Terug naar het begin van deze pagina
Het zijn vooral twee vragen waarmee Schillebeeckx heeft
geworsteld: aanvankelijk worstelde hij met de vraag wat God kan
betekenen in het leven van mensen, of zoals hij het zelf
noemt: de vraag naar "het geheim van de onderlinge verhouding
tussen de levende God en de door en in Hem levende mensen -
Gods verhaal in de geschiedenis van mensen". Juist gedurende
en vlak na de tweede wereldoorlog waren er heel wat mensen,
die de kerk de rug toekeerden omdat ze met de traditionele
leer niet meer uit de voeten konden. Schillebeeckx kon dit
goed begrijpen, en vroeg zich dan ook af hoe God zich in de
actualiteit laat zien. De kerk leert dat het evangelie in de
bijbel te vinden is; en dat de kerk de evangelische boodschap
verstaanbaar moet maken. Het betreft, volgens de leer, een
eeuwige onveranderlijke boodschap, die weliswaar is opgetekend
in een taal die de onze niet is en in een cultuur die al
evenmin de onze is. En dat maakt het noodzakelijk dat er goede
theologen zijn, goede hermeneuten (vertolkers). Schillebeeckx
komt tot de conclusie dat deze denkwijze niet functioneel is.
Hij is ervan overtuigd dat God in de eerste plaats ervaarbaar
is, omdat God overal en altijd werkzaam bezig is: in alle
tijden, en in alle culturen. Volgens hem is het dan ook de
opdracht van de theologie om het oor te luisteren te leggen
bij mensen en een open oor te hebben voor hun ervaringen.
Om aldus de sporen van God in de werkelijkheid gewaar te
worden. Daarom zijn ervaringen van het allergrootste belang.
De theologie legt veel teveel nadruk op langzaam gegroeide
leerstukken en begrippen. De benadering, die Schillebeeckx
voor ogen staat vraagt van de kerk de bereidheid om onder ogen
te zien dat God in een veranderende wereld zich ook wel eens
anders zou kunnen manifesteren. Een tijd lang leek het erop -
dat was in de zestiger jaren - dat de kerk, daartoe gebracht
door de uitkomsten van het tweede Vaticaanse Concilie, in deze
richting van denken zou meegaan; maar in de jaren zeventig
werd steeds duidelijker dat van de veranderingen, waarop
Schillebeeckx (en met hem vele anderen) hadden gehoopt, weinig
terecht kwam. Juist daarmee heeft hij het ook moeilijk gehad,
alhoewel het voor hem nooit heeft betekend dat hij heeft
overwogen om dan ook zelf de kerk maar de rug toe te keren.
BIOGRAFISCHE GEGEVENS
Edward Schillebeeckx is in Antwerpen geboren, als zesde kind
in een gezin met 14 kinderen. Dat was aan het begin van de
eerste wereldoorlog. Zijn middelbare schoolopleiding ontving
hij van Jezuïeten. Aanvankelijk lag het voor de hand dat hij
ook zelf tot die orde zou toetreden, maar later besloot hij om
te kiezen voor de orde van de Dominicanen - omdat in die orde
alles niet zo vast lag en omdat deze orde in zijn beleving
meer ruimte bood voor een persoonlijke ontwikkeling. Zijn
interesse ging aanvankelijk voornamelijk uit naar de
filosofie, en daartoe kreeg hij bij de dominicanen de nodige
ruimte. In 1941 wordt hij tot priester gewijd. Na zijn
doctoraat wordt hij lector dogmatiek in Leuven (1943-1956).
Bovendien wordt hij er benoemd tot 'magister spiritualis',
hetgeen inhield dat hij geestelijke leiding moest geven aan
studenten. In die jaren geeft hij colleges over alle grote
thema's van de leer. Tijdens een studieperiode in Parijs (1945-1947)
komt hij in aanraking met de beweging van de
prêtres-ouvriers (de beweging van priester-arbeiders). Hun
benadering sprak hem erg aan en zal grote invloed hebben op
zijn denken. Het uitgangspunt was dat je als priester gewoon
onder de mensen moet zijn. Naar hen moet luisteren. In het
milieu van de arbeiders ontbraken de priesters bijna geheel.
Je kon alleen door zelf arbeider onder arbeiders te worden
begrijpen waaruit het leven van arbeiders bestond en wat hun
noden en behoeften waren. 'Bidden is: het daarin uithouden'.
Alleen door het daar uit te houden kon je wellicht gewaar
worden hoe ook daar het verlossende en bevrijdende werken van
God zichtbaar wordt. Met name in die periode raakt
Schillebeeckx ervan overtuigd dat er een diepe kloof bestaat
tussen de (wetenschappelijke) theologie en de
geloofsgemeenschap. En dat de messiaanse gemeenschap een
gemeenschap is van armen en kleinen. Dat het er dan ook op
aankomt om de kloof te dichten tussen de kerk en de gelovigen
door aan ervaring van mensen meer waarde te hechten dan aan
leerstukken.
