PAUL TILLICH (1886-1965) **)

**) zie voetnoot aan het slot


Paul Tillich heeft vooral geworsteld met de vraag naar de relatie tussen filosofie en theologie. Beide spreken zich uit over de menselijke situatie, maar wel heel verschillend. Daar moeten verbindingen tussen bestaan. Waar vindt de mens een houvast? Een grond om op te staan?

Paul Tillich is afkomstig uit Starzeddel, een dorp, niet ver van Berlijn in wat vandaag de dag Pools grondgebied is, maar dat destijds behoorde tot Oost-Pruisen. Zijn vader was daar Luthers predikant van orthodoxe snit. Na het gymnasium besloot hij om filosofie en theologie te gaan studeren. Aanvankelijk doet hij dat in Berlijn; daarna in Tùbingen en tenslotte in Halle. In 1910 promoveert hij in de filosofie. En in 1912 in de theologie - maar ook op een filosofisch onderwerp.

Bij het uitbreken van de eerste wereldoorlog (1914) meldt hij zich aan als vrijwilliger. Vervolgens wordt hij veldpredikant. Vier jaar lang zal hij zich aan het front bevinden. De confrontatie met de verschrikkingen uit de oorlog (Verdun!) zullen sporen nalaten op zijn verdere ontwikkeling. Zelf beschrijft hij deze periode als een keerpunt. Tijdens zijn verblijf aan het front vraag hij zich af hoe het tot deze oorlog heeft kunnen komen. Hij leest er 'Het Communistisch Manifest', 'Het Kapitaal', en boeken van Nietzsche over de dood van God. En zijn conclusie is, dat de oorlog het gevolg is van het imperialistische kapitalisme en de keerzijde daarvan: het onmenselijke lot van het proletariaat in de sloppenwijken van de steden. Hij voelt zich dan ook aangetrokken tot het socialisme. Maar is dat wel te verenigen met het Christendom? Immers: het socialisme heeft geen goed woord over voor religie (opium voor het volk) en is door en door materialistisch! Voor het Orthodoxe Lutheranisme is het dan ook een uitgemaakte zaak: je kunt onmogelijk socialist en Christen tegelijk zijn. Kun je als Christen dan niet boven de partijen staan? Ook dat is voor Tillich een illusie: zo'n houding zou neerkomen op het tolereren van de bestaande verhoudingen. Hij neemt het besluit en wordt socialist.
Maar verlaat de kerk niet. Na de oorlog zal hij zich aansluiten bij de SPD, een dan nog kleine groep van religieus-socialisten.

In 1924 wordt Tillich hoogleraar in Marburg, waar hij dogmatiek zal gaan doceren. Daar ontmoet hij Bultmann en Heidegger. Maar lang zal hij daar niet blijven. Al spoedig vertrekt hij naar Dresden, vervolgens naar Leipzig, en tenslotte naar Frankfurt (1929) waar hij filosofie zal gaan doceren: deze, toen nog nieuwe universiteit, had op dat moment nog geen theologische faculteit.

Wanneer de nationaalsocialisten in Duitsland aan de macht komen is Paul Tillich één van de eersten van degenen die daartegen stelling nemen. Hij vertrekt naar Amerika. Daar zal hij de rest van zijn leven doorbrengen. Vaak wordt Tillich in één adem genoemd met Barth: zij zouden de twee grootste theologen zijn uit hun tijd. Beiden zijn zij in hun denken sterk bepaald door ervaringen, opgedaan tijdens de eerste wereldoorlog; maar zij hebben die op heel verschillende wijze verwerkt. Wanneer Tillich in aanraking komt met het 'Barthianisme' zal hij dat als een nieuwe vorm van orthodoxie bestempelen. Zelf is hij, onder invloed van het existentialisme (Heidegger, Kierkegaard) in verzet gekomen tegen het 'supranaturalisme' - tegen de opvatting van de orthodoxie dat er een God is die van buitenaf kan ingrijpen, straffen, en orde op zaken kan stellen. Vandaar dat hij kan instemmen met Bultmann als het gaat om de noodzaak om de bijbelse verhalen te ontmythologiseren.

Wanneer Tillich naar Amerika vertrekt heeft hij inmiddels in Duitsland naam gemaakt. In Amerika moet hij ervaren dat hij daar bij lange na niet meer het aanzien heeft dat hij inmiddels in Duitsland had. Het zal dan ook heel wat jaren duren eer hij ook daar erkenning krijgt. Uiteindelijk krijgt hij die wel: zo wordt hij na zijn emeritaat (1954) benoemd als 'University Professor' aan de Harvard University - hetgeen zo ongeveer de hoogste eer is die een wetenschapper ten deel kan vallen. In de periode die daarop volgt reist hij veel - zowel binnen de VS als daarbuiten. Zijn boeken worden in vele talen vertaald. En zijn lezingen trekken vaak duizenden mensen.

