Ikoon met Petrus encaustiek, 6de eeuw Catherinaklooster, Sinaï |
"Jij bent Petrus, en op deze rots zal ik mijn kerk bouwen".
(Matteüs 16:18)
Heeft Jezus de kerk gesticht? Je zou het haast denken wanneer
je deze woorden leest. Waarschijnlijk is dat echter niet. Dat
Matteüs Jezus deze woorden in de mond heeft gelegd
laat zien dat Petrus al vroeg werd beschouwd als een
sleutelfiguur in de wordingsgeschiedenis van de kerk. We
zouden met het oog daarop graag alles over hem willen weten.
Maar helaas: we beschikken nauwelijks over feitelijke
biografische gegevens. Alles wat we over hem weten is
gebaseerd op teksten die geschreven zijn door anderen: in
geschriften over Jezus en de wijze waarop zijn evangelie is
verbreid. Petrus komt daarin slechts terloops ter sprake. Er
zijn weliswaar twee brieven bewaard gebleven die op zijn naam
staan, maar daarvan is het wel zeker dat hij die onmogelijk
geschreven kan hebben. Ook andere documenten waarmee zijn naam
is verbonden, zoals 'het evangelie van Petrus', 'de
handelingen van Petrus en de twaalf apostelen', 'de brief van
Petrus aan Filippus', en 'de openbaring van Petrus' zijn pas
veel later ontstaan en weinig bruikbaar als het gaat om
historische gegevens. Niettemin valt er over deze prominente
apostel heel wat af te leiden uit de verhalen die evangelisten
vertellen en notities die kerkvaders ons hebben nagelaten.
De oorspronkelijke naam van Petrus was Simon. Hij was de zoon
van een zekere Jona (Matteüs 16:17) en hij had een broer
Andreas. Hij werkte als visser in Bethsaïda - samen met zijn
broer en de zonen van Zebedeüs: Johannes en Jacobus. Volgens
het evangelie van Johannes voelde Andreas zich aangetrokken
tot Johannes de Doper. Ook voor Jezus gold dit. Via
Andreas komt Simon in aanraking met Jezus. De evangelist
vertelt dat Simon direct bij de eerste ontmoeting van Jezus de
bijnaam Kefas krijgt (= rots; Johannes 1:43). Vertaald in het
Grieks is dat: Petrus. Volgens Matteüs krijgt hij die naam pas
veel later, naar aanleiding van een bijzondere gebeurtenis: op
de vraag van Jezus, wat de mensen over hem zeggen, antwoordt
Simon dat Jezus in zijn ogen de messias is, de zoon van de
levende God. Bij die gelegenheid zou Jezus hem de naam
hebben gegeven die past bij de sleutelrol die hij
zou gaan spelen in de wordingsgeschiedenis van de kerk. Volgens
Markus hebben Simon en Andreas Jezus leren kennen toen zij aan het vissen
waren. De verhalen vertellen dus verschillende zaken. Uit de
verschillen blijkt, dat we te doen hebben met verschillende
tradities en niet met harde feiten: de feiten kennen we niet.
Toch bieden die verhalen ons wel enig inzicht in de gang van
zaken.
Hoewel Petrus werkt in Bethsaïda blijkt dat hij, mogelijk
sedert zijn huwelijk, woont in Kafarnaüm. Dat is een dorp dat
wat verder naar het noordoosten ligt, ook aan het meer
van Galilea. Destijds was het een grensplaats. Mogelijk
verklaart dit de aanwezigheid daar van soldaten en
belastingambtenaren (tollenaars), waarvan in de evangeliën
sprake is. Daar, in Kafarnaüm, treedt Jezus voor het eerst
op in de openbaarheid op: mogelijk heeft hij bij Petrus zijn intrek genomen
(Marcus 2:1!). We vernemen dat Jezus in het huis van Petrus
diens schoonmoeder geneest, en ook vele anderen. Mensen uit de
omliggende dorpen komen erheen omdat ze over Jezus hebben
gehoord. Alles wijst erop dat het huis van Petrus in Kafarnaüm
al snel de uitvalsbasis was van waaruit Jezus zijn
activiteiten ontplooide. Bij opgravingen ter plekke heeft men
temidden van de resten van een aantal eenvoudige
visserswoningen er één gevonden, die in de periode tussen 50
en 100 n. Chr. is 'gerestaureerd'. Mogelijk heeft men destijds
nog geweten waar het huis van Petrus zich bevond.