In 1957 vertrekt Schillebeeckx uit Leuven naar Nijmegen. Daar
zal hij verblijven tot aan zijn dood. Met name zijn
activiteiten in de jaren rond het tweede Vaticaanse Concilie
hebben gemaakt dat er internationaal veel over hem gesproken
werd. Hij was in die tijd door de paus aangezocht om de
voorbereidingen op het tweede Vaticaans Concilie in Nederland
te coòrdineren. In die rol heeft hij in een herderlijk
schrijven, namens alle Nederlandse bisschoppen, uitgelegd wat
de bedoeling was van dit Concilie. Zijn uitleg kwam hierop
neer, dat wat gelovigen bezighoudt de basis zou vormen voor
een herbezinning van de kerk op de noodzaak te komen tot een
eigentijdse verwoording van de visie op de betekenis van de
kerk in de wereld, en van de rol die de kerk daarin te spelen
had. Deze brief heeft veel stof doen opwaaien en er volgde in
Italië zelfs een verbod op het vertalen van die brief in het
Italiaans. Maar juist daardoor kreeg deze brief veel aandacht
en werd die wereldwijd bekend. Toen niet veel later het
bekende boek van Robinson verscheen, 'Honest to God', waarin
wordt betoogd dat voor de beleving van mensen de kerkelijke
geloofsleer steeds verder af komt te staan van de
werkelijkheid waarin mensen leven, was dat voor Schillebeeckx
aanleiding om zich met spoed te zetten aan het schrijven van
een Christologie, waarin nu juist duidelijk zou worden dat God
zijn scheppende, verlossende en bevrijdende werk nu juist
verricht in de actualiteit; en dat we hiervoor oog hebben
omdat Jezus dat in zijn leven, lijden en sterven heeft
onthuld. Dit zal leiden tot de publicatie van een trilogie. De
eerste twee delen verschijnen onder de titel 'Jezus, het
verhaal van een levende' (1974) en 'Gerechtigheid en liefde,
genade en bevrijding' (1977); het derde boek, 'Mensen als
verhaal van God', verschijnt met grote vertraging (1989): als
gevolg van de in Schillebeeckx' ogen teleurstellende
regressie, die de kerk doormaakt, met name in de periode na
het overlijden van paus Johannes XXIII.
HERMENEUTIEK
Wat heeft het evangelie te betekenen? Traditioneel wordt de
bijbel gekarakteriseerd als 'woord van God': daarmee wordt de
suggestie gewekt, dat de bijbel een onaantastbare waarheid
bevat. Maar is dat wel zo? Waar we op bedacht dienen te zijn
is, dat 'de waarheid' binnen een specifieke culturele context
is ervaren, geïnterpreteerd en vertolkt. Dat betekent dat de
zin van wat we in de bijbel lezen in belangrijke mate is
bepaald door wat de schrijver aan zin heeft ervaren. Door hoe
'de stem in het gebeuren' door de schrijver is beluisterd.
Wanneer wij, die deel uitmaken van een geheel andere
samenleving, ons afvragen wat de zin en betekenis is dienen we
ons af te vragen wat wij in onze tijd, als lezers, aan zin
kunnen ontdekken. Met name wanneer het gaat om cultuur en
samenlevingsvraagstukken zijn subjectieve factoren van groot
belang. Daarmee is niet alleen geschetst dat we te maken
hebben met een groot (hermeneutisch) probleem; daarmee is ook
helder dat de mogelijkheid bestaat dat Gods scheppende,
verlossende en bevrijdende handelen verandert. En dat er dus
geen sprake kan zijn van een onaantastbare waarheid: 'God is
ieder ogenblik nieuw'. We kunnen alleen geloven wanneer het
klikt tussen onze eigen menselijke ervaring en wat we in de
bijbel beschreven zien. Je kunt dus onmogelijk spreken van een
onaantastbare waarheid: omdat de waarheid gestalte krijgt in
de interpretatie vanuit de actuele situatie. Dat is, wat
Schillebeeckx betreft, het uitgangspunt. En dat heeft nogal
wat consequenties voor de theologie.
THEOLOGIE
De liefde voor filosofie is bij Schillebeeckx altijd blijven
bestaan. Met name kennistheorie heeft hem altijd erg
beziggehouden: wat kan ik weten? De opvattingen van
Schillebeeckx zijn dan ook in belangrijke mate gebaseerd op
overwegingen, die betrekking hebben op de beperkte
mogelijkheden van taal.
Wat we van de dingen begrijpen is altijd minder dan de hele
werkelijkheid: ik begrijp altijd slechts ten dele; (Cf.: 'De
dingen hebben hun geheim').
Wat we kunnen verwoorden staat nog verder af van de
werkelijkheid; voor de theoloog betekent dit dat geen enkele
geloofsuitspraak een beschrijving kan zijn van datgene wat
erin wordt beoogd; het blijft bij een benadering.
Daar komt nog bij dat we niet belangeloos naar de dingen
kijken: we zijn subjectieve waarnemers en zien vooral wat ons
van pas komt.
