SCHILLEBEECKX (1914-2009.)


Het zijn vooral twee vragen waarmee Schillebeeckx heeft geworsteld: aanvankelijk worstelde hij met de vraag wat God kan betekenen in het leven van mensen, of zoals hij het zelf noemt: de vraag naar "het geheim van de onderlinge verhouding tussen de levende God en de door en in Hem levende mensen - Gods verhaal in de geschiedenis van mensen". Juist gedurende en vlak na de tweede wereldoorlog waren er heel wat mensen, die de kerk de rug toekeerden omdat ze met de traditionele leer niet meer uit de voeten konden. Schillebeeckx kon dit goed begrijpen, en vroeg zich dan ook af hoe God zich in de actualiteit laat zien. De kerk leert dat het evangelie in de bijbel te vinden is; en dat de kerk de evangelische boodschap verstaanbaar moet maken. Het betreft, volgens de leer, een eeuwige onveranderlijke boodschap, die weliswaar is opgetekend in een taal die de onze niet is en in een cultuur die al evenmin de onze is. En dat maakt het noodzakelijk dat er goede theologen zijn, goede hermeneuten (vertolkers). Schillebeeckx komt tot de conclusie dat deze denkwijze niet functioneel is. Hij is ervan overtuigd dat God in de eerste plaats ervaarbaar is, omdat God overal en altijd werkzaam bezig is: in alle tijden, en in alle culturen. Volgens hem is het dan ook de opdracht van de theologie om het oor te luisteren te leggen bij mensen en een open oor te hebben voor hun ervaringen. Om aldus de sporen van God in de werkelijkheid gewaar te worden. Daarom zijn ervaringen van het allergrootste belang. De theologie legt veel teveel nadruk op langzaam gegroeide leerstukken en begrippen. De benadering, die Schillebeeckx voor ogen staat vraagt van de kerk de bereidheid om onder ogen te zien dat God in een veranderende wereld zich ook wel eens anders zou kunnen manifesteren. Een tijd lang leek het erop - dat was in de zestiger jaren - dat de kerk, daartoe gebracht door de uitkomsten van het tweede Vaticaanse Concilie, in deze richting van denken zou meegaan; maar in de jaren zeventig werd steeds duidelijker dat van de veranderingen, waarop Schillebeeckx (en met hem vele anderen) hadden gehoopt, weinig terecht kwam. Juist daarmee heeft hij het ook moeilijk gehad, alhoewel het voor hem nooit heeft betekend dat hij heeft overwogen om dan ook zelf de kerk maar de rug toe te keren.

BIOGRAFISCHE GEGEVENS
Edward Schillebeeckx is in Antwerpen geboren, als zesde kind in een gezin met 14 kinderen. Dat was aan het begin van de eerste wereldoorlog. Zijn middelbare schoolopleiding ontving hij van Jezuïeten. Aanvankelijk lag het voor de hand dat hij ook zelf tot die orde zou toetreden, maar later besloot hij om te kiezen voor de orde van de Dominicanen - omdat in die orde alles niet zo vast lag en omdat deze orde in zijn beleving meer ruimte bood voor een persoonlijke ontwikkeling. Zijn interesse ging aanvankelijk voornamelijk uit naar de filosofie, en daartoe kreeg hij bij de dominicanen de nodige ruimte. In 1941 wordt hij tot priester gewijd. Na zijn doctoraat wordt hij lector dogmatiek in Leuven (1943-1956). Bovendien wordt hij er benoemd tot 'magister spiritualis', hetgeen inhield dat hij geestelijke leiding moest geven aan studenten. In die jaren geeft hij colleges over alle grote thema's van de leer. Tijdens een studieperiode in Parijs (1945-1947) komt hij in aanraking met de beweging van de prêtres-ouvriers (de beweging van priester-arbeiders). Hun benadering sprak hem erg aan en zal grote invloed hebben op zijn denken. Het uitgangspunt was dat je als priester gewoon onder de mensen moet zijn. Naar hen moet luisteren. In het milieu van de arbeiders ontbraken de priesters bijna geheel. Je kon alleen door zelf arbeider onder arbeiders te worden begrijpen waaruit het leven van arbeiders bestond en wat hun noden en behoeften waren. 'Bidden is: het daarin uithouden'. Alleen door het daar uit te houden kon je wellicht gewaar worden hoe ook daar het verlossende en bevrijdende werken van God zichtbaar wordt. Met name in die periode raakt Schillebeeckx ervan overtuigd dat er een diepe kloof bestaat tussen de (wetenschappelijke) theologie en de geloofsgemeenschap. En dat de messiaanse gemeenschap een gemeenschap is van armen en kleinen. Dat het er dan ook op aankomt om de kloof te dichten tussen de kerk en de gelovigen door aan ervaring van mensen meer waarde te hechten dan aan leerstukken.
In 1957 vertrekt Schillebeeckx uit Leuven naar Nijmegen. Daar zal hij verblijven tot aan zijn dood. Met name zijn activiteiten in de jaren rond het tweede Vaticaanse Concilie hebben gemaakt dat er internationaal veel over hem gesproken werd. Hij was in die tijd door de paus aangezocht om de voorbereidingen op het tweede Vaticaans Concilie in Nederland te coòrdineren. In die rol heeft hij in een herderlijk schrijven, namens alle Nederlandse bisschoppen, uitgelegd wat de bedoeling was van dit Concilie. Zijn uitleg kwam hierop neer, dat wat gelovigen bezighoudt de basis zou vormen voor een herbezinning van de kerk op de noodzaak te komen tot een eigentijdse verwoording van de visie op de betekenis van de kerk in de wereld, en van de rol die de kerk daarin te spelen had. Deze brief heeft veel stof doen opwaaien en er volgde in Italië zelfs een verbod op het vertalen van die brief in het Italiaans. Maar juist daardoor kreeg deze brief veel aandacht en werd die wereldwijd bekend. Toen niet veel later het bekende boek van Robinson verscheen, 'Honest to God', waarin wordt betoogd dat voor de beleving van mensen de kerkelijke geloofsleer steeds verder af komt te staan van de werkelijkheid waarin mensen leven, was dat voor Schillebeeckx aanleiding om zich met spoed te zetten aan het schrijven van een Christologie, waarin nu juist duidelijk zou worden dat God zijn scheppende, verlossende en bevrijdende werk nu juist verricht in de actualiteit; en dat we hiervoor oog hebben omdat Jezus dat in zijn leven, lijden en sterven heeft onthuld. Dit zal leiden tot de publicatie van een trilogie. De eerste twee delen verschijnen onder de titel 'Jezus, het verhaal van een levende' (1974) en 'Gerechtigheid en liefde, genade en bevrijding' (1977); het derde boek, 'Mensen als verhaal van God', verschijnt met grote vertraging (1989): als gevolg van de in Schillebeeckx' ogen teleurstellende regressie, die de kerk doormaakt, met name in de periode na het overlijden van paus Johannes XXIII.

