**) zie voetnoot aan het slot
Terug naar het begin van deze pagina
Bultmann is een tijdgenoot van Karl Barth. Hij is geboren in
Duitsland (Oldenburg). Het zal niemand verwonderen dat ook hij
worstelde met de verworvenheden van de Verlichting en de
ontwikkelingen binnen de wereld van het geloof. Ook aan hem
gaan de tweede wereldoorlog en de gebeurtenissen die daaraan
voorafgaan niet onopgemerkt voorbij: als overtuigd humanist en
Christen is hij vanaf het begin lid van de 'Bekennende Kirche'
en een fel bestrijder van het nazidom en het 'germaanse
christendom' van de 'Duitse Christenen'.
In 1903 gaat Bultmann naar Tùbingen om er wijsbegeerte en
theologie te studeren. Al spoedig verdiept hij zich meer en
meer in de theologie, waarbij hij zich specialiseert in de
wetenschappen van het NT (exegese en hermeneutiek); weinigen
in zijn tijd waren zo goed ingevoerd in het Hellenisme en het
vroege Christendom als hij; hij is naar alle
waarschijnlijkheid ook de meest gelezen auteur over bijbel en
bijbelinterpretatie van zijn generatie; maar de filosofie
blijft in zijn denken op de achtergrond steeds een factor van
betekenis.
Aanvankelijk wordt hij (evenals Barth) sterk beïnvloed door de
liberale theologie; maar ook hij komt daarop terug door de
gebeurtenissen tijdens de eerste wereldoorlog. De liberale
theologie was geënt op de verworvenheden van de Verlichting.
Wat die verworvenheden betreft: je zou kunnen zeggen dat het
oude adagium, waarmee Protagoras ooit de wereld shockeerde -
dat "de mens de maat is van alle dingen" - opnieuw de
gemoederen in beweging had gebracht. Was die oude gedachte
langzamerhand niet concrete werkelijkheid geworden? Was er
voor God nog wel een plaats? Was de mens dan nu werkelijk
autonoom en in staat om eigenmachtig over de werkelijkheid te
beschikken? Of was dit schijn? Als het al zo was, dan was de
uitkomst daarvan in ieder geval allesbehalve geruststellend!
Je zou eerder zeggen dat de mens zijn vrijheid (en
verantwoordelijkheid) niet aankon. Barth luidde als eerste de
noodklok en probeerde uit alle macht de transcendentie te
redden door die tot uitgangspunt te nemen van zijn zoeken naar
de waarheid omtrent het menselijke bestaan. Bultmann zoekt het
in een andere richting: hij neemt als uitgangspunt de vraag
naar 'de ware mens', de vraag naar de existentie. Daarmee
wordt al meteen duidelijk hoezeer hij ook filosofisch
georiënteerd is.
EXISTENTIE
Het zijn met name denkbeelden van Heidegger (met wie Bultmann
een tijd lang samenwoont) die grote invloed hebben gehad op
zijn denken. En ook op zijn woordkeuze. Bij diens
'Daseinsanalyse' voelt Bultmann zich geheel thuis: de
belangrijkste vragen van de filosofie hebben - zo vinden deze
existentiefilosofen - niet betrekking op onze kennis van de
werkelijkheid maar op de existentie zelf, op het er-zijn. Kan
het feit dat er ùberhaupt iets bestaat wel worden verklaard?
Wat is bestaan? Zijn we uitsluitend en volstrekt materiële
objecten? Of hebben we ook iets niet-materiëels wat mogelijk
zelfs belangrijker is dan ons lichaam? Zulke vragen waren het,waar dit zgn. 'humanistisch existentialisme' zich mee bezig
hield. De vraag nu waar Bultmann mee worstelde was: wat valt
er te zeggen over het bestaan, over het mens-zijn als zodanig,
vanuit de bijbel, en dan met name, vanuit het NT? En hoe
verhoudt zich dit tot het gedachtegoed van schrijvers zoals
Nietzsche, Dostojewski en Kierkegaard? Jaren lang is Bultmann
bezig met de vraag naar de mens gezien vanuit het evangelie.
