JüRGEN MOLTMANN (1926-...)



BIOGRAFISCHE GEGEVENS
Moltmann werd geboren in Hamburg in een niet-godsdienstig milieu. Van zijn grootvader is bekend dat hij grootmeester was bij de Vrijmetselaars. Aanvankelijk was Jürgen Moltmann vooral geïnteresseerd in natuurkunde: hij was gefascineerd door de relativiteitstheorie van Einstein. Tijdens de tweede wereldoorlog raakt hij ontgoocheld: hij maakt de luchtbombardementen mee op Hamburg en overleeft deze wonder boven wonder. Dan moet hij onder de wapenen; zo komt hij terecht bij de luchtmacht; tegen het einde van de oorlog bevindt hij zich aan het front in België. Daar geeft hij zich over aan de eerste de beste Britse soldaat die hij tegenkomt. De oorlog heeft diepe sporen nagelaten: het Duitse rijk is gevallen, Hamburg ligt in puin, en wat er bekend werd over de misdaden die tijdens de oorlog waren gepleegd in de concentratiekampen (Buchenwald en Auschwitz) vervulden Moltmann met schaamte en schuldgevoelens. Van alle verwachtingen van het leven, die hij in zijn jonge jaren had gehad, was niets meer over.

Onmiddellijk na de oorlog werd hij geïnterneerd: eerst in België, later in Schotland en Engeland. In gevangenschap maakt hij kennis met het Christendom: van een Amerikaanse legerkapelaan krijgt hij een bijbeltje; hij leest ondermeer klaagpsalmen en het lijdensverhaal van Jezus. Die teksten raken hem diep, omdat hij zich daarin herkent. Hij ziet in de Jezus uit het lijdensverhaal een broeder in nood: iemand die solidair is met alle mensen die gemarteld worden en in eenzaamheid moeten lijden. Het verbaast hem dat er in de belijdenissen van de kerk zo weinig wordt gezegd over datgene wat er tussen de geboorte en 'het lijden' is gebeurd. Want hoe Jezus geworteld is in het Koninkrijk van God - dat is toch waar alles in het evangelie om draait en wat ook onmisbaar is om de betekenis van zijn leven en sterven te kunnen begrijpen. In het leven van Jezus krijgt het koninkrijk van God gestalte: Jezus is in feite de incarnatie van Gods rijk omdat zijn leven geheel wordt bepaald door een hartstocht voor de schepping en een hartstocht voor mensen - met name voor hen die er ellendig aan toe zijn.

Nadat hij is teruggekeerd in Duitsland gaat Moltmann theologie studeren. In 1952 doet hij zijn doctoraal examen. Na een paar jaar predikant te zijn geweest in Bremen wordt hij docent: eerst in Wuppertal, daarna in Bonn, en uiteindelijk - als hoogleraar - in Tübingen waar hij tot zijn emeritaat zal werken (1994).

THEOLOGIE
De theologie van Moltmann is in sterke mate gericht op de samenhang tussen geloof en samenleving. Behalve door zijn ervaringen tijdens en vlak na de oorlog wordt hij daartoe ook geïnspireerd doordat hij kennis neemt van de rechtvaardigingsleer en de theologie van het kruis van de jonge Luther. Wat hem bezighoudt is de vraag naar de betekenis van Christus voor de wereld waarin wij vandaag de dag leven. Hij stelt vast dat er nogal wat Christenen zijn, voor wie Jezus niet veel meer is dan een bijzonder mens: in hun ogen is hij weliswaar een goed mens geweest, maar daarvan zijn meer voorbeelden bekend. Voor anderen ligt het anders: zij menen dat er voor God geen plaats meer is in onze geseculariseerde wereld, terwijl Jezus ons laat zien wat Christelijk leven concreet inhoudt. Zowel de ene als de andere visie vindt Moltmann onacceptabel. Moltmann stelt dat God en Christus onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Wie een scheiding maakt tussen het geloof in God en het geloof in Christus begrijpt het Christendom niet meer. Alles draait nu juist om wat ons in het leven, het lijden, het kruis en de opstanding/opwekking over God en onze toekomst is geopenbaard.