HERMENEUTIEK
Wat heeft het evangelie te betekenen? Traditioneel wordt de bijbel gekarakteriseerd als 'woord van God': daarmee wordt de suggestie gewekt, dat de bijbel een onaantastbare waarheid bevat. Maar is dat wel zo? Waar we op bedacht dienen te zijn is, dat 'de waarheid' binnen een specifieke culturele context is ervaren, geïnterpreteerd en vertolkt. Dat betekent dat de zin van wat we in de bijbel lezen in belangrijke mate is bepaald door wat de schrijver aan zin heeft ervaren. Door hoe 'de stem in het gebeuren' door de schrijver is beluisterd.
Wanneer wij, die deel uitmaken van een geheel andere samenleving, ons afvragen wat de zin en betekenis is dienen we ons af te vragen wat wij in onze tijd, als lezers, aan zin kunnen ontdekken. Met name wanneer het gaat om cultuur en samenlevingsvraagstukken zijn subjectieve factoren van groot belang. Daarmee is niet alleen geschetst dat we te maken hebben met een groot (hermeneutisch) probleem; daarmee is ook helder dat de mogelijkheid bestaat dat Gods scheppende, verlossende en bevrijdende handelen verandert. En dat er dus geen sprake kan zijn van een onaantastbare waarheid: 'God is ieder ogenblik nieuw'. We kunnen alleen geloven wanneer het klikt tussen onze eigen menselijke ervaring en wat we in de bijbel beschreven zien. Je kunt dus onmogelijk spreken van een onaantastbare waarheid: omdat de waarheid gestalte krijgt in de interpretatie vanuit de actuele situatie. Dat is, wat Schillebeeckx betreft, het uitgangspunt. En dat heeft nogal wat consequenties voor de theologie.

THEOLOGIE
De liefde voor filosofie is bij Schillebeeckx altijd blijven bestaan. Met name kennistheorie heeft hem altijd erg beziggehouden: wat kan ik weten? De opvattingen van Schillebeeckx zijn dan ook in belangrijke mate gebaseerd op overwegingen, die betrekking hebben op de beperkte mogelijkheden van taal.

Wat we van de dingen begrijpen is altijd minder dan de hele werkelijkheid: ik begrijp altijd slechts ten dele; (Cf.: 'De dingen hebben hun geheim').
Wat we kunnen verwoorden staat nog verder af van de werkelijkheid; voor de theoloog betekent dit dat geen enkele
geloofsuitspraak een beschrijving kan zijn van datgene wat erin wordt beoogd; het blijft bij een benadering.
Daar komt nog bij dat we niet belangeloos naar de dingen kijken: we zijn subjectieve waarnemers en zien vooral wat ons van pas komt.
In de praktijk blijkt dan ook, dat ons handelen vaak meer gefundeerd is op intuïtie dan op theologische reflectie.