In de praktijk blijkt dan ook, dat ons handelen vaak meer
gefundeerd is op intuïtie dan op theologische reflectie.
Het bovenstaande vormt voor Schillebeeckx aanleiding om het
volgende te stellen: "Men vindt het heil niet primair door een
juiste werkelijkheidsinterpretatie, maar door te handelen
volgens de eisen van de werkelijkheid". Daarmee zegt hij in
feite dat bij onze theologische reflectie de praxis voorop
staat. En om actie en visie met elkaar te verbinden.
Die visie berust met name op wat in de persoon van Jezus is
ontsloten. Vandaar dat Schillebeeckx teruggaat naar de
historische Jezus en wat mensen aan hem hebben ervaren. In
Jezus, een mens (zoals wij), hebben zijn volgelingen de ikoon
van God hebben herkend. Daarmee beschikken wij over een licht
in de duisternis van deze wereld: juist in hem hebben mensen
kunnen herkennen hoe God verbonden is met de vreugden en met
het lijden van het bestaan. En hoe God daarin een troostende,
bevrijdende, en verlossende God is; maar ook een vernieuwende
en scheppende God. Het verlossingswerk van Jezus ligt, aldus
Schillebeeckx, dan ook niet zozeer in wat er na zijn dood is
gebeurd (verrijzenis, verschijningen en hemelvaart), maar in
zijn leven en sterven: in wat hij deed en hoe hij was. In het
feit dat hij heil betekende voor armen en kanslozen: mensen
genas, mensen de ogen opende voor het heil, het lijden niet
schuwde en zichzelf weggaf in zijn liefde voor God en mensen.
Dat hem uiteindelijk al die eretitels werden toegedacht (zoon
van God, zoon des mensen, tweede Adam, Messias, enz.) vloeit
dan ook voort uit wat mensen aan hem hebben ervaren en in hem
herkenden. In de geschiedenis is hij in zekere zin uniek: niet
omdat wat in hem zichtbaar werd niet ook in andere mensen
zichtbaar wordt; maar omdat we door hem in die andere mensen
zien hoe ook in hen de goddelijke waarheid zichtbaar wordt.
Volgens Schillebeeckx is de opstanding dan ook niet een
verhaal over een lijk, dat weer tot leven komt; maar over Gods
vrijheid, waarvan iets ervaren wordt door mensen wanneer ze
ervaren dat Gods vrijheid verder reikt dan alles wat wij
kunnen bevatten. "Je kunt vandaag de dag alleen geloven
wanneer het klikt tussen je eigen ervaring en wat we in de
bijbel beschreven zien". Dat de leerlingen na Jezus' dood weer
bijeenkomen en doordrongen blijken van de betekenis van al die
gebeurtenissen, waar zij getuige van zijn geweest, van wat er
met henzelf is gebeurd, en dat zij dit hebben opgevat als een
ontdekking die wereldwijd uitgedragen diende te worden, vormt
de concretisering van de hoop dat er een toekomst is weggelegd
voor deze wereld waar we alleen over kunnen dromen.
Het uitgangspunt bij dit alles is Gods heerschappij: dat het
heil gestalte krijgt waar God werkzaam is en richting geeft
aan de wijze waarop wij leven. Dit alles heeft nogal wat
consequenties voor de theologie: bijvoorbeeld dat er ook
Godskennis kan zijn buiten de kerk om (iets wat ook Rahner al
had gesteld, zij het dat die daar via geheel andere
gedachtegangen toe was gekomen); maar ook: dat het
noodzakelijk kan zijn om opvattingen van de kerk te herzien
als de tijden daarom vragen; ook Gods werkzaamheid kan immers,
wanneer de wereld verandert, aan verandering onderhevig zijn?
Concreet kan dit betekenen, dat er van bestaande oude
tradities afgeweken moet worden, bijv. als het gaat om het
celibaat of het exclusieve recht van priesters om de mis te
celebreren. Schillebeeckx is ervan overtuigd, dat alles wat
het leven aantast of bedreigt overwonnen kan worden waar
mensen recht doen aan de God die in Christus aan het licht is
gekomen.
Maar met de uitspraak dat God in deze wereld werkzaam is, is
nog niet alles gezegd: God gaat niet op in zijn handelen. Dat
betekent, dat God ook altijd verborgen blijft. Zolang de
geschiedenis niet is voltooid is er steeds die openheid: de
openheid die verwijst naar de absolute vrijheid.
Als gevolg van zijn opvattingen krijgt Schillebeeckx het
steeds moeilijker met de Congregatie voor de geloofsleer, het
centrale Rooms Katholieke ambtelijke orgaan dat waakt over de
rechte leer. Dat blijkt ondermeer wanneer hij zich in 1980
uitspreekt voor verregaande hervormingen in de ambtelijke
organisatie van de katholieke kerk. Bij herhaling wordt hij in
Rome ontboden om verantwoording af te leggen van zijn
uitspraken en opvattingen; maar het is nooit tot een
veroordeling gekomen.
Reactie? Zend een E-mail
© Kerkwinkel Koinonia, 2012.