BIOGRAFISCHE GEGEVENS
Moltmann werd geboren in Hamburg in een niet-godsdienstig
milieu. Van zijn grootvader is bekend dat hij grootmeester was
bij de Vrijmetselaars. Aanvankelijk was Jürgen Moltmann vooral
geïnteresseerd in natuurkunde: hij was gefascineerd door de
relativiteitstheorie van Einstein. Tijdens de tweede
wereldoorlog raakt hij ontgoocheld: hij maakt de
luchtbombardementen mee op Hamburg en overleeft deze wonder
boven wonder. Dan moet hij onder de wapenen; zo komt hij
terecht bij de luchtmacht; tegen het einde van de oorlog
bevindt hij zich aan het front in België. Daar geeft hij zich
over aan de eerste de beste Britse soldaat die hij tegenkomt.
De oorlog heeft diepe sporen nagelaten: het Duitse rijk is
gevallen, Hamburg ligt in puin, en wat er bekend werd over de
misdaden die tijdens de oorlog waren gepleegd in de
concentratiekampen (Buchenwald en Auschwitz) vervulden
Moltmann met schaamte en schuldgevoelens. Van alle
verwachtingen van het leven, die hij in zijn jonge jaren had
gehad, was niets meer over.
Onmiddellijk na de oorlog werd hij geïnterneerd: eerst in
België, later in Schotland en Engeland. In gevangenschap maakt
hij kennis met het Christendom: van een Amerikaanse
legerkapelaan krijgt hij een bijbeltje; hij leest ondermeer
klaagpsalmen en het lijdensverhaal van Jezus. Die teksten
raken hem diep, omdat hij zich daarin herkent. Hij ziet in de
Jezus uit het lijdensverhaal een broeder in nood: iemand die
solidair is met alle mensen die gemarteld worden en in
eenzaamheid moeten lijden. Het verbaast hem dat er in de
belijdenissen van de kerk zo weinig wordt gezegd over datgene
wat er tussen de geboorte en 'het lijden' is gebeurd. Want hoe
Jezus geworteld is in het Koninkrijk van God - dat is toch
waar alles in het evangelie om draait en wat ook onmisbaar is
om de betekenis van zijn leven en sterven te kunnen begrijpen.
In het leven van Jezus krijgt het koninkrijk van God gestalte:
Jezus is in feite de incarnatie van Gods rijk omdat zijn leven
geheel wordt bepaald door een hartstocht voor de schepping en
een hartstocht voor mensen - met name voor hen die er ellendig
aan toe zijn.
Nadat hij is teruggekeerd in Duitsland gaat Moltmann theologie
studeren. In 1952 doet hij zijn doctoraal examen. Na een paar
jaar predikant te zijn geweest in Bremen wordt hij docent:
eerst in Wuppertal, daarna in Bonn, en uiteindelijk - als
hoogleraar - in Tübingen waar hij tot zijn emeritaat zal
werken (1994).
THEOLOGIE
De theologie van Moltmann is in sterke mate gericht op de
samenhang tussen geloof en samenleving. Behalve door zijn
ervaringen tijdens en vlak na de oorlog wordt hij daartoe ook
geïnspireerd doordat hij kennis neemt van de
rechtvaardigingsleer en de theologie van het kruis van de
jonge Luther. Wat hem bezighoudt is de vraag naar de betekenis
van Christus voor de wereld waarin wij vandaag de dag leven.
Hij stelt vast dat er nogal wat Christenen zijn, voor wie
Jezus niet veel meer is dan een bijzonder mens: in hun ogen is
hij weliswaar een goed mens geweest, maar daarvan zijn meer
voorbeelden bekend. Voor anderen ligt het anders: zij menen
dat er voor God geen plaats meer is in onze geseculariseerde
wereld, terwijl Jezus ons laat zien wat Christelijk leven
concreet inhoudt. Zowel de ene als de andere visie vindt
Moltmann onacceptabel. Moltmann stelt dat God en Christus
onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Wie een scheiding
maakt tussen het geloof in God en het geloof in Christus
begrijpt het Christendom niet meer. Alles draait nu juist om
wat ons in het leven, het lijden, het kruis en de
opstanding/opwekking over God en onze toekomst is geopenbaard.