Het bovenstaande vormt voor Schillebeeckx aanleiding om het volgende te stellen: "Men vindt het heil niet primair door een juiste werkelijkheidsinterpretatie, maar door te handelen volgens de eisen van de werkelijkheid". Daarmee zegt hij in feite dat bij onze theologische reflectie de praxis voorop staat. En om actie en visie met elkaar te verbinden.

Die visie berust met name op wat in de persoon van Jezus is ontsloten. Vandaar dat Schillebeeckx teruggaat naar de historische Jezus en wat mensen aan hem hebben ervaren. In Jezus, een mens (zoals wij), hebben zijn volgelingen de ikoon van God hebben herkend. Daarmee beschikken wij over een licht in de duisternis van deze wereld: juist in hem hebben mensen kunnen herkennen hoe God verbonden is met de vreugden en met het lijden van het bestaan. En hoe God daarin een troostende, bevrijdende, en verlossende God is; maar ook een vernieuwende en scheppende God. Het verlossingswerk van Jezus ligt, aldus Schillebeeckx, dan ook niet zozeer in wat er na zijn dood is gebeurd (verrijzenis, verschijningen en hemelvaart), maar in zijn leven en sterven: in wat hij deed en hoe hij was. In het feit dat hij heil betekende voor armen en kanslozen: mensen genas, mensen de ogen opende voor het heil, het lijden niet schuwde en zichzelf weggaf in zijn liefde voor God en mensen. Dat hem uiteindelijk al die eretitels werden toegedacht (zoon van God, zoon des mensen, tweede Adam, Messias, enz.) vloeit dan ook voort uit wat mensen aan hem hebben ervaren en in hem herkenden. In de geschiedenis is hij in zekere zin uniek: niet omdat wat in hem zichtbaar werd niet ook in andere mensen zichtbaar wordt; maar omdat we door hem in die andere mensen zien hoe ook in hen de goddelijke waarheid zichtbaar wordt. Volgens Schillebeeckx is de opstanding dan ook niet een verhaal over een lijk, dat weer tot leven komt; maar over Gods vrijheid, waarvan iets ervaren wordt door mensen wanneer ze ervaren dat Gods vrijheid verder reikt dan alles wat wij kunnen bevatten. "Je kunt vandaag de dag alleen geloven wanneer het klikt tussen je eigen ervaring en wat we in de bijbel beschreven zien". Dat de leerlingen na Jezus' dood weer bijeenkomen en doordrongen blijken van de betekenis van al die gebeurtenissen, waar zij getuige van zijn geweest, van wat er met henzelf is gebeurd, en dat zij dit hebben opgevat als een ontdekking die wereldwijd uitgedragen diende te worden, vormt de concretisering van de hoop dat er een toekomst is weggelegd voor deze wereld waar we alleen over kunnen dromen.

Het uitgangspunt bij dit alles is Gods heerschappij: dat het heil gestalte krijgt waar God werkzaam is en richting geeft aan de wijze waarop wij leven. Dit alles heeft nogal wat consequenties voor de theologie: bijvoorbeeld dat er ook Godskennis kan zijn buiten de kerk om (iets wat ook Rahner al had gesteld, zij het dat die daar via geheel andere gedachtegangen toe was gekomen); maar ook: dat het noodzakelijk kan zijn om opvattingen van de kerk te herzien als de tijden daarom vragen; ook Gods werkzaamheid kan immers, wanneer de wereld verandert, aan verandering onderhevig zijn? Concreet kan dit betekenen, dat er van bestaande oude tradities afgeweken moet worden, bijv. als het gaat om het celibaat of het exclusieve recht van priesters om de mis te celebreren. Schillebeeckx is ervan overtuigd, dat alles wat het leven aantast of bedreigt overwonnen kan worden waar mensen recht doen aan de God die in Christus aan het licht is gekomen.

Maar met de uitspraak dat God in deze wereld werkzaam is, is nog niet alles gezegd: God gaat niet op in zijn handelen. Dat betekent, dat God ook altijd verborgen blijft. Zolang de geschiedenis niet is voltooid is er steeds die openheid: de openheid die verwijst naar de absolute vrijheid.

Als gevolg van zijn opvattingen krijgt Schillebeeckx het steeds moeilijker met de Congregatie voor de geloofsleer, het centrale Rooms Katholieke ambtelijke orgaan dat waakt over de rechte leer. Dat blijkt ondermeer wanneer hij zich in 1980 uitspreekt voor verregaande hervormingen in de ambtelijke organisatie van de katholieke kerk. Bij herhaling wordt hij in Rome ontboden om verantwoording af te leggen van zijn uitspraken en opvattingen; maar het is nooit tot een veroordeling gekomen.


Terug naar het begin van deze pagina


Meer weten over deze website? Ga naar de TITELPAGINA of naar de <"http://koinonia.kerkwinkel.eu/sitemap.htm">>SITEMAP.

Reactie? Zend een E-mail

© Kerkwinkel Koinonia, 2012.

Untitled