**) zie voetnoot aan het slot
Wie is Karl Rahner?
Terug naar het begin van deze pagina
Karl Rahner is een rooms-katholiek theoloog. Hij worstelde met
het spanningsveld tussen geloven en weten: in zijn geval had
dit betrekking op het traditionele geloof van de Rooms
Katholieke kerk en de heersende en door het verlichte denken
gekenmerkte cultuur. Tijdens zijn opleiding maakte hij kennis
met het (neo)thomisme. Zoals bekend heeft het denken van
Thomas van Aquino van oudsher binnen de rooms-katholieke kerk
groot gezag genoten.
Het denksysteem van deze Middeleeuwer was gericht op het
vinden van een antwoord op een oud probleem: als de mens zowel
deel heeft aan het tijdelijke aardse als aan het hemelse, als
zijn werkelijkheid gebouwd is op zintuigelijke waarneming
terwijl de bron van waarheid in wezen het geloof is - hoe
verhouden die twee zich dan tot elkaar? Hij hoopte niet alleen
te kunnen aantonen dat weten en geloven met elkaar te
verzoenen zijn, maar ook te laten zien dat de filosofie de
leer van de kerk, die gefundeerd is in openbaring en verankerd
in dogma's, kan verhelderen, ondersteunen en bevestigen. Zijn
denkbeelden waren voor paus Leo III een reden om, niet lang na
zijn dood, de deugd van het filosoferen ter ondersteuning van
het geloof aan te prijzen onder verwijzing naar Thomas van
Aquino.
In de ogen van Rahner is het thomisme echter versteend: het is
te orthodox en niet meer toereikend om de existentiële vragen,
waarvoor de hedendaagse mens zich geplaatst ziet, op
bevredigende wijze van een antwoord te voorzien. Daarvoor is
het wereldbeeld te zeer veranderd, de hedendaagse cultuur te
ingrijpend gewijzigd en - wat misschien nog wel de meest
bepalende factor is - daarvoor zijn moderne mensen te mondig.
Zij zijn dus ook niet meer bereid om zondermeer gezag toe te
kennen aan uitspraken, die voornamelijk gebaseerd zijn op
traditie.
Wat Rahner voor ogen staat is om de vraagstelling, waarvoor
Thomas van Aquino zich geplaatst zag, opnieuw te doordenken
met behulp van de inzichten van Kant ('Wat kan ik weten?') en
uitgaande van het gedachtegoed van Heidegger ('Wat betekent er
zijn?').
Biografische gegevens
Na de gymnasiale opleiding wordt Rahner Jezuïet. Gedurende de
tijd van zijn noviciaat en zijn theologiestudie (o.a. bij de
Jezuïeten in Valkenburg) raakt hij diep onder de indruk van de
spiritualiteit van Ignatius van Loyola ('God vinden in
alles'). De invloed daarvan zal gedurende zijn hele leven
herkenbaar blijven. Bovendien raakt hij in die periode
vertrouwd met de scholastiek (Thomas van Aquino) en maakt hij
kennis met moderne filosofen (Kant, en de neothomisten
Maréchal en Rousselot). Met name Maréchal inspireert Rahner
tot voorbeeld: deze neothomist wordt voor Rahner tot een
opnieuw doordenken van het Thomisme in het licht van Kant en
diens gedachten over het menselijke kenvermogen. Na zijnpriesterwijding in 1932 gaat Rahner naar Freiburg en volgt
daar colleges bij o.a. Heidegger. Hij schrijft in 1939 een
wijsgerig proefschrift, 'Geist in Welt. Zur Metaphysik der
endlichen Erkenntnis bei Thomas von Aquin'. Zijn promotor
heeft echter weinig waardering voor dit proefschrift en het
wordt dan ook niet geaccepteerd. Na de afwijzing krijgt hij
van zijn orde het advies om zich verder maar liever op de
theologie toe te leggen; dat doet hij dan ook en niet lang
daarna hij promoveert op een onderwerp uit de patristiek.