De (Griekse) filosofie heeft zich de vraag gesteld wat nu
feitelijk een god werkelijk tot God maakt. Eén van de
eigenschappen van God zou - volgens die filosofen - zijn, dat
God onmogelijk kan lijden. Dat zou in strijd zijn met zijn
volmaakte wezen. Volgens Moltmann ligt het unieke van het
Christendom nu juist in het feit, dat in het evangelie
zichtbaar wordt dat God, de God van Jezus, een (mee)lijdende
God is. God de Vader lijdt onder wat mensen van deze wereld
maken; hij lijdt ook onder wat er met zijn zoon gebeurt. En
wel het meest onder diens godverlatenheid, diens wanhoop, en
diens gruwelijke dood. Het lijden van God vormt ook de sleutel
om te kunnen begrijpen waar het bij 'vergeving' en
'verzoening' om gaat. Zoals Jezus zijn folteraars vergeeft, zo
vergeeft ook God mensen die zich onbarmhartig misdragen - uit
liefde: "Zij weten niet wat zij doen!" En wat de verzoening
betreft: ten onrechte wordt verzoening dikwijls in verband
gebracht met een zoenoffer, dat gebracht moest worden om God
te verzoenen. Maar zo is het niet, aldus Moltmann. Om zijn
zienswijze te verduidelijken vertelt hij, dat Wiesenthal eens
aan het bed van een stervende SS-er was geroepen. Die biechtte
hem op dat hij had deelgenomen aan massa-executies van Joden.
Daar had hij spijt van. Wiesenthal schrijft daarover, dat hij
deze biecht kon aanhoren maar dat hij onmogelijk vergeving kon
schenken namens de slachtoffers. Tegelijkertijd beseffend, dat
met die schuld niet te leven valt. Daarvoor is verzoening
nodig. Die verzoening krijgt gestalte in de symboliek van de
zondebok. Vaak wordt het zo voorgesteld dat het volk die
zondebok als zoenoffer aanbiedt aan God (do ut des); maar die
voorstelling berust op een misverstand. God zèlf is de
zondebok, die zich aan Israël aanbiedt, als teken dat hij zich
verzoent met zijn volk door - in de gestalte van die bok
- het lijden te dragen. De zondebok verwijst dus naar God, die
het lijden aanvaardt: èchte liefde vraagt soms om de
bereidheid om het lijden dat uit die liefde voortkomt te
aanvaarden. Hij neemt dit lijden op zich en verzoent zich zo
met de mens die de liefde totaal niet beantwoordt of zelfs
niet ziet.
CHRISTOLOGIE
Christus is dus onverbrekelijk verbonden met 'het koninkrijk
van God'. Dat wil ondermeer zeggen dat in Jezus zichtbaar
wordt wat er in onze werkelijkheid kan gebeuren, wanneer de
mens in zijn doen en laten de Geest van God laat heersen: die
heerst niet zoals een strenge despoot; maar vanuit
hartstochtelijke liefde voor de mens en de schepping waarin de
mens gesteld is. In het woord 'passie' ligt dan ook een
paradox besloten: 'Passie' betekent zowel hartstocht als
lijden: die eerste betekenis is, volgens Moltmann, dikwijls
veronachtzaamd. Christus neemt het lijden op zich op grond van
zijn passie voor mensen en voor de schepping.
ESCHATOLOGIE
Er wordt in de bijbel veel gezegd en geschreven over de grote
daden van God in de (heils)geschiedenis. Maar volgens Moltmann
staat ons nog ongelofelijk veel te wachten: de grootste daden
van God moeten nog komen. Hoe komt hij op deze gedachte? Het
uitgangspunt van dit denken ligt in de constatering dat we
sedert de 17de eeuw de geschiedenis als paradigma gebruiken om
de werkelijkheid te verklaren. Vanuit deze benadering van de
werkelijkheid is de wereld feitelijk een menselijk project.
Het is dan ook betekenisvol om de hele geschiedenis te bezien
in het licht van het kruis en de opstanding.
