SCHLEIERMACHER (1768-1834): een gelovig wetenschapper


Schleiermacher worstelde met de in zijn tijd dringende vraag naar de verhouding tussen wetenschap en geloof, tussen de kennis van het hoofd en kennis van het hart. Hij vroeg zich af of het wel mogelijk is om tegelijkertijd een goed Christen te zijn en een modern denkende wetenschapper, een vraag, die begrijpelijk is voor wie zijn levensgeschiedenis kent.

BIOGRAFIE
De vader van Schleiermacher was legerpredikant. Al vroeg maakte de jonge Schleiermacher kennis met Hernhutters en met het piëtistisme. De vroomheid van dit piëtisme bracht hem in gewetensnood toen hij theologie ging studeren. Tijdens de studie kwam hij in aanraking met de wetenschappelijke historiserende benadering van het Nieuwe Testament. En die confrontatie riep vragen op, zoals: hoe kon je nu geloven in de goddelijke natuur van Jezus? En: hoe kon je geloven in een verzoeningsleer, die gebaseerd is op een oud offergebruik waarbij de godheid met geschenken ertoe moest worden gebracht om voorbij te zien aan de misstappen van zijn mensen? Toch is Schleiermacher ook na zijn studie altijd 'vroom' gebleven en trouw aan wat hij als zijn roeping beschouwde: het verkondigen van het evangelie. Dat is hij dan ook tot in het laatst van zijn leven altijd blijven doen: preken. Daarnaast is hij ook steeds een wetenschapper geweest in hart en nieren. Met name voor de oude filosofen, Plato en Aristoteles, had hij grote interesse. Vele jaren heeft hij gewerkt aan een nieuwe vertaling van het werk van Plato. Waarschijnlijk besefte Schleiermacher juist door dit vertaalwerk hoe moeilijk het is om zulke oude teksten, geschreven in een heel andere tijd, met andere denkbeelden en in een andere taal, begrijpelijk te maken voor modern denkende mensen. Dat besef heeft er ongetwijfeld toe bijgedragen dat hij ook belangstelling kreeg voor taalfilosofie. Hij werd de grondlegger van een nieuwe wetenschap: de hermeneutiek. Na een paar jaar werkzaam te zijn geweest als godsdienstleraar, hulpprediker, en studentenpredikant werd hij hoogleraar: eerst in Halle en daarna in Berlijn. In deze laatste stad heeft hij, gedurende vele jaren de toon aangegeven, zowel op het gebied van de theologische wetenschap als in het kerkelijk leven. In 1834 overleed hij plotseling als gevolg van een acute longontsteking.

KERKVADER VAN DE 19DE EEUW
Met Schleiermacher begint, zo weten we achteraf, een nieuwe periode in de geschiedenis van kerk en theologie. Daarom is hij wel 'de kerkvader van de 19de eeuw' genoemd. Hoe groot zijn invloed is geweest op hen die na hem kwamen is eigenlijk pas lang na zijn dood echt duidelijk geworden. Wat ooit Schleiermacher verscheurde - de ambivalentie van een gelovige die tegelijkertijd volop wetenschapper wilde zijn - was ook voor velen na hem een herkenbaar probleem. Zijn verscheurdheid heeft gemaakt dat hij feitelijk genoodzaakt was om twee rollen te vervullen die met elkaar op gespannen voet stonden: de rol van een gelovig en overtuigd Christen en de rol van een apologeet, die het als zijn taak zag om aan wetenschappers, die religie zagen als iets waaraan zij waren ontgroeid, uit te leggen dat zij dit toch verkeerd zagen. Volgens Schleiermacher is de mens behalve een rationeel ook een religieus wezen; het is dan ook niet mogelijk om als mens tot volledige ontplooiing te komen wanneer men het religieuze niet een plaats geeft en integreert in zijn leefwereld.