GODS WOORD
Waar vind je dat? Hoe luidt dat? En hoe verkondig je dat? Dat
waren voor Bultmann de kernvragen. Bij zijn zoektocht ziet hij
de vraag naar de literaire vorm, waarin de schrijvers van het
NT hun boodschap hebben verpakt, als de basis (Formgeschichte)
voor zijn onderzoek. Want naar zijn overtuiging is het
Christendom niet gebouwd op de historische Jezus, maar op de
wijze waarop evangelisten en andere NT-ische auteurs de
gestalte van Jezus hebben ingekleed. Wie terug wil naar de
bron ontkomt er niet aan zich te verdiepen in de wijze waarop
met name het kerygma van Jezus' dood en opstanding vorm heeft
gekregen. Alleen langs die weg wordt het (wellicht) mogelijk
om te achterhalen wat daaronder verborgen ligt. Terwijl Barth
zich gestort heeft op Paulus, heeft Bultmann al zijn aandacht
gericht op de het evangelie van Johannes. Wat hij daarmee
beoogde was: de boodschap daarvan zo te interpreteren dat die
ook in onze tijd opnieuw mensen wezenlijk zou kunnen raken
(existentiale interpretatie).
ONTMYTHOLOGISEREN
Daarvoor is het, aldus Bultmann, nodig om die boodschap te
ontdoen van de mythologische taal, te 'ontmythologiseren'.
Maar wat is dat? Wat is een mythe? "Men zou kunnen zeggen dat
de mythen aan de transcendente werkelijkheid een immanent
wereldse objectiviteit geven" - aldus Bultmann. Wat niet in
woorden gezegd kan worden wordt 'door een list' als het ware
binnen onze horizon getrokken, zodat het alsnog mogelijk is
over de onzienlijke dingen te spreken alsof die
objectiveerbaar waren. Zo kan dus ook over God gesproken
worden, waarbij iedereen natuurlijk tegelijkertijd heel goed
weet dat dit een wijze is van zich behelpen, een
verlegenheidsoplossing. Aan een voorbeeld wordt dit duidelijk:
ook het scheppingsverhaal is een mythe; want we weten allemaal
dat het zo niet gebeurd is. Maar juist door in mythische taal
te spreken kan uitdrukking worden gegeven aan wat mens-zijn
inhoudt: schepsel zijn; eindig zijn; onderworpen zijn aan
verlangens; verheven zijn; dubbelhartig zijn; enz. Het hele NT
(en ook het OT, maar daar heeft Bultmann eigenlijk niet zoveel
boodschap aan; hij beschrijft dat als "Geschichte des
Scheiterns") maakt met gebruikmaking van mythische beelden
iets herkenbaar van de transcendente werkelijkheid. Niet al
die mythische beelden werken voor ons verhelderend. Zo is het
mythische wereldbeeld van de evangelist Johannes - waarin
wordt verteld dat vanuit een andere wereld de zoon neerdaalt
die hier een tijdlang leeft, sterft, wordt opgewekt en
vervolgens weer opstijgt - voor ons moderne mensen zondermeer
ongeloofwaardig geworden. Maar daarmee is nog niet gezegd dat
uit deze verhalen niet een "Daseinsverständnis" te destilleren
zou zijn die ook voor ons weldegelijk relevant kan zijn.
DUBBELE BENADERING
NT-ische teksten dien je dan ook op twee manieren benaderen:
je kunt ze lezen, analyseren en in hun historische context
plaatsen. Maar je kunt je ook voor hen openen en ze tot je
laten spreken waarbij het er vooral om gaat dat je je
afvraagt: voor welke vragen stellen ze mij, wat proberen ze
mij duidelijk te maken en wat zeggen ze mij over mijn bestaan?
Deze wijze van benaderen noemt Bultmann 'geschichtlich': we
worden daarbij geconfronteerd met een 'Daseinsverständnis' die
van ons om een antwoord vraagt. De beide methoden staan
volgens Bultmann niet los van elkaar, ze hebben elkaar nodig.