Mogelijk was zijn proefschrift echter zo geniaal, dat velen de
betekenis ervan (nog) niet konden inzien. Een andere reden zou
geweest kunnen zijn, dat het te filosofisch en daarom in de
ogen van kerkelijke ambtsdragers te weinig 'kerkelijk'
georiënteerd was. Hoe dit ook zij: uiteindelijk is gebleken
hoe belangwekkend en diepzinnig de gedachten, die Rahner in
dit geschrift ontvouwt, zijn; helaas is zijn terminologie
(onder invloed van Heidegger) zo specifiek, dat het niet
eenvoudig is om zijn gedachtegangen te volgen en om thuis te
raken in zijn theologie. Wat Rahner voor ogen stond was om het
Christelijk geloof voor mensen van zijn tijd verstaanbaar te
maken met behulp van de filosofie. Zodoende was hij een
waardig navolger van Thomas van Aquino. Dat hem dit maar zeer
ten dele gelukt is wordt in belangrijke mate veroorzaakt door
zijn taalgebruik: wanneer hij veel later, in 1967, Romano
Guardini opvolgt als hoogleraar voor 'Christelijke
wereldbeschouwing en godsdienstwijsbegeerte' wordt dat een
mislukking omdat al snel de collegezalen leeg blijven.
Niettemin wordt hij uiteindelijk door velen beschouwd als één
van de grootste katholieke theologen van zijn generatie en als
iemand met een profetische blik. [Niet door allen: Ratzinger
bijv. is van oordeel dat Rahner de kerk schade heeft
toegebracht met zijn ideeën.] Hoezeer zijn kennis van zaken en
zijn gedachtegoed worden gewaardeerd blijkt ondermeer uit het
feit dat hij bij het 2de Vaticaans Concilie door paus Johannes
XXIII wordt aangesteld als 'peritus' (= ervaringsdeskundige).
In die rol heeft hij veel kunnen bijgedragen aan de
kerkvernieuwingen, die tijdens dit pontificaat zijn
doorgevoerd en waarvoor tijdens dit concilie de basis zijn
gelegd.
Publicaties
In de loop van zijn werkzame leven publiceert Rahner een
ongelofelijke hoeveelheid artikelen, waarvan een groot aantal
later is gebundeld en uitgegeven (Schriften zur Theologie, 16
banden!). Daarnaast heeft hij talloze bijdragen geleverd aan
verzamelwerken: bijbelcommentaren, encyclopedieën en andere
handboeken. Zo was hij een van de initiatoren van een
gerenommeerde reeks bijbelcommentaren (Herders theologischer
Kommentar zum Neuen Testament); ook heeft hij gezaghebbend
gepubliceerd op het gebied van pastoraat (Handbuch der
Pastoraltheologie; 5 delen). De volledige bibliografie van
Rahner telt zo'n 243 pagina's.
EEN PAAR GRONDLIJNEN VAN ZIJN DENKEN
Ontologie
Terwille van de verstaanbaarheid van het Christendom is het,
aldus Rahner, nodig om te analyseren wat nu eigenlijk degrondslagen zijn van HET 'er-zijn'. Wat bedoelen we als we
zeggen dat iets 'er is'? En waarop is dat gebaseerd? De vraag
naar deze grondslagen houdt enerzijds verband met de
waarneembare werkelijkheid (de immanente wekelijkheid);
anderzijds met het mysterie van de geest (de transcendentale
werkelijkheid). Door dit zo te stellen neemt Rahner een
positie in, die gericht is tegen een materialistische
opvatting van de werkelijkheid: volgens hem is er meer dan
alleen het immanente (= binnenwereldse). Als er niet zoiets
zou zijn als de geest, die in staat is om waar-te-nemen,
d.w.z. 'erop uit te gaan' en weer terug te keren om vervolgens
tot oordelen te komen, zou het andere niet als zodanig
bestaan. Want dankzij de geest kunnen wij onderscheiden tussen
het wat (wat is er?)en het hoe (hoe is het?). Alles wat 'is'
bestaat in zijn hoedanigheid bij gratie van onze geestelijke
vermogens.