Wie Schleiermacher wil leren kennen als een overtuigd Christen doet er goed aan om zijn preken te lezen. Hierin wordt duidelijk wat hij van mensen verlangde. Uit zijn preken spreekt een grote maatschappelijke betrokkenheid en sociale bewogenheid. Wie daarentegen de apologeet wil leren kennen leze zijn redevoering "An die Gebildeten unter den Verächtern der Religion"; zijn geloofsleer; en zijn monologen. Uit het feit dat hij altijd ook heeft willen blijven preken mogen we afleiden dat voor hem theologiestudie dan ook altijd onmisbaar is geweest - een voorwaarde voor een goede vervulling van het predikambt. Uit zijn geschriften ("Reden über die Religion")
blijkt, dat hij zich op het standpunt stelt, dat preken een vorm is van "Selbstmitteilung", laten zien wie je bent. De worsteling van de predikant met de gewetensvraag wat je nu wel of niet vanaf de kansel kunt zeggen, wat je wel of niet kunt verantwoorden, heeft hem er dan ook toe geïnspireerd om zich met alle mogelijke facetten van de theologie in te laten: met kerkgeschiedenis, dogmengeschiedenis, godsdienstwetenschap, cultuurgeschiedenis, filosofie en hermeneutiek. De vrucht van deze brede interesse is zijn belangrijkste publicatie: de 'Glaubenslehre'. In dit werk wordt de indruk gewekt dat Schleiermacher de theologie ziet als een onderdeel van het brede gebied van de geesteswetenschappen. Vroomheid is "weder ein Wissen noch ein Tun, sondern Anschauung und Gefühl". Die twee bronnen van kennis dienen met elkaar te worden geïntegreerd: de waarneming en de intuïtieve beleving van de werkelijkheid. Religie - die verbondenheid waar het de theologie toch om te doen is - is noodzakelijk voor verheldering, veredeling en volledige ontplooiing van onze menselijke mogelijkheden. Daar komt de mens, die louter op kennis gericht is, niet aan toe: de "Anschauung", het in je op nemen van de kosmos, en het ontwikkelen van het bewustzijn, dat Schleiermacher aanduidt als het 'Schlechthinniges Abhängigkeitsgefühl', is onmisbaar voor een volledige ontplooiing.

CHRISTEN ZIJN
Schleiermacher verdiept zich ook intensief in de filosofen van zijn eigen tijd: hij wil immers een modern mens zijn en ook leren denken zoals moderne mensen denken. Het gaat in het leven ook voor hem om het oude 'Bildungsideal', zoals ons dat in feite al door Aristoteles was aangereikt: om het proces dat de mens doet worden zoals hij is bedoeld. Maar: is het vanuit die levenshouding wel mogelijk om dan tegelijkertijd ook nog met een goed geweten Christen zijn? Volgens Schleiermacher kan dat heel goed: hij wil daar zelf het levende voorbeeld van zijn. Het ene bijt het andere ook niet. Schleiermacher is er vast van overtuigd dat dit niet alleen mogelijk was, maar ook nodig: het Christendom is een onmisbaar element en dient dan ook opgenomen in dit vormingsproces. Dat hij zo kon denken hangt samen met zijn overtuiging dat theologie, zoals al gezegd, in wezen een geesteswetenschap is: een modern en bewust levend mens ook weet heeft van de religieuze ervaringen en dimensies van het bestaan; en deze zijn mede constituerend voor een hoogstaande grondhouding en voor menswaardig gedrag. Voor Schleiermacher bestaat er dan ook in principe geen verschil tussen het bestuderen van Plato en het bestuderen van Paulus: in beide gevallen gaat het om verdieping van het bestaan, om levenswijsheid en om verheldering. Het koninkrijk van God is, wat hem betreft, dan ook een werkelijkheid die naderbij komt naarmate onze cultuur kans ziet zich verder te verheffen. Maar - anders dan Hegel - meent hij dat vooruitgang niet bestaat uit het bereiken van synthesen, maar uit het zoeken naar het midden: het verzoenen van tegenstellingen. Dat proces zou werkelijk stagneren, wanneer mensen zouden menen dat daarin de religieuze beleving geen plaats zou behoeven te hebben. Het ethische beginsel vormt hierbij een factor van betekenis: theologie dient dienstbaar te zijn aan de ethiek, aan de rechte levenswijze. De Christelijke religie is dan ook niet zozeer een leer maar wil ons aansporen tot een praktisch Christendom, dat erop gericht is om concreet en actief bij te dragen aan de verdere realisering van het koninkrijk van God.
Wordt het Christelijk geloof zo niet gereduceerd tot ethiek?
En gaat er daardoor niet een en ander verloren?