Is de opstanding van Christus, zo kun je je afvragen, een
feit? Of is het een proces? Wie de verschijningsverhalen leest
ontdekt al spoedig dat er sprake is van een kracht van de
Geest. Zo bijvoorbeeld in Romeinen 8:11: "Want als de Geest
van hem die Jezus opgewekt heeft uit de dood in u woont, zal
hij die Christus heeft opgewekt ook u die sterfelijk bent,
levend maken door zijn geest." Er lijkt sprake te zijn van een
soort wedergeboorte: de mens wordt door de levenmakende Geest
een ander mens! Maar - hoe je al die verhalen ook wilt duiden:
ze kunnen voor ons alleen relevant zijn indien die Geest als
een scheppende en vernieuwende kracht door de wereld waait en
ook als zodanig wordt ervaren. Zo begrepen is de
opstanding/opwekking van Christus het begin van een proces.
Met andere woorden: of Jezus nu wel of niet lichamelijk is
opgestaan is op zichzelf voor Moltmann niet van wezenlijk
belang: we weten eenvoudigweg niet wat voor een ervaringen het
precies geweest zijn die mensen ertoe hebben gebracht om te
zeggen dat Jezus leeft, en dat ze hem hebben gezien. Waar het
om draait is dat mensen in kruis en opstanding hebben geloofd
als een scheppend handelen van God en dat door dit geloof de
wereld verandert en herschapen wordt. Wanneer ook wij het
evangelie van kruis en opstanding zo gaan begrijpen en daaruit
gaan leven zal deze wereld ook werkelijk worden herschapen.
DE BETEKENIS VAN KRUIS EN OPSTANDING
Gedacht vanuit het paradigma van de geschiedenis is de wereld
dat, wat wij mensen ervan maken. Dat betekent dat feitelijk,
zij het dan ook nog verborgen, al voorhanden is wat er in de
toekomst kan ontstaan. Wat dat zal zijn is afhankelijk van de
randvoorwaarden die vervuld worden en die wij kunnen creëren
door denkkracht en fantasie. Wanneer ons denken, geheel en al
voortbouwt op 'Gods heerschappij' - dat wil zeggen op de
liefde voor de schepping - dan zal uiteindelijk de incarnatie
van Jezus, zijn kruis en opstanding, nog slechts het begin
blijken te zijn van een proces dat uitloopt op Gods incarnatie
in deze wereld (zijn Geest, die alles en allen vervult).
In het licht van de geschiedenis betekent de kruisiging van
Christus een veroordeling van de folteraars; het bewijs dat de
mens in staat is om zoveel geestdrift op te brengen voor de
armen, de verdrukten, de ontheemden, de natuur, de kinderen,
de schoonheid - kortom voor de schepping in al zijn facetten -
dat die geestdrift sterker is dan alle plaaggeesten. Dat
vraagt van ons wel dat we ook bereid zijn om de pijn te
verduren, die de strijd tegen de plaaggeesten en de folteraars
van ons vraagt. Het kruis is het symbool van de overwinning op
hen. Als we daarin durven geloven, is er hoop dat de hel ooit
verdwijnt en dat de hemel op aarde neerdaalt.
Maar inmiddels lijkt het paradigma van de geschiedenis plaats
te maken voor het paradigma van de kosmos: ook de natuur wordt
door mensen bedreigt. Al in het Nieuwe Testament vinden we de
voorstelling van de kosmische Christus (bijv. in de Efezebrief
en die aan de Kolossenzen). Dat betekent dat we kruis en
opstanding ook kunnen begrijpen als het begin van het
eerherstel van de natuur.
THEOLOGIE VAN DE HOOP
Op grond van deze optimistische toekomstverwachting is de
theologie van Moltmann wel getypeerd als de theologie van de
hoop. Hij ziet de hoop als een factor van betekenis en
daardoor mede bepalend voor de toekomst. Moltmann adstrueert
dit door zijn lezers te herinneren aan de periode na de oorlog
waarin hij gevangen zat: toen al was het hem opgevallen dat de
mensen, die hoop koesterden, er veel beter aan toe waren dan
de anderen. Hoop moet dan ook niet alleen gekoesterd, maar
zelfs beoefend worden.
NAVOLGING
De schepping ziet uit naar vernieuwing. Maar aan die
vernieuwing zitten twee kanten: niet voor niets wordt er in
het Nieuwe Testament nu eens over opwekking gesproken, en dan
weer over opstanding. In het ene geval gaat het over het
handelen van God, dus over de kracht van de Geest; in het
andere geval is er sprake van een handeling van Christus.
