Schleiermacher worstelde met de in zijn tijd dringende vraag
naar de verhouding tussen wetenschap en geloof, tussen de
kennis van het hoofd en kennis van het hart. Hij vroeg zich af
of het wel mogelijk is om tegelijkertijd een goed Christen te
zijn en een modern denkende wetenschapper, een vraag, die
begrijpelijk is voor wie zijn levensgeschiedenis kent.
BIOGRAFIE
De vader van Schleiermacher was legerpredikant. Al vroeg
maakte de jonge Schleiermacher kennis met Hernhutters en met
het piëtistisme. De vroomheid van dit piëtisme bracht hem in
gewetensnood toen hij theologie ging studeren. Tijdens de
studie kwam hij in aanraking met de wetenschappelijke
historiserende benadering van het Nieuwe Testament. En die
confrontatie riep vragen op, zoals: hoe kon je nu geloven in
de goddelijke natuur van Jezus? En: hoe kon je geloven in een
verzoeningsleer, die gebaseerd is op een oud offergebruik
waarbij de godheid met geschenken ertoe moest worden gebracht
om voorbij te zien aan de misstappen van zijn mensen? Toch is
Schleiermacher ook na zijn studie altijd 'vroom' gebleven en
trouw aan wat hij als zijn roeping beschouwde: het verkondigen
van het evangelie. Dat is hij dan ook tot in het laatst van
zijn leven altijd blijven doen: preken. Daarnaast is hij ook
steeds een wetenschapper geweest in hart en nieren. Met name
voor de oude filosofen, Plato en Aristoteles, had hij grote
interesse. Vele jaren heeft hij gewerkt aan een nieuwe
vertaling van het werk van Plato. Waarschijnlijk besefte
Schleiermacher juist door dit vertaalwerk hoe moeilijk het is
om zulke oude teksten, geschreven in een heel andere tijd, met
andere denkbeelden en in een andere taal, begrijpelijk te
maken voor modern denkende mensen. Dat besef heeft er
ongetwijfeld toe bijgedragen dat hij ook belangstelling kreeg
voor taalfilosofie. Hij werd de grondlegger van een nieuwe
wetenschap: de hermeneutiek. Na een paar jaar werkzaam te zijn
geweest als godsdienstleraar, hulpprediker, en
studentenpredikant werd hij hoogleraar: eerst in Halle en
daarna in Berlijn. In deze laatste stad heeft hij, gedurende
vele jaren de toon aangegeven, zowel op het gebied van de
theologische wetenschap als in het kerkelijk leven. In 1834
overleed hij plotseling als gevolg van een acute
longontsteking.
KERKVADER VAN DE 19DE EEUW
Met Schleiermacher begint, zo weten we achteraf, een nieuwe
periode in de geschiedenis van kerk en theologie. Daarom is
hij wel 'de kerkvader van de 19de eeuw' genoemd. Hoe groot
zijn invloed is geweest op hen die na hem kwamen is eigenlijk
pas lang na zijn dood echt duidelijk geworden. Wat ooit
Schleiermacher verscheurde - de ambivalentie van een gelovige
die tegelijkertijd volop wetenschapper wilde zijn - was ook
voor velen na hem een herkenbaar probleem. Zijn verscheurdheid
heeft gemaakt dat hij feitelijk genoodzaakt was om twee rollen
te vervullen die met elkaar op gespannen voet stonden: de rol
van een gelovig en overtuigd Christen en de rol van een
apologeet, die het als zijn taak zag om aan wetenschappers,
die religie zagen als iets waaraan zij waren ontgroeid, uit te
leggen dat zij dit toch verkeerd zagen. Volgens Schleiermacher
is de mens behalve een rationeel ook een religieus wezen; het
is dan ook niet mogelijk om als mens tot volledige ontplooiing
te komen wanneer men het religieuze niet een plaats geeft en
integreert in zijn leefwereld.
Wie Schleiermacher wil leren kennen als een overtuigd Christen
doet er goed aan om zijn preken te lezen. Hierin wordt
duidelijk wat hij van mensen verlangde. Uit zijn preken
spreekt een grote maatschappelijke betrokkenheid en sociale
bewogenheid. Wie daarentegen de apologeet wil leren kennen
leze zijn redevoering "An die Gebildeten unter den Verächtern
der Religion"; zijn geloofsleer; en zijn monologen. Uit het
feit dat hij altijd ook heeft willen blijven preken mogen we
afleiden dat voor hem theologiestudie dan ook altijd onmisbaar
is geweest - een voorwaarde voor een goede vervulling van het
predikambt. Uit zijn geschriften ("Reden über die Religion")
blijkt, dat hij zich op het standpunt stelt, dat preken een
vorm is van "Selbstmitteilung", laten zien wie je bent. De
worsteling van de predikant met de gewetensvraag wat je nu wel
of niet vanaf de kansel kunt zeggen, wat je wel of niet kunt
verantwoorden, heeft hem er dan ook toe geïnspireerd om zich
met alle mogelijke facetten van de theologie in te laten: met
kerkgeschiedenis, dogmengeschiedenis, godsdienstwetenschap,
cultuurgeschiedenis, filosofie en hermeneutiek. De vrucht van
deze brede interesse is zijn belangrijkste publicatie: de
'Glaubenslehre'. In dit werk wordt de indruk gewekt dat
Schleiermacher de theologie ziet als een onderdeel van het
brede gebied van de geesteswetenschappen. Vroomheid is "weder
ein Wissen noch ein Tun, sondern Anschauung und Gefühl". Die
twee bronnen van kennis dienen met elkaar te worden
geïntegreerd: de waarneming en de intuïtieve beleving van de
werkelijkheid. Religie - die verbondenheid waar het de
theologie toch om te doen is - is noodzakelijk voor
verheldering, veredeling en volledige ontplooiing van onze
menselijke mogelijkheden. Daar komt de mens, die louter op
kennis gericht is, niet aan toe: de "Anschauung", het in je op
nemen van de kosmos, en het ontwikkelen van het bewustzijn,
dat Schleiermacher aanduidt als het 'Schlechthinniges
Abhängigkeitsgefühl', is onmisbaar voor een volledige
ontplooiing.
CHRISTEN ZIJN
Schleiermacher verdiept zich ook intensief in de filosofen van
zijn eigen tijd: hij wil immers een modern mens zijn en ook
leren denken zoals moderne mensen denken. Het gaat in het
leven ook voor hem om het oude 'Bildungsideal', zoals ons dat
in feite al door Aristoteles was aangereikt: om het proces dat
de mens doet worden zoals hij is bedoeld. Maar: is het vanuit
die levenshouding wel mogelijk om dan tegelijkertijd ook nog
met een goed geweten Christen zijn? Volgens Schleiermacher kan
dat heel goed: hij wil daar zelf het levende voorbeeld van
zijn. Het ene bijt het andere ook niet. Schleiermacher is er
vast van overtuigd dat dit niet alleen mogelijk was, maar ook
nodig: het Christendom is een onmisbaar element en dient dan
ook opgenomen in dit vormingsproces. Dat hij zo kon denken
hangt samen met zijn overtuiging dat theologie, zoals al
gezegd, in wezen een geesteswetenschap is: een modern en
bewust levend mens ook weet heeft van de religieuze ervaringen
en dimensies van het bestaan; en deze zijn mede constituerend
voor een hoogstaande grondhouding en voor menswaardig gedrag.
Voor Schleiermacher bestaat er dan ook in principe geen
verschil tussen het bestuderen van Plato en het bestuderen van
Paulus: in beide gevallen gaat het om verdieping van het
bestaan, om levenswijsheid en om verheldering. Het koninkrijk
van God is, wat hem betreft, dan ook een werkelijkheid die
naderbij komt naarmate onze cultuur kans ziet zich verder te
verheffen. Maar - anders dan Hegel - meent hij dat vooruitgang
niet bestaat uit het bereiken van synthesen, maar uit het
zoeken naar het midden: het verzoenen van tegenstellingen. Dat
proces zou werkelijk stagneren, wanneer mensen zouden menen
dat daarin de religieuze beleving geen plaats zou behoeven te
hebben. Het ethische beginsel vormt hierbij een factor van
betekenis: theologie dient dienstbaar te zijn aan de ethiek,
aan de rechte levenswijze. De Christelijke religie is dan ook
niet zozeer een leer maar wil ons aansporen tot een praktisch
Christendom, dat erop gericht is om concreet en actief bij te
dragen aan de verdere realisering van het koninkrijk van God.