In de verhalen waarin Petrus ter sprake wordt gebracht zijn
drie fasen van zijn leven te onderscheiden: die van discipel
(leerling), die van apostel (zendeling), en die van kerkleider
en martelaar.
Als leerling behoort Petrus al meteen vanaf het begin tot de
intimi van Jezus. Samen met Jacobus en Johannes is hij steeds
opvallend aanwezig bij belangrijke gebeurtenissen in het leven
van Jezus (zoals bij de genezing van het dochtertje van
Jaïrus, de verheerlijking op de berg en in de olijfgaard, die
Getsemane heet, in de nacht voordat Jezus wordt berecht). Ook
wordt hij benaderd door mensen die willen weten wat Jezus zoal
verkondigt: zoals die keer toen het ging om de vraag naar het
betalen van belasting (Matteüs 17:24). Klaarblijkelijk werd
Petrus in dergelijke situaties beschouwd als een representatieve
vertegenwoordiging van de Jezusbeweging. En ook uit andere verhalen
blijkt dat Petrus dikwijls het middelpunt vormt van de groep
volgelingen van Jezus. Zo bijvoorbeeld tijdens het laatste
avondmaal: hij is het die het initiatief neemt om erachter
te komen, wie Jezus zal verraden (Johannes 13:24). Toch heeft
hij een geduchte concurrent gehad: Maria uit Magdala. Magdala is
een dorpje, niet ver van Bethsaïda; het ligt ook aan het meer van
Galilea.
Maria Magdalena in gezelschap van Lazarus en Martha
Zij zijn in een bootje op zee gedropped, in de veronderstelling
dat zij dit niet zouden overleven; maar zij spoelen aan in Zuid Frankrijk
en zullen daar het evangelie verkondigen.
Wandkleed uit de 17de eeuw
Conques - Aveyron.
Volgens het oudste evangelie, dat van Marcus, behoort zij tot de groep
vrouwen die Jezus trouw blijft volgen - ook als de 12 apostelen allen
Jezus al aan zijn lot hebben overgelaten. Zij is één van de vrouwen
die uit de verte ziet dat Jezus is gekruisigd; zij ziet ook dat het
lichaam van Jezus in een graf wordt gelegd; en zij is ook één van
de drie vrouwen die op de Paasochtend naar het graf gaan met
het voornemen om het lichaam te balsemen. Volgens Lukas was
zij al geruime tijd daarvoor te vinden in het gezelschap, dat
Jezus volgde (Lucas 8:2). Volgens het Johannesevangelie is zij
ook de eerste aan wie die de verrezene verschijnt: doordat zij
aan de andere apostelen het nieuws heeft verteld dat Jezus
leefde gaf zij de aanzet tot het ontstaan van het christendom.
In buitenbijbelse geschriften wordt ze dan ook wel de
'apostola apostolorum' genoemd - de apostel die de anderen
heeft behoed voor onbegrip en ongeloof. Een andere traditie
houdt het erop dat het Petrus is geweest, aan wie Jezus na
zijn dood als eerste verscheen (I Cor. 15:5). Hoe het ook zij:
tot laat in de Middeleeuwen is Maria van Magdalena in bepaalde
kringen heel populair geweest. Een legende vertelt dat zij het
is geweest die, samen met anderen, het zuiden van Frankrijk
heeft gekerstend. Hoezeer Maria Magdalena en Petrus met elkaar
'de eerste plaats' hebben betwist vooral blijkt ook uit niet
canonieke (buitenbijbelse) teksten.
De bijbelse traditie laat zien, dat uiteindelijk Petrus de
onbetwiste leider is geworden van de oudste gemeente - die van
Jeruzalem; in de canonieke geschriften zullen we zijn naam dan
ook steeds tegenkomen in verbinding met de anderen grote
mannen in de vroege kerkgeschiedenis: Paulus en Johannes. Zij
zijn 'de zuilen', waarop de wereldkerk is gebouwd. Volgens die
traditie eindigt het leven van Petrus in Rome, dat later het
hart zal worden van de westerse kerk. Daar zou Petrus als
martelaar zijn gestorven en begraven: op de plaats waar
vandaag de dag de Sint Pieter staat.
