladstonebury, Avalon, en Barnstaple; en er liep een route vanuit de Elzas via Bretagne naar Finistère. Voor veel pelgrims die op weg gaan naar Santiago is niet het graf van Jacobus het eindpunt van de tocht, maar Finisterre: de zee, de plek waar een mens niet verder kan. Daar loopt de weg letterlijk dood.

Het zwerven langs deze wegen kan dan ook worden geduid als een verkennen van de avontuurlijke levensweg - op zoek naar het antwoord op alle vragen, die het leven je stelt. Vooruitzien naar het einde komt niet zelden voort uit een nauwelijks te bedwingen nieuwsgierigheid naar inzicht. Het gevaar van een teveel aan aandacht voor wat ver vooruit ligt is, dat je daardoor vergeet om stil te staan bij het wonder van de dingen van alledag. Het leven is een weg: misschien ligt de zin ervan minder in de bestemming als wel in de ervaringen van onderweg. Wie pelgrimeert weet dan ook dat het zaak is om voortdurend bedachtzaam te zijn op de kleine dingen van alledag en de betekenis daarvan. Vol aandacht zijn: dat is zo ongeveer ook wat de apostel ons raadt wanneer hij schrijft: "Bidt zonder ophouden". Dit motto vormt de basis voor het bekende verhaal uit de Russische literatuur, dat bekend staat als de "Ware verhalen van een pelgrim aan zijn geestelijke Vader".

Gaat de weg wel naar zee? Men zegt wel, dat ooit de route in omgekeerde richting moest worden afgelegd: vanaf de zee, vanuit de laagte naar de hoogte, het gebergte. Zo beschouwd is de levensweg een weg omhoog - zoals de pelgrims in het oude Israël gingen: op, naar Jeruzalem, waar de berg des Heren stevig staat. In dat geval is de berg een plaats van redding; een plek, waar hemel en aarde elkaar raken. De plaats vanwaaruit men eindelijk het overzicht heeft: zoals Mozes, toen hij vlak voor zijn dood vanaf de berg Nebo het hele (beloofde) land zag: van Gilead tot Dan, van Juda totaan de zee. (Deuteronomium 34:1). Men meent wel dat ook de pelgrimsweg in Noord Spanje ooit begon bij de zee, en eindigde op één van de toppen van de Pyreneëen.

Hoe dit ook zij: ongeacht of de weg nu loopt naar boven of juist naar beneden, in beide gevallen kan men er een projectie van het leven in zien. Als de weg omhoog loopt spreekt men elkaar bemoedigend toe: "Wat moet, dat moet!"; als de weg nog lang is wenst men elkaar "bon courage"; en als de weg omlaag voert is het zaak om voorzichtig te zijn en je staf te gebruiken, steun te zoeken. Want voor je het weet gaat het harder bergafwaarts dan je lief is.

Naar de volgende pagina

Terug naar de inhoudsopgave

Terug naar de indexpagina

Reactie? Zend een E-mail


© A.E.J. Kaal, 2005.