GRENSGANGER

Zoals al is gezegd was na de eerste wereldoorlog lid geworden van de SPD. Als religieus socialist beschouwde hij de situatie in de wereld als een keerpunt in de geschiedenis: "De tijd is vervuld, het koninkrijk Gods is nabij gekomen" (Marcus 1:15). Het ging hem en de religieus socialisten niet in de eerste plaats om de kerk, maar om de cultuur; en om de toekomst van de samenleving: om een nieuwe bestaanswerkelijkheid. De nieuwe cultuur zou een socialistische moeten zijn. Volgens Tillich zou die tevens theonoom moeten zijn, een cultuur waarin Gods wil het zedelijk karakter bepaalt. Zo probeert hij twee werkelijkheden, die doorgaans als gescheiden gebieden worden beschouwd, met elkaar te verbinden: religie en cultuur. Door te spreken over 'theonomie' vermijdt hij het woord 'christelijk': dat is te beladen. Achter elke cultuur, aldus Tillich, gaat een vorm van religie schuil. Een theonome cultuur is een cultuur die weet heeft van goddelijke wetten, waaraan de mens gehoor dient te geven: de wet van gerechtigheid, de wet van liefde en van een nieuwe gemeenschap. Het 'nieuwe zijn' is dan ook een kernbegrip geworden in de theologie van Tillich. Daarmee neemt hij ook afstand van de opvatting dat een mens autonoom zou zijn, een gedachte die in de tijd van de Verlichting is opgekomen: autonomie vervreemdt de mens van het leven. Tillich is één van de eersten geweest die gezien heeft dat er een principiële tegenstelling bestaat tussen de nationalistische mythologie en de voorstellingswereld van de profeten van het oude Israël: wie kiest voor het nationaal socialisme verraadt daarmee de bronnen van de bestaande cultuur, die een theonomie veronderstellen zoals die ook al door profeten van het oude Israël werd uitgedragen.

Tillich is iemand, die in veel opzichten op de grens staat: hij wil niet zonder meer aan de ene kant staan en al evenmin aan de andere kant. Zo wil hij niet theoloog zijn zonder daarin zijn filosofische gedachten te verdisconteren. Hij wil ook niet louter socialist zijn zonder ruimte voor theologische opvattingen. Maar hij wil ook niet louter filosoof zijn. In zijn boek "Auf der Grenze" somt hij twaalf manieren van 'zijn' op, waarbij hij op de grens staat (zo ook op de grens tussen religie en cultuur).

HET PROTESTANTS BEGINSEL

Tillich's belangrijkste werk is zijn 'Systematic Theology', een werk dat uit drie boeken bestaat; deze zijn verschenen in resp. 1951, 1957 en 1963. In deze boeken is het belangrijkste van zijn gedachtengoed vastgelegd. De drie boeken omvatten met elkaar vijf delen; en die gaan respectievelijk over:
1. rede en openbaring
2. het zijn en God
3. de existentie en de Christus
4. het leven en de Geest
5. de geschiedenis en het Koninkrijk van God
Daarin wordt de opbouw van zijn theologie duidelijk: die is gebaseerd op een schema, waarin steeds een betrekking (correlatie) centraal staat; een betrekking tussen 'vragen' en 'antwoorden'. Het woordje 'en' verwijst naar die correlatie en verbindt steeds een complex van vragen vraag met het antwoord. Zo vormt 'openbaring' het antwoord op vragen die de rede stelt; en zo is 'God' het antwoord op de vragen rond het zijn. De vragen zijn vooral de vragen die het existentialisme stelt:
rond 'het bestaan', 'de angst', 'de vervreemding', 'de vertwijfeling', 'de schuld' en 'de angst'. Voor Tillich is het existentialisme dan ook de filosofie waar de theologie een verbond mee moet aangaan: omdat beide betrekking hebben op de diepste waarheid rond het bewuste, menselijke bestaan.

De 'Systematic Theology' is gebaseerd op een dialoog tussen deze filosofie en theologie - maar dan wel 'theologie' in een wat ongebruikelijke betekenis: in de betekenis van 'hoe God het antwoord is' (niet 'geeft', maar 'is') op de vragen rond het 'er zijn'. Tillich spreekt zelf dan ook van een 'apologetische theologie'. Deze wijze van theologiseren zou, wat hem betreft model kunnen staan voor wat de opdracht is van een moderne theoloog: die dient op zoek te gaan naar de correlatie die bestaat tussen de grote levensvragen die de (existentialistische) filosofie stelt en het uitzicht dat de theologie biedt.

Het gaat om een uitzicht: want het is onmogelijk om het oneindige, om het absolute, om God, binnen de grenzen van het eindige te trekken: alle pogingen om het goddelijke in de menselijke geest of in de menselijke taal te vatten zijn tot mislukken gedoemd. Tillich kwalificeert dergelijke pogingen als 'demonisch'. Hoe vaak is al niet gebleken dat dergelijke systemen leiden tot rampen. Daarmee protesteert hij in wezen tegen elke vorm van utopisme.

Dat impliceert ook dat een claim als zou de kerk het goddelijke ècht representeren demonisch is. Maar dat betekent niet dat de werkelijkheid niet aan diepte wint, wanneer er ruimte wordt gemaakt voor wat Tillich "God boven God" noemt, "Geloof boven het geloof". Met deze terminologie neemt hij ook afstand van de wijze waarop de theologie doorgaans een spreken over God is; de eigenlijke God is, wat Tillich betreft, niet een God waarover je kunt spreken; God gaat schuil achter alle religieuze godsbeelden. Daarmee worden door Tillich alle geloofsinzichten in twijfel getrokken: en dat moet ook wat hem betreft; dat is nodig. Net zoals ook alle godsbeelden in twijfel getrokken dienen te worden. Alleen wanneer dat gebeurt kan de mens in existentiële situaties in contact komen met het absolute, het oneindige, het ongrijpbare van het bestaan. Dat betekent concreet ook dat men niet zou moeten proberen om 'de hemel op aarde' te creëren. In dit verband wordt wel gesproken van het 'eschatologisch voorbehoud' dat Tillich maakt. Pas als alles onderuit is gehaald, elke concept in twijfel getrokken komt de functie van 'God boven God' aan de orde: die is niet het antwoord op de vraag naar het wezen van God, maar op de vraag hoe de mens aan zijn vertwijfeling kan ontkomen.

Met zijn theologie heeft Tillich geprobeerd om mensen weer een houvast te bieden zonder daarbij een beroep te doen op traditionele (supranaturalistische) godsvoorstellingen. Een vraag die daarbij kan worden gesteld is, of hem dat is gelukt - met zijn begrippen zoals 'God-boven-God', 'Geloof-boven-geloof', 'diepste grond' enz. Zijn die begrippen niet te vaag, te mager, te krachteloos om daar troost en hoop aan te ontlenen?
Een ander zou kunnen zeggen: uit begrippen zoals 'God-boven-God' blijkt, dat ook Tillich niet ver genoeg is gegaan; er spreekt toch uit, dat hij uiteindelijk geen genoegen neemt met een werkelijkheid die eindig en begrensd is. Dat er meer moet zijn. Moet niet ook een Christen het uiteindelijk doen met een werkelijkheid die nu eenmaal begrensd is, gezien het feit dat de mens in tijd en ruimte begrensd is?

Hoe dit ook zij: een feit is wel, dat Tillich veel mensen, zowel mensen die vervreemd waren van de kerk als mensen die in hun geloof vastliepen, op nieuwe wegen heeft gezet. Voor velen heeft hij Christus weer toegankelijk en herkenbaar gemaakt als het diepste woord, als de diepste waarheid, als toegang tot geborgenheid en als spiegel van menswaardigheid. Voor de orthodoxie ging Tillich met zijn onttakeling van het supranaturalisme veel te ver. Voor anderen ging hij nog niet ver genoeg. Met zijn benadering van de theologie heeft hij veel invloed gehad: ondermeer op bisschop Robinson die - onder invloed van Tillich - in 1968 het geruchtmakende boekje 'Honest to God' schreef: over wat hij niet meer kon geloven. Daarmee staat hij aan de wieg van een nieuwe liberale theologie.


**) Bij het samenstellen van deze pagina is ondermeer gebruik gemaakt van:
'Denkers en religie', H. Achterhuis e.a., Veen 2010.
'Toptheologen', J.B.M. Wissink e.a., Lannoo 2006.

Terug naar het begin van deze pagina


Meer weten over deze website? Ga naar de TITELPAGINA of naar de <"http://koinonia.kerkwinkel.eu/sitemap.htm">SITEMAP.

Reactie? Zend een E-mail

© Kerkwinkel Koinonia, 2012. Untitled