Wordt het Christelijk geloof zo niet gereduceerd tot ethiek?
En gaat er daardoor niet een en ander verloren?
BRUGGENBOUWER
Schleiermacher was een buitengewoon getalenteerd schrijver.
Hij bleek in staat om de geloofservaring op een dusdanig
virtuose manier te beschrijven dat ook veel bevindelijke
lezers zich in zijn verwoording konden herkennen. Hij liet
zich daarbij niet leiden door een of andere kerkelijke leer of
door dogma's maar door de eigen geloofsbeleving. Hem is wel
verweten dat hij daarmee het Christendom heeft verraden en dat
hij het heeft ingepast in de tijdsgeest. Maar dat is
waarschijnlijk toch niet terecht: het is althans zeker niet
zijn bedoeling geweest. Voor zijn eigen gevoel was hij in hart
en nieren een gelovig Christen. En ook in de ogen van veel
anderen wist hij op overtuigende wijze geloof en wetenschap in
zich zelf met elkaar te verbinden. Nog een andere vraag die
zich daarbij opdringt is wel of er naast (of tegenover?) het
Christendom van Schleiermacher niet ook nog een Christendom is
dat de heersende opvattingen nu juist onder kritiek stelt. Het
Christendom van Schleiermacher is in sterke mate gericht op
ethisch handelen en levenskunst; idealen die in zijn tijd door
velen werden hooggehouden. Idealen die, wat hem betreft,
worden gediend door wat wij weten en wat wij zijn; door de
kennis van het hoofd en de kennis van het hart; door onze
verstandelijke vermogens en door ons Christelijk
zelfbewustzijn. Zijn Christendom is het Christendom van een
bruggenbouwer, die zoekt naar harmonie en vrede, naar de
wederzijdse bevestiging van de waarneming en de beleving. En
daarmee is de theologie van Schleiermacher de theologie van
het vrome zelfbewustzijn.
ZELFBEWUSTZIJN
Zelfbewustzijn speelt in de theologie van Schleiermacher dan
ook een grote rol. Van zonde is sprake wanneer dit
zelfbewustzijn (schlechthinniges Abhängigkeitsgefühl) gebrekkig
is; onder genade rekende hij de lichtheid die ontstaat wanneer
de mens de openheid van geest heeft om te kunnen komen tot een
godsbesef. Het eerste, het zondebesef, beschouwt hij als het
resultaat van een acte vanuit de mens; de genade daarentegen
als iets wat ons overkomt, een goddelijk geschenk. Maar, het
ene is onbestaanbaar zonder het andere: alsof dat een vast
gegeven is; wie voldoende openheid van geest heeft ervaart ook
de genade. Daarmee dringt zich nog een andere vraag op: of dan
de Heilige Geest dan datgene is dat zich manifesteert in dat
religieuze zelfbewustzijn. En: spoort dit dan nog wel met het
evangelie van Jezus Christus en wat ons daarin wordt aangezegd
over het oordeel dat over de wereld moet gaan; en wat wordt
verkondigd over verzoening, en de noodzaak van verlossing en
vergeving? En: hoe zit het dan met de betekenis van kruis? En
met opstanding? Stof die moeilijk in te passen was in de
denkwereld van Schleiermacher. Met zulke vragen heeft hij het
dan ook moeilijk. Het heeft er alle schijn van, dat hij hier
de schriften nu en dan laat 'buikspreken' om zo toch zijn
eigen gedachten over Christen-zijn daarin te kunnen herkennen.
God en mens lijken eerder in elkaar op te gaan dan dat ze
elkaars 'tegenover' zijn. Dat dit een breuk betekent met het
verleden heeft Schleiermacher zich waarschijnlijk niet zo
gerealiseerd. Het zou decennia duren voordat men in alle
duidelijkheid ging beseffen welke gevaren het met zich
meebrengt, wanneer in een theologie zulke hoge verwachtingen
omtrent de mens en zijn cultuur zijn verdiskonteerd.
Reactie? Zend een E-mail
© Kerkwinkel Koinonia, 2012.