HET KRIJTEN:
Met een mengsel van konijnenlijm en heel fijn, dubbelgewassen
champagnekrijt worden twaalf dunne witte lagen aangebracht. Elk van deze lagen
moet een uurtje drogen voordat een volgende laag kan worden aangebracht.
Wanneer al deze lagen zijn aangebracht moet de ikoonplank gedurende tenminste
24 uur drogen: hierdoor ontstaat een harde, maar toch nog wat poreuze
ondergrond. Nu wordt de plank opnieuw geschuurd: dit maal met heel fijn
schuurpapier. Als dat gebeurd is, is de plank klaar.
Nu kan het patroon van een ikoon worden aangebracht. Het patroon wordt
eerst op transparant tekenpapier gezet. De achterkant van dit tekenpapier wordt
vervolgens voorzien van een laag pastelkrijt (bovenaan de afbeelding, op
het schap, is een ikoonplank te zien waar zo'n papier op ligt).
Nu kan het patroon gemakkelijk worden 'doorgedrukt' op de ikoonplank. Ook de aureool is al gemaakt: van bladgoud. Het opbrengen van bladgoud is een allesbehalve eenvoudig karwei. Eerst moet een ondergrond worden aangebracht. Deze bestaat uit een mengsel van konijnenlijm en 'bolus': daarvan moeten twaalf dunne lagen over elkaar worden aangebracht. Het opbrengen van deze ondergrond moet heel nauwkeurig gebeuren: precies op de plaats, waar het goud moet komen. Wanneer de ondergrond droog en hard is (na ongeveer een dag) wordt deze geschuurd en met watten gepolijst. Vervolgens kan het bladgoud worden aangebracht: de ondergrond wordt daartoe bevochtigd met een mengsel van water, alcohol en een druppel eiwit; daarop wordt het goud "gelegd" en voorzichtig aangedrukt. Na droging wordt het overbodige goud verwijderd, en worden de plekjes, waar het goud niet goed heeft gehecht, bijgewerkt. Tenslotte wordt het goud voorzichtig zo gepolijst (met barnsteen) dat de stralen van de aureool ontstaan. Nu kan het eigenlijke schilderen van de ikoon beginnen.
|
© A.E.J. Kaal, 2005.
Geen frame? Klik hier voor het vervolg.