Petrus is altijd heel geliefd geweest onder gelovigen. Dat
heeft zonder twijfel te maken met het feit dat hij door de
schaduwkanten van zijn karakter zo herkenbaar is. Hij had een
opvliegend karakter, was hardleers, werd nu en dan door
twijfel en onzekerheid verteerd, en moest door vallen en
opstaan wijs worden: zoals bijvoorbeeld blijkt uit het
verhaal over de verschijning van Jezus op het water (Matteüs
14:22-33), uit het verhaal waarin Jezus vertelt wat hem in
Jeruzalem te wachten staat (Marcus 8:32v.), uit het verhaal
over de voetwassing (Johannes 13:6), het verhaal over de
arrestatie van Jezus (Johannes 18:10v.) en uit het verhaal
over de rol van Petrus tijdens het verhoor van Jezus (Johannes
18:25-27). Ook later, na de dood en verrijzenis van Jezus,
blijkt dat er mensen zijn die moeite hebben met zijn karakter.
Met Paulus bijvoorbeeld komt hij in conflict als het gaat om
vragen rond de geldigheid van de Mozaïsche wetten: moeten
Christenen, net als Joden, besneden worden? Moeten zij zich
houden aan de spijswetten? En aan de reinheidsvoorschriften?
Ja, is het evangelie eigenlijk wel bestemd voor de heidenen?
Petrus weet het allemaal niet meer zo goed. En dat leidt er
toe dat hij een zigzag koers vaart. De ruzie daarover met
Paulus loopt hoog op: in de ogen van Paulus is Petrus
huichelachtig bezig; nu eens zit hij met de heidenen aan
tafel; maar als er mensen uit Jeruzalem in de buurt zijn
ineens niet meer. In de ogen van Paulus is hij onbetrouwbaar
(Galaten 2: 3-14), niet iemand waar je op kunt bouwen. Het
conflict loopt hoog op en of het tussen hen ooit is bijgelegd is
twijfelachtig. Weliswaar schrijft Lucas (Handelingen 15) over
een bijeenkomst van de apostelen in Jeruzalem, waarbij heldere
afspraken zijn gemaakt, maar we weten niet of Lucas, die zijn
boek veel later schreef, de zaken achteraf niet heeft proberen
glad te strijken. Sommige geleerden houden het er zelfs op dat
de afspraken nooit zo gemaakt zijn en dat ze achteraf door
Lucas zijn gecomponeerd.
Hoe het Petrus precies is vergaan sedert hij uit Jeruzalem is
vertrokken is moeilijk te achterhalen. Aanvankelijk is hij
naar Antiochië gegaan: daar kwam hij in aanvaring met Paulus.
Volgens Papias, een bisschop van Hiërapolis uit het begin van
de 2de eeuw, heeft Petrus op zijn verdere reizen gedurende
enige tijd Marcus als reisgenoot en 'tolk' gehad; Marcus zou
ook "nauwkeurig, zij het niet in de juist volgorde" hebben
opgeschreven wat hij van Petrus over Jezus had gehoord. Van de
manier waarop Petrus placht te evangeliseren krijgen we
mogelijk een indruk door de toespraken zoals die in het eerste
gedeelte van het boek Handelingen (2:14-47; 3:11-26; 10: 34-43; 11:5-17)
zijn weergegeven (of gecomponeerd door Lucas?).
Op enig moment wordt Petrus gearresteerd en gevangen gezet
(Handelingen 12). Maar door een wonder uit de hemel komt hij
vrij juist voordat hij zal worden voorgeleid. Wanneer Petrus
hierna 'vertrekt naar elders' (Handelingen 12:17), verliezen
we hem uit het oog. Belangwekkend zijn nog wel twee korte
notities van Paulus, die te vinden zijn in zijn
correspondentie met de gemeente in Corinthe. De eerste
opmerking betreft de vraag naar de rechten en plichten van een
apostel: "Zouden wij niet het recht hebben een gelovige
echtgenote op onze reizen mee te nemen, zoals de andere
apostelen, de broers van de Heer en Kefas?" (I Cor. 9:5).