Subject zijn
Het karakteristieke van de mens is dan ook dat hij 'subject
is', dat hij een bewustzijn heeft; dat hij herinnering heeft
en fantasie; dat hij niet alleen om zich heen kan kijken, maar
ook naar binnen; niet alleen terug in de tijd maar ook
vooruit; en dat hij - terwijl hij dat doet - ook nog 'zelf'
is. Maar dat 'zelf' zijn: dat is een moeilijk 'iets': het
'zelf' laat zich namelijk niet objectiveren. "Wie ziet hoe het
oog ziet" - is in dit verband een verhelderende vraag van een
Chinese wijze. Met ons 'zelf' is het al niet anders als met
het oog: het neemt waar, maar kan niet waargenomen worden. Er
is geen instantie die het zelf kan objectiveren. Toch is het
er ontegenzeggelijk. Dat is dan ook de reden waarom we
onderscheid maken tussen 'ik' en 'zelf'. Ik kan wel
vaststellen dat 'ik' er ben, samen met anderen; ik kan ook
nadenken over hoe ik ben, en wie ik ben en hoe anderen zijn.
Maar met mijn 'zelf' en het 'zelf' van anderen ligt dat
fundamenteel anders. Het 'zelf' is transcendent: dat wil
zeggen dat het zich onttrekt aan ons kenvermogen. Het is van
een andere orde dan het immanente. Omdat het transcendent is
is het verbonden met God (de Eeuwige, Onzienlijke,
Onbenoembare, enz.), aldus Rahner.
Voor-subject zijn
Volgens Rahner heeft elk mens, die reflecteert over de geest,
de mogelijkheid om te ontdekken dat hij, naast het
subject-zijn de mogelijkheid moet openhouden voor een
voor-subject zijn. Wat bedoelt hij met die woordverbinding?
Simpel gezegd kunnen we deze uitdrukking misschien als volgt
begrijpen: we hebben de neiging om de wereld in te kijken,
voor ons uit, 'naar buiten', door de ramen van onze ogen. Maar
waar we dan aan voorbij gaan is het vage gevoel dat ons soms
bekruipt dat er 'achter onze rug' ook nog iets is: iets
wezenlijk waar we onmogelijk zicht op kunnen krijgen.
Wie dat gewaar wordt en de betekenis daarvan tot zich laat
doordringen kan tot het besef komen dat de mens, dankzij de
geest, weliswaar enerzijds beschikt over kennis maar
tegelijkertijd in verbinding staat met onwetendheid; wie het
tot zich laat doordringen beseft een openheid te hebben naar
wat groter, ruimer en ongrijpbaarder is: het transcendente.Anders gezegd: zo iemand beseft tegelijkertijd subject te zij
als voor-subject: dat hij subject is is een voorwaarde voor de
werkelijkheid waarin wij leven: het is de geest die ons in
staat stelt om de immanente werkelijkheid te onderkennen. Maar
ons 'er-zijn' wordt tevens bepaald door het vermoeden dat wij
voor-subject zijn - al valt daarover dan ook niets te zeggen.
Maar: wordt on 'zelf' dan niet gekend? Stel nu eens, dat je
aan iemand zou vragen: wat is volgens jou nu het belangrijkste
'zijnde'? Dan zou iemand kunnen antwoorden: 'dat is de mens'.
Dit antwoord zou je kunnen typeren als 'materialistisch',
omdat het lijkt te suggereren dat de werkelijkheid samenvalt
met de immanente werkelijkheid. Iemand anders, die geraakt is
door het transcendente, zou kunnen antwoorden: het
belangrijkste 'dat is God'. Niet zelden 'zweeft' de mens
ergens daar tussenin. Volgens Rahner ligt het in de aard van
de mens besloten om geneigd te zijn zichzelf in het centrum te
plaatsen. In dat geval is er geen plaats voor God. Dat is wat
in de Joods-Christelijke traditie 'zonde' heet; de zonde die
bij mens-zijn hoort. Dat heeft niets te maken met sexualiteit
of voortplanting (erfzonde), maar louter met het feit dat een
mens nu eenmaal mens is en daarom geneigd zichzelf centraal te
stellen. Wie dat doet gaat voorbij aan (mogelijke)
gewaarwordingen van het transcendente.