De (Griekse) filosofie heeft zich de vraag gesteld wat nu feitelijk een god werkelijk tot God maakt. Eén van de eigenschappen van God zou - volgens die filosofen - zijn, dat God onmogelijk kan lijden. Dat zou in strijd zijn met zijn volmaakte wezen. Volgens Moltmann ligt het unieke van het Christendom nu juist in het feit, dat in het evangelie zichtbaar wordt dat God, de God van Jezus, een (mee)lijdende God is. God de Vader lijdt onder wat mensen van deze wereld maken; hij lijdt ook onder wat er met zijn zoon gebeurt. En wel het meest onder diens godverlatenheid, diens wanhoop, en diens gruwelijke dood. Het lijden van God vormt ook de sleutel om te kunnen begrijpen waar het bij 'vergeving' en 'verzoening' om gaat. Zoals Jezus zijn folteraars vergeeft, zo vergeeft ook God mensen die zich onbarmhartig misdragen - uit liefde: "Zij weten niet wat zij doen!" En wat de verzoening betreft: ten onrechte wordt verzoening dikwijls in verband gebracht met een zoenoffer, dat gebracht moest worden om God te verzoenen. Maar zo is het niet, aldus Moltmann. Om zijn zienswijze te verduidelijken vertelt hij, dat Wiesenthal eens aan het bed van een stervende SS-er was geroepen. Die biechtte hem op dat hij had deelgenomen aan massa-executies van Joden. Daar had hij spijt van. Wiesenthal schrijft daarover, dat hij deze biecht kon aanhoren maar dat hij onmogelijk vergeving kon schenken namens de slachtoffers. Tegelijkertijd beseffend, dat met die schuld niet te leven valt. Daarvoor is verzoening nodig. Die verzoening krijgt gestalte in de symboliek van de zondebok. Vaak wordt het zo voorgesteld dat het volk die zondebok als zoenoffer aanbiedt aan God (do ut des); maar die voorstelling berust op een misverstand. God zèlf is de zondebok, die zich aan Israël aanbiedt, als teken dat hij zich verzoent met zijn volk door - in de gestalte van die bok - het lijden te dragen. De zondebok verwijst dus naar God, die het lijden aanvaardt: èchte liefde vraagt soms om de bereidheid om het lijden dat uit die liefde voortkomt te aanvaarden. Hij neemt dit lijden op zich en verzoent zich zo met de mens die de liefde totaal niet beantwoordt of zelfs niet ziet.

CHRISTOLOGIE
Christus is dus onverbrekelijk verbonden met 'het koninkrijk van God'. Dat wil ondermeer zeggen dat in Jezus zichtbaar wordt wat er in onze werkelijkheid kan gebeuren, wanneer de mens in zijn doen en laten de Geest van God laat heersen: die heerst niet zoals een strenge despoot; maar vanuit hartstochtelijke liefde voor de mens en de schepping waarin de mens gesteld is. In het woord 'passie' ligt dan ook een paradox besloten: 'Passie' betekent zowel hartstocht als lijden: die eerste betekenis is, volgens Moltmann, dikwijls veronachtzaamd. Christus neemt het lijden op zich op grond van zijn passie voor mensen en voor de schepping.

ESCHATOLOGIE
Er wordt in de bijbel veel gezegd en geschreven over de grote daden van God in de (heils)geschiedenis. Maar volgens Moltmann staat ons nog ongelofelijk veel te wachten: de grootste daden van God moeten nog komen. Hoe komt hij op deze gedachte? Het uitgangspunt van dit denken ligt in de constatering dat we sedert de 17de eeuw de geschiedenis als paradigma gebruiken om de werkelijkheid te verklaren. Vanuit deze benadering van de werkelijkheid is de wereld feitelijk een menselijk project. Het is dan ook betekenisvol om de hele geschiedenis te bezien in het licht van het kruis en de opstanding.