VORVERSTäNDNIS
Om een tekst te kunnen begrijpen moet er een zekere
verwantschap bestaan tussen de lezer en de schrijver
(Vorverständnis): je moet enig idee hebben waar de tekst over
gaat. Daarin schuilt natuurlijk meteen al een moeilijkheid:
hoe komt een mens aan die voorkennis? Berust die op
openbaring? Op genade? Op intuïtie? Voor Bultmann is ook
'openbaring' een begrip dat thuis hoort in een mythische wijze
van spreken. De 'Vorverständnis' berust uiteindelijk op ons
mens-zijn: "Jeder satz ùber Gott ist zugleich ein Satz ùber
den Menschen und umgekehrt". De "Vorverständnis" is begrepen
in de vraag naar het bestaan en is te vinden daar waar een
mens probeert om vanuit zijn eigen ervaring zijn existentie te
doorgronden. Dat impliceert een zekere gerichtheid en een
bereidheid om te zoeken naar het verborgene, het levensgeheim
waar ook het woord God naar verwijst. De vraag naar God is,
volgens Bultmann, dan ook vrijwel identiek en in elk geval
onlosmakelijk verbonden met de vraag naar het eigen bestaan
(de eigen bestaansgrond). Hierin blijkt hoezeer de filosoof
Bultmann en de gelovige Bultmann met elkaar verweven zijn: "De
existentiefilosofie betrekt de relatie tussen God en mens niet
in haar analyse; dat betekent impliciet de erkenning dat ik
niet over God kan spreken als over mijn God, wanneer ik in
mijzelf schouw. Mijn persoonlijke relatie tot God kan slechts
vanuit God gerealiseerd worden door de handelende God die mij
in Zijn Woord ontmoet". Verondersteld is dus dat we de
openheid van geest hebben om dit handelen van God, die mij in
Zijn Woord ontmoet, gewaar te worden.
TEKSTINTERPRETATIE
Wie zou willen weten hoe Bultmann te werk gaat bij het duiden
van teksten en waar dit zoal toe leidt zou zijn commentaar op
het evangelie van Johannes moeten lezen. Het eerste wat dan
opvalt is dat hij de tekst minutieus onderzoekt en probeert
aan de hand daarvan verscheidene bronnen te onderscheiden
waarvan de schrijver(s) gebruik heeft(hebben) gemaakt en
invloeden; zo probeert hij de wording van het evangelie te
reconstrueren en dus ook de onderscheidene elementen te
duiden. Lang niet al zijn ideeën en conclusies zijn overigens
door vakgenoten overgenomen; zo is er naderhand bijvoorbeeld
nogal wat kritiek gekomen op zijn veronderstelling dat de 'ik
ben'-uitspraken van Jezus (Ik ben de weg, de waarheid, het
leven; Ik ben de goede herder; Ik ben de deur van de
schaapskooi; etc.)terug zouden gaan op een joods-gnostieke
bron. Maar hoe dat ook zij: het feit dat niet al zijnconclusies door anderen worden gedeeld neemt niet weg dat zijn
benadering en methode van bijbelonderzoek school heeft
gemaakt. Voor ons is natuurlijk de belangrijkste vraag wat dit
heeft opgeleverd.
VERDIENSTEN
Eén van de inzichten, waar Bultmann sterk toe heeft
bijgedragen, is dat de inhoud van de verschillende
bijbelboeken aanzienlijke verschillen vertoont gelet op de
overtuiging van waaruit die boeken zijn geschreven. Men was
men altijd geneigd om de evangeliën naast elkaar te leggen,
hen met elkaar te vergelijken en eventuele tegenspraken of
leemtes te zien als het gevolg van tekstbeschadigingen. Men
achtte tegenspraken onmogelijk. Deze wijze van omgaan met de
evangeliën staat bekend als 'harmoniserend bijbellezen'.