Openbaring
Is er dan verder niets te zeggen over dat transcendente? Over
God? Jawel: want de mens kan God ontmoeten. De mens komt tot
de ontmoeting met God via openbaring. Waar verwijst dit woord
naar? Dikwijls wordt bij 'openbaring' in eerste instantie
gedacht aan 'immanente dingen' die onzichtbaar zijn en die we
nooit zouden hebben gezien wanneer ze niet geopenbaard zouden
zijn. Maar je kunt ook over openbaring spreken met betrekking
tot het transcendente: hoe God zich laat zien en kennen. Dat
gebeurt op twee manieren. Enerzijds rechtstreeks, wanneer
bijvoorbeeld bij iemand het besef doorbreekt gewild te zijn,
zó bedoeld te zijn, of ergens toe bestemd te zijn. Dat zijn
gewaarwordingen die kunnen ontstaan waar een mens zich voluit
van zichzelf bewust wordt en daarmee van zijn transcendentale
gerichtheid op het oneindige. Anderzijds heeft openbaring
betrekking op manifestaties van God in de geschiedenis (de
immanente werkelijkheid): er is wel gesproken over
'heilsgeschiedenis', maar daar Rahner wil eigenlijk liever
niet van weten. Volgens hem valt de heilsgeschiedenis samen
met de geschiedenis en laat God zich met name zien in de
evolutie: een proces waarin materie tot bewustzijn komt. Dat
proces is nog lang niet voltooid: je mag dan ook verwachten
dat dit proces zich verder voltrekt naar zijn bestemming. Wat
die bestemming is wordt onthuld in de historische (!) gestalte
van Jezus Christus: in zijn leven, lijden en opstanding.
Christologie
In zijn Christologie stelt Rahner dat het leven, lijden en
sterven van Jezus behoort tot de immanente werkelijkheid; maar
de opstanding is volgens Rahner niet een immanent gebeuren; de
opstanding laat zien dat het mens-zijn een onderweg-zijn is,
het laatste stadium naar een toestand waarin Gods geest "alles
is in allen". De (heils)geschiedenis komt dan ook in degestalte van Jezus Christus tot een hoogtepunt.
Betekenis
Rahner is herhaaldelijk in botsing gekomen met Rome: Zijn
originele en creatieve benadering van 'onwrikbare' waarheden
deden nu en dan veel stof opwaaien. Hij werd evenwel bewogen
door een profetische visie: al in de jaren zestig heeft hij
duidelijk ingezien, dat het voortbestaan van de kerk geen
vanzelfsprekendheid was: de taal van het geloof was niet meer
van die tijd. Het moderne wereldbeeld stond op gespannen voet
met de oude verhalen. En mensen zitten vandaag de dag anders
in elkaar dan vroeger: zij zijn niet meer bereid om op gezag
dingen voor waar te houden. Vandaar dat Rahner kon zeggen dat
er uiteindelijk van de kerk niets zou overblijven wanneer er
niet meer aandacht zou komen voor persoonlijke ervaring en
wanneer niet veel meer aandacht zou worden besteed aan het
herkenbaar maken van sporen van God in het eigen leven van
mensen (mystagogie!): 'Der Fromme von morgen wird ein
'Mystiker' sein, einer der etwas 'erfahren' hat, oder er wird
nicht mehr sein, weil die Frommigkeit von morgen nicht mehr
durch die im voraus zu einer personalen Erfahrung und
Entscheidung einstimmige selbstverständige öffentliche
Überzeugung und religiöse Sitte aller mitgetragen wird, die
bisher übliche religiöse Erziehung also nur noch eine sehr
secundäre Dressur für das religiöse Institutionelle sein kann.
Die Mystagogie muss von der angenommenen Erfahrung der
Verwiesenheit der Menschen auf Gott hin das richtige
'Gottesbild' vermitteln, die Erfahrung, dass des Menschen
Grund der Abgrund ist; dass Gott wesentlich der Unbegreifliche
Abgrund ist; dass seine Unbegreiflichkeit wächst und nicht
abnimmt, je richtiger Gott verstanden wird, je näher uns seine
ihn selbst mitteilende Liebe kommt.'
Een tweede gedachte waarmee Rahner naam heeft gemaakt is, dat
hij duidelijk heeft gemaakt dat het ervaren van het
transcendente niet iets is wat niet uitsluitend aan Christenen
is voorbehouden: ook 'heidenen' kunnen worden 'gered' omdat ze
op grond van hun mens zijn openbaring deelachtig kunnen
worden. Met het oog hierop heeft men later wel gesproken over
'anonieme Christenen'; met die uitdrukking, die overigens dus
niet van hem afkomstig is, zal zijn naam verbonden blijven.
Reactie? Zend een E-mail
© Kerkwinkel Koinonia, 2012.