Christus navolgen betekent dan ook op twee manieren in zijn
voetspoor leven: enerzijds met hartstocht voor het leven en
anderzijds dat te doen vanuit de bereidheid om het lijden op
zich te nemen, dat ons onvermijdelijk nog wacht alvorens alles
is 'voltooid'. De hartstocht van Christus verbindt ons altijd
weer met de martelaren om het geloof, de martelaren terwille
van de gerechtigheid. Telkens wanneer de gemeente het lijden
van Christus gedenkt, gedenkt ze ook het lijden van de
martelaren. Wie na Auschwitz verzucht niet meer te kunnen
spreken over God ziet één aspect over het hoofd: dat de daders
zich niet aan het oordeel kunnen onttrekken. Wie van hen God
dood verklaart onttrekt zich daarmee aan zijn
verantwoordelijkheid. Maar de weg van Christus biedt
uiteindelijk ook zicht op de overwinning. Was de hel ooit een
plaats van Godverlatenheid, sedert Christus door de hel is
gegaan heeft de hel een wezenlijke verandering doorgemaakt: de
kwelgeesten uit die hel zijn veroordeeld en uiteindelijk ook
overwonnen. De opgestane Heer wordt dan ook getekend als de
rechter die het laatste woord heeft. Door hem wordt ook aan al
de naamlozen gerechtigheid gedaan: hun namen worden geschreven
in de palm van Gods hand en worden nooit vergeten.
DAS 'NOCH-NICHT-SEIN'
"Lasst uns in den Garten gehen und arbeiten": want de wereld
is niet de best denkbare. "Die voorhandene Welt füllt nicht
die Möglichkeit des Seins aus". Dit zijn woorden van de
filosoof Ernst Bloch. Het denken van Bloch heeft grote indruk
gemaakt op Moltmann en is voor hem mede een bron van
inspiratie geweest. Mede door Bloch kwam Moltmann tot zijn
'theologie van de hoop'. "De toekomst ligt open; daarin is van
alles mogelijk. Met onze creativiteit en denkkracht is het
mogelijk om de voorwaarden te scheppen, waarin mogelijkheden
zich kunnen realiseren." Zijn theologie mondt dan ook steeds
uit in wat wij kunnen doen: tegen een wapenwedloop; tegen de
armoede; tegen onderdrukking; tegen het schenden van de
mensenrechten; tegen de vervuiling van de aarde. De Geest van
God zal uiteindelijk ons aller denken, voelen en handelen
bepalen.
KRITIEK: POSITIEF EN NEGATIEF
Enerzijds kan gezegd worden dat het gedachtegoed van Moltmann
een enorme invloed heeft gehad: wereldwijd. Het heeft met name
in Zuid Amerika, Zuid Afrika, en ook in West Europa en Amerika
een enorme impuls gegeven aan bevrijdingsbewegingen, aan
mensenrechtenbewegingen, aan bewegingen die zich keerden tegen
de wapenwedloop en aan het conciliair proces. Wat critici zich
afvroegen is of dit gedachtengoed nu wel zo christelijk is:
onderscheidt het zich wezenlijk van 'positief denken'? Karl
Barth schrijft in een brief waarin hij reageert op de
toezending van de "Theologie der Hoffnung" (1967), dat dit
boek wel erg eenzijding alle theologie betrekt op de toekomst;
hij vraagt zich daarbij af of Moltmann in wezen niet alles
reduceert tot het zogenoemde 'principe van de hoop' van Ernst
Bloch. Zijn oordeel is dat er daardoor een armoedige
Godsvoorstelling overblijft. Moltmann gaat bijvoorbeeld
volstrekt voorbij aan wat Barth de drievoudige parousie noemt
(Pasen is het eerste eschatologische gebeuren; de uitstorting
van de Heilige Geest het tweede; en de uiteindelijke wederkeer
van Christus de derde.) Wat hij in het boek van Moltmann mist
is een kritische beschouwing van deze aspecten. Daarmee vraagt
het boek feitelijk om een vervolg.
Reactie? Zend een E-mail
© Kerkwinkel Koinonia, 2012.