Bultmann heeft aangetoond dat dit het eigene van de
verschillende evangeliën ontkent. Een belangrijke conclusie
van Bultmann is verder dat in het evangelie de nadruk ligt op
het leven, lijden en sterven (de existentie) van Jezus; dit in
tegenstelling met de oude geloofsbelijdenissen, waarin vooral
benadrukt wordt dat kruis en opstandig het hart vormen van het
verlossingswerk van de Heer. De verschijningen van Jezus na
zijn dood doet Bultmann af als betrekkelijk oninteressant en
min of meer overbodige tekenen. Aldus benadrukt hij dat het
verlossingswerk van Jezus dus vooral gezocht moet worden in
zijn aardse leven (existentie) en het kerugmatische gehalte
daarvan. Wat Bultmann concludeert is vervolgens dat waarlijk
mens-zijn in wezen onmogelijk is zonder te geloven: bewust
'bestaan', 'existeren' is onlosmakelijk verbonden met
'geloven' - niet 'geloven in', maar 'geloven' als een bewuste
manier van in het leven staan. Dat Jezus ook een 'steen des
aanstoots' is wordt volgens Bultmann opgeroepen door het feit
dat Jezus - een mens zoals alle andere mensen - pretendeert
door God gezonden te zijn: "Dass in Jesus Gott selbst
begegnet, und zwar gerade als Jesus in einem Menschen, an dem
nichts Ausserordentliches wahrnehmbar ist als seine kùhne
Behauptung, das in ihn Gott begegne - darin liegt die
Paradoxie des Offenbarungsgedankens, die erst Johannes ins
Auge gefasst hat", aldus Bultmann (Cf. Johannes 1:14). In de
gestalte van Jezus komt, althans volgens Bultmann, God als het
ware binnen onze gezichtseinder, al is dat dan ook bemiddeld
door een mythisch spreken. Jezus' wederkeer bij de zijnen
stelt Johannes gelijk aan de komst van de beloofde Helper, de
Geest. Samenvattend zou je dan ook kunnen stellen dat Bultmann
de vraag naar het wezen van de mens beantwoordt in die zin dat
de mens, die zich van zijn eigen wezen bewust wordt, leeft uit
God.
KRITISCHE KANTTEKENINGEN
- er zijn nogal wat onderzoekers die betwijfelen of Jezus wel
van zichzelf heeft beweerd dat men in hem God ontmoet; velen
houden het erop dat dit een getuigenis achteraf is.
- Bultmann focust wel heel sterk op het individu en op de
bestaanservaring als zodanig; de implicatie daarvan is dat
'God' in wezen staat voor een bepaalde gebeurtenis die mensen
in hun leven beroert(cf. Klaas Hendrikse, die spreekt over
'God gebeurt'); en dat 'geloven' vooral verwijst naar het
effect dat die gebeurtenis in hun leven teweeg brengt: eenveranderde grondhouding, een andere bestaanservaring. Voor
veel gelovigen was (en is) dit moeilijk te verdragen. "Wat
blijft er dan nog van het geloof over?", zo luidt een
veelgehoorde klacht. En: "Het Godsbegrip wordt zo wel erg
uitgehold!" Om nog maar te zwijgen van de 'christologie': die
is voor Bultmann niet zozeer iets wat verkondigd kan worden
als wel een oproep om te komen tot een nieuw zelfverstaan. "Is
dat dan bevrijdend? Verlossend?"
- Met de sterke focus op het individu en op het
Johannesevangelie wordt ook de betekenis van de
heilsgeschiedenis in belangrijke mate veronachtzaamd; het is
dan misschien ook niet zo verwonderlijk dat Bultmann weinig
aandacht heeft voor het Oude Testament. Berkhof merkt in zijn
boek "Christelijk Geloof" op dat "de verwaarlozing van het OT
als Vorverständnis van Jezus" de achilleshiel vormt van de
school van Bultmann.
- Men heeft er ook op gewezen dat de wijze waarop Bultmann de
betekenis van de verschijningsverhalen beoordeelt maar
moeilijk valt te rijmen met de opsomming die Paulus geeft van
de verschijningen en met name ook met de impact, die het
verschijnen van Jezus aan Paulus zelf op diens leven heeft
gehad.
- Binnen de school van Bultmann is naderhand (in de jaren '60)
een enorme discussie losgebrand met als inzet de vraag wat het
uitgangspunt zou moeten zijn: de 'kerugmatische Christus'
(volgens Bultmann) of de 'historische Christus' (volgens een
aantal van zijn leerlingen). Hierdoor kwam opnieuw intensief
onderzoek naar de historische Jezus op gang, inclusief een
onderzoek naar de betekenis van de opstanding (en al wat
daarop volgt!); in de ogen van velen vormde de dood van Jezus
in het NT zelf de aangewezen overgang van het historische naar
het kerugmatische Jezusbeeld.
- wat Bultmann met Barth gemeen heeft is de afwijzing van de
liberale theologie (de theologie 'van onderop'); voor het
overige heeft Barth de opvattingen van Bultmann overwegend
bestreden; dat gold met name de verschraling van de inhoud van
de Godsvoorstelling (Wat kan er gezegd worden over Gods wil?
En over gebed?) en de betekenis van de heilsgeschiedenis.
Reactie? Zend een E-mail
© Kerkwinkel Koinonia, 2012.