BRUGGENBOUWER
Schleiermacher was een buitengewoon getalenteerd schrijver. Hij bleek in staat om de geloofservaring op een dusdanig virtuose manier te beschrijven dat ook veel bevindelijke lezers zich in zijn verwoording konden herkennen. Hij liet zich daarbij niet leiden door een of andere kerkelijke leer of door dogma's maar door de eigen geloofsbeleving. Hem is wel verweten dat hij daarmee het Christendom heeft verraden en dat hij het heeft ingepast in de tijdsgeest. Maar dat is waarschijnlijk toch niet terecht: het is althans zeker niet zijn bedoeling geweest. Voor zijn eigen gevoel was hij in hart en nieren een gelovig Christen. En ook in de ogen van veel anderen wist hij op overtuigende wijze geloof en wetenschap in zich zelf met elkaar te verbinden. Nog een andere vraag die zich daarbij opdringt is wel of er naast (of tegenover?) het Christendom van Schleiermacher niet ook nog een Christendom is dat de heersende opvattingen nu juist onder kritiek stelt. Het Christendom van Schleiermacher is in sterke mate gericht op ethisch handelen en levenskunst; idealen die in zijn tijd door velen werden hooggehouden. Idealen die, wat hem betreft, worden gediend door wat wij weten en wat wij zijn; door de kennis van het hoofd en de kennis van het hart; door onze verstandelijke vermogens en door ons Christelijk zelfbewustzijn. Zijn Christendom is het Christendom van een bruggenbouwer, die zoekt naar harmonie en vrede, naar de wederzijdse bevestiging van de waarneming en de beleving. En daarmee is de theologie van Schleiermacher de theologie van het vrome zelfbewustzijn.

ZELFBEWUSTZIJN
Zelfbewustzijn speelt in de theologie van Schleiermacher dan ook een grote rol. Van zonde is sprake wanneer dit zelfbewustzijn (schlechthinniges Abhängigkeitsgefühl) gebrekkig is; onder genade rekende hij de lichtheid die ontstaat wanneer de mens de openheid van geest heeft om te kunnen komen tot een godsbesef. Het eerste, het zondebesef, beschouwt hij als het resultaat van een acte vanuit de mens; de genade daarentegen als iets wat ons overkomt, een goddelijk geschenk. Maar, het ene is onbestaanbaar zonder het andere: alsof dat een vast gegeven is; wie voldoende openheid van geest heeft ervaart ook de genade. Daarmee dringt zich nog een andere vraag op: of dan de Heilige Geest dan datgene is dat zich manifesteert in dat religieuze zelfbewustzijn. En: spoort dit dan nog wel met het evangelie van Jezus Christus en wat ons daarin wordt aangezegd over het oordeel dat over de wereld moet gaan; en wat wordt verkondigd over verzoening, en de noodzaak van verlossing en vergeving? En: hoe zit het dan met de betekenis van kruis? En met opstanding? Stof die moeilijk in te passen was in de denkwereld van Schleiermacher. Met zulke vragen heeft hij het dan ook moeilijk. Het heeft er alle schijn van, dat hij hier de schriften nu en dan laat 'buikspreken' om zo toch zijn eigen gedachten over Christen-zijn daarin te kunnen herkennen. God en mens lijken eerder in elkaar op te gaan dan dat ze elkaars 'tegenover' zijn. Dat dit een breuk betekent met het verleden heeft Schleiermacher zich waarschijnlijk niet zo gerealiseerd. Het zou decennia duren voordat men in alle duidelijkheid ging beseffen welke gevaren het met zich meebrengt, wanneer in een theologie zulke hoge verwachtingen omtrent de mens en zijn cultuur zijn verdiskonteerd.


Meer weten over deze website? Ga naar de
TITELPAGINA of naar de SITEMAP.

Reactie? Zend een E-mail

© Kerkwinkel Koinonia, 2012.

Untitled