Is de opstanding van Christus, zo kun je je afvragen, een feit? Of is het een proces? Wie de verschijningsverhalen leest ontdekt al spoedig dat er sprake is van een kracht van de Geest. Zo bijvoorbeeld in Romeinen 8:11: "Want als de Geest van hem die Jezus opgewekt heeft uit de dood in u woont, zal hij die Christus heeft opgewekt ook u die sterfelijk bent, levend maken door zijn geest." Er lijkt sprake te zijn van een soort wedergeboorte: de mens wordt door de levenmakende Geest een ander mens! Maar - hoe je al die verhalen ook wilt duiden: ze kunnen voor ons alleen relevant zijn indien die Geest als een scheppende en vernieuwende kracht door de wereld waait en ook als zodanig wordt ervaren. Zo begrepen is de opstanding/opwekking van Christus het begin van een proces.

Met andere woorden: of Jezus nu wel of niet lichamelijk is opgestaan is op zichzelf voor Moltmann niet van wezenlijk belang: we weten eenvoudigweg niet wat voor een ervaringen het precies geweest zijn die mensen ertoe hebben gebracht om te zeggen dat Jezus leeft, en dat ze hem hebben gezien. Waar het om draait is dat mensen in kruis en opstanding hebben geloofd als een scheppend handelen van God en dat door dit geloof de wereld verandert en herschapen wordt. Wanneer ook wij het evangelie van kruis en opstanding zo gaan begrijpen en daaruit gaan leven zal deze wereld ook werkelijk worden herschapen.

DE BETEKENIS VAN KRUIS EN OPSTANDING
Gedacht vanuit het paradigma van de geschiedenis is de wereld dat, wat wij mensen ervan maken. Dat betekent dat feitelijk, zij het dan ook nog verborgen, al voorhanden is wat er in de toekomst kan ontstaan. Wat dat zal zijn is afhankelijk van de randvoorwaarden die vervuld worden en die wij kunnen creëren door denkkracht en fantasie. Wanneer ons denken, geheel en al voortbouwt op 'Gods heerschappij' - dat wil zeggen op de liefde voor de schepping - dan zal uiteindelijk de incarnatie van Jezus, zijn kruis en opstanding, nog slechts het begin blijken te zijn van een proces dat uitloopt op Gods incarnatie in deze wereld (zijn Geest, die alles en allen vervult).

In het licht van de geschiedenis betekent de kruisiging van Christus een veroordeling van de folteraars; het bewijs dat de mens in staat is om zoveel geestdrift op te brengen voor de armen, de verdrukten, de ontheemden, de natuur, de kinderen, de schoonheid - kortom voor de schepping in al zijn facetten - dat die geestdrift sterker is dan alle plaaggeesten. Dat vraagt van ons wel dat we ook bereid zijn om de pijn te verduren, die de strijd tegen de plaaggeesten en de folteraars van ons vraagt. Het kruis is het symbool van de overwinning op hen. Als we daarin durven geloven, is er hoop dat de hel ooit verdwijnt en dat de hemel op aarde neerdaalt.

Maar inmiddels lijkt het paradigma van de geschiedenis plaats te maken voor het paradigma van de kosmos: ook de natuur wordt door mensen bedreigt. Al in het Nieuwe Testament vinden we de voorstelling van de kosmische Christus (bijv. in de Efezebrief en die aan de Kolossenzen). Dat betekent dat we kruis en opstanding ook kunnen begrijpen als het begin van het eerherstel van de natuur.

THEOLOGIE VAN DE HOOP
Op grond van deze optimistische toekomstverwachting is de theologie van Moltmann wel getypeerd als de theologie van de hoop. Hij ziet de hoop als een factor van betekenis en daardoor mede bepalend voor de toekomst. Moltmann adstrueert dit door zijn lezers te herinneren aan de periode na de oorlog waarin hij gevangen zat: toen al was het hem opgevallen dat de mensen, die hoop koesterden, er veel beter aan toe waren dan de anderen. Hoop moet dan ook niet alleen gekoesterd, maar zelfs beoefend worden.

NAVOLGING
De schepping ziet uit naar vernieuwing. Maar aan die vernieuwing zitten twee kanten: niet voor niets wordt er in het Nieuwe Testament nu eens over opwekking gesproken, en dan weer over opstanding. In het ene geval gaat het over het handelen van God, dus over de kracht van de Geest; in het andere geval is er sprake van een handeling van Christus.
Christus navolgen betekent dan ook op twee manieren in zijn voetspoor leven: enerzijds met hartstocht voor het leven en anderzijds dat te doen vanuit de bereidheid om het lijden op zich te nemen, dat ons onvermijdelijk nog wacht alvorens alles is 'voltooid'. De hartstocht van Christus verbindt ons altijd weer met de martelaren om het geloof, de martelaren terwille van de gerechtigheid. Telkens wanneer de gemeente het lijden van Christus gedenkt, gedenkt ze ook het lijden van de martelaren. Wie na Auschwitz verzucht niet meer te kunnen spreken over God ziet één aspect over het hoofd: dat de daders zich niet aan het oordeel kunnen onttrekken. Wie van hen God dood verklaart onttrekt zich daarmee aan zijn verantwoordelijkheid. Maar de weg van Christus biedt uiteindelijk ook zicht op de overwinning. Was de hel ooit een plaats van Godverlatenheid, sedert Christus door de hel is gegaan heeft de hel een wezenlijke verandering doorgemaakt: de kwelgeesten uit die hel zijn veroordeeld en uiteindelijk ook overwonnen. De opgestane Heer wordt dan ook getekend als de rechter die het laatste woord heeft. Door hem wordt ook aan al de naamlozen gerechtigheid gedaan: hun namen worden geschreven in de palm van Gods hand en worden nooit vergeten.

DAS 'NOCH-NICHT-SEIN'
"Lasst uns in den Garten gehen und arbeiten": want de wereld is niet de best denkbare. "Die voorhandene Welt füllt nicht die Möglichkeit des Seins aus". Dit zijn woorden van de filosoof Ernst Bloch. Het denken van Bloch heeft grote indruk gemaakt op Moltmann en is voor hem mede een bron van inspiratie geweest. Mede door Bloch kwam Moltmann tot zijn 'theologie van de hoop'. "De toekomst ligt open; daarin is van alles mogelijk. Met onze creativiteit en denkkracht is het mogelijk om de voorwaarden te scheppen, waarin mogelijkheden zich kunnen realiseren." Zijn theologie mondt dan ook steeds uit in wat wij kunnen doen: tegen een wapenwedloop; tegen de armoede; tegen onderdrukking; tegen het schenden van de mensenrechten; tegen de vervuiling van de aarde. De Geest van God zal uiteindelijk ons aller denken, voelen en handelen bepalen.

KRITIEK: POSITIEF EN NEGATIEF
Enerzijds kan gezegd worden dat het gedachtegoed van Moltmann een enorme invloed heeft gehad: wereldwijd. Het heeft met name in Zuid Amerika, Zuid Afrika, en ook in West Europa en Amerika een enorme impuls gegeven aan bevrijdingsbewegingen, aan mensenrechtenbewegingen, aan bewegingen die zich keerden tegen de wapenwedloop en aan het conciliair proces. Wat critici zich afvroegen is of dit gedachtengoed nu wel zo christelijk is: onderscheidt het zich wezenlijk van 'positief denken'? Karl Barth schrijft in een brief waarin hij reageert op de toezending van de "Theologie der Hoffnung" (1967), dat dit boek wel erg eenzijding alle theologie betrekt op de toekomst; hij vraagt zich daarbij af of Moltmann in wezen niet alles reduceert tot het zogenoemde 'principe van de hoop' van Ernst Bloch. Zijn oordeel is dat er daardoor een armoedige Godsvoorstelling overblijft. Moltmann gaat bijvoorbeeld volstrekt voorbij aan wat Barth de drievoudige parousie noemt (Pasen is het eerste eschatologische gebeuren; de uitstorting van de Heilige Geest het tweede; en de uiteindelijke wederkeer van Christus de derde.) Wat hij in het boek van Moltmann mist is een kritische beschouwing van deze aspecten. Daarmee vraagt het boek feitelijk om een vervolg.



Meer weten over deze website? Ga naar de
TITELPAGINA of naar de SITEMAP.

Reactie? Zend een E-mail

© Kerkwinkel Koinonia, 2012.

Untitled