Klaarblijkelijk heeft Petrus rondgereisd in gezelschap van
zijn echtgenote. Dat hij getrouwd was wisten we al uit het
evangelie van Marcus (1:29), waar gesproken wordt over zijn
zieke schoonmoeder. Een tweede opmerking van Paulus gaat over
rivaliteit tussen groepen in die gemeente: sommigen dwepen met
Paulus, anderen met Apollos en weer anderen met Kefas of met
Christus (I Cor.1:12)> Hieruit zou je kunnen opmaken dat Petrus ook in
Corinthe is geweest om daar het evangelie te prediken; een andere mogelijkheid
is dat er in Corinthe mensen waren die Petrus elders hadden horen spreken.
Wel vast staat dat de inhoud van zijn boodschap afweek van die van Paulus
en de anderen. Zou dit steeds betrekking hebben gehad op de geldigheid van
de Mozaïsche leefregels voor Christenen? Dat weten we niet.
Mogelijk moest de bijeenkomst van de apostelen, waarover Paulus schrijft in
zijn brief aan de Galaten, nog plaatsvinden en huldigde Petrus, op
het moment dat hij in Corinthe was, nog steeds de opvatting dat je
van onbesnedenen, die zich tot het Christendom bekeerden, toch
minstens mocht verwachten dat ze zich iets gelegen lieten liggen aan
de leefregels zoals die in de tora stonden.
Interieur van de Sint Piersbasiliek in Rome,
naar een schilderij van Pannini.
Dat Petrus tenslotte in Rome de marteldood is gestorven lijkt
te worden bevestigd door het slot van het Johannesevangelie;
het is later aan dit evangelie toegevoegd en bewaart de
traditie betreffende zijn marteldood (Johannes 21:18v.): "Jezus
zei: (...) Toen je nog jong was deed je zelf je gordel om en
ging je waarheen je wilde, maar wanneer je oud wordt zal een
ander je handen grijpen, je je gordel omdoen en je brengen
waar je niet naartoe wilt. Met deze woorden duidde hij
(Jezus) aan hoe Petrus zou sterven tot eer van God." Mogelijk
is Petrus het slachtoffer geworden van de vervolgingen die
Nero heeft georganiseerd om de schuld voor de grote brand, die
in het jaar 64 n. Chr. een belangrijk deel van de stad Rome in
de as legde en waarvan we tot op de dag van vandaag niet weten
of hier sprake was van een ongeluk of dat hier boze opzet in
het spel was, op de Christenen af te wentelen. Het gerucht
deed de ronde dat de brand door Nero zelf was aangestoken.
Tacitus, een Romeins geschiedschrijver (55-117 n. Chr.)
schrijft over de strafmaatregelen die volgden: "Men begon
diegenen gevangen te nemen, die openlijk bekenden (qui
fatebantur); en vervolgens, op hun aanwijzing, een groot
aantal mensen die schuldig werden verklaard - niet zozeer aan
de hun ten laste gelegde brandstichting als wel aa haat jegens
het mensdom." Uit de tekst is niet duidelijk wat de schuldigen
nu precies bekenden: dat zij schuldig waren aan
brandstichting, of dat zij behoorden tot degenen die zich
Christen noemen en waarvan gezegd werd dat zijhaat koesterden
tegen het mensdom. Hoe dit ook zij: dat het hier Christenen
betrof past goed in het beeld dat Suetonius, een andere
geschiedschrijver (70-160 n. Chr.) schetst: "Zware
strafmaatregelen werden getroffen" zo schrijft hij over Nero,
"tegen de Christenen, een mensensoort met een nieuw,
kwaadaardig bijgeloof." Of en hoe het dode lichaam van Petrus
uiteindelijk terecht is gekomen op de begraafplaats waarop
veel later een monument te zijner gedachtenis is gebouwd,
vervolgens een kerk, en daarna overheen de Sint Pieter zal wel
altijd een punt van onderzoek en discussie blijven. Die
geschiedenis voegt echter niets toe aan de vraag wie Petrus is
geweest en wat hij heeft betekend. Wel betekenisvol is het
feit dat Petrus binnen de stadsmuren is begraven, en Paulus
daarbuiten. Zou je daaruit niet mogen afleiden dat de kerk van
Rome uiteindelijk Petrus meer heeft liefgehad dan Paulus?
Terug naar het begin van deze pagina
Reactie? Zend een E-mail
© Kerkwinkel Koinonia, 2012.