**) zie voetnoot aan het slot
Terug naar het begin van deze pagina
Paul Tillich heeft vooral geworsteld met de vraag naar de
relatie tussen filosofie en theologie. Beide spreken zich uit
over de menselijke situatie, maar wel heel verschillend. Daar
moeten verbindingen tussen bestaan. Waar vindt de mens een
houvast? Een grond om op te staan?
Paul Tillich is afkomstig uit Starzeddel, een dorp, niet ver
van Berlijn in wat vandaag de dag Pools grondgebied is, maar
dat destijds behoorde tot Oost-Pruisen. Zijn vader was daar
Luthers predikant van orthodoxe snit. Na het gymnasium besloot
hij om filosofie en theologie te gaan studeren. Aanvankelijk
doet hij dat in Berlijn; daarna in Tùbingen en tenslotte in
Halle. In 1910 promoveert hij in de filosofie. En in 1912 in
de theologie - maar ook op een filosofisch onderwerp.
Bij het uitbreken van de eerste wereldoorlog (1914) meldt hij
zich aan als vrijwilliger. Vervolgens wordt hij veldpredikant.
Vier jaar lang zal hij zich aan het front bevinden. De
confrontatie met de verschrikkingen uit de oorlog (Verdun!)
zullen sporen nalaten op zijn verdere ontwikkeling. Zelf
beschrijft hij deze periode als een keerpunt. Tijdens zijn
verblijf aan het front vraag hij zich af hoe het tot deze
oorlog heeft kunnen komen. Hij leest er 'Het Communistisch
Manifest', 'Het Kapitaal', en boeken van Nietzsche over de
dood van God. En zijn conclusie is, dat de oorlog het gevolg
is van het imperialistische kapitalisme en de keerzijde
daarvan: het onmenselijke lot van het proletariaat in de
sloppenwijken van de steden. Hij voelt zich dan ook
aangetrokken tot het socialisme. Maar is dat wel te verenigen
met het Christendom? Immers: het socialisme heeft geen goed
woord over voor religie (opium voor het volk) en is door en
door materialistisch! Voor het Orthodoxe Lutheranisme is het
dan ook een uitgemaakte zaak: je kunt onmogelijk socialist en
Christen tegelijk zijn. Kun je als Christen dan niet boven de
partijen staan? Ook dat is voor Tillich een illusie: zo'n
houding zou neerkomen op het tolereren van de bestaande
verhoudingen. Hij neemt het besluit en wordt socialist.
Maar verlaat de kerk niet. Na de oorlog zal hij zich
aansluiten bij de SPD, een dan nog kleine groep van religieus-socialisten.
In 1924 wordt Tillich hoogleraar in Marburg, waar hij
dogmatiek zal gaan doceren. Daar ontmoet hij Bultmann en
Heidegger. Maar lang zal hij daar niet blijven. Al spoedig
vertrekt hij naar Dresden, vervolgens naar Leipzig, en
tenslotte naar Frankfurt (1929) waar hij filosofie zal gaan
doceren: deze, toen nog nieuwe universiteit, had op dat moment
nog geen theologische faculteit.
Wanneer de nationaalsocialisten in Duitsland aan de macht
komen is Paul Tillich één van de eersten van degenen die
daartegen stelling nemen. Hij vertrekt naar Amerika. Daar zal
hij de rest van zijn leven doorbrengen. Vaak wordt Tillich in
één adem genoemd met Barth: zij zouden de twee grootste
theologen zijn uit hun tijd. Beiden zijn zij in hun denken
sterk bepaald door ervaringen, opgedaan tijdens de eerste
wereldoorlog; maar zij hebben die op heel verschillende wijze
verwerkt. Wanneer Tillich in aanraking komt met het
'Barthianisme' zal hij dat als een nieuwe vorm van orthodoxie
bestempelen. Zelf is hij, onder invloed van het
existentialisme (Heidegger, Kierkegaard)
in verzet gekomen tegen het 'supranaturalisme' - tegen de
opvatting van de orthodoxie dat er een God is die van buitenaf
kan ingrijpen, straffen, en orde op zaken kan stellen. Vandaar
dat hij kan instemmen met Bultmann als het gaat om de noodzaak
om de bijbelse verhalen te ontmythologiseren.
Wanneer Tillich naar Amerika vertrekt heeft hij inmiddels in
Duitsland naam gemaakt. In Amerika moet hij ervaren dat hij
daar bij lange na niet meer het aanzien heeft dat hij
inmiddels in Duitsland had. Het zal dan ook heel wat jaren
duren eer hij ook daar erkenning krijgt. Uiteindelijk krijgt
hij die wel: zo wordt hij na zijn emeritaat (1954) benoemd als
'University Professor' aan de Harvard University - hetgeen zo
ongeveer de hoogste eer is die een wetenschapper ten deel kan
vallen. In de periode die daarop volgt reist hij veel - zowel
binnen de VS als daarbuiten. Zijn boeken worden in vele talen
vertaald. En zijn lezingen trekken vaak duizenden mensen.
GRENSGANGER
Zoals al is gezegd was na de eerste wereldoorlog lid geworden
van de SPD. Als religieus socialist beschouwde hij de situatie
in de wereld als een keerpunt in de geschiedenis: "De tijd is
vervuld, het koninkrijk Gods is nabij gekomen" (Marcus 1:15).
Het ging hem en de religieus socialisten niet in de eerste
plaats om de kerk, maar om de cultuur; en om de toekomst van
de samenleving: om een nieuwe bestaanswerkelijkheid. De nieuwe
cultuur zou een socialistische moeten zijn. Volgens Tillich
zou die tevens theonoom moeten zijn, een cultuur waarin Gods
wil het zedelijk karakter bepaalt. Zo probeert hij twee
werkelijkheden, die doorgaans als gescheiden gebieden worden
beschouwd, met elkaar te verbinden: religie en cultuur. Door
te spreken over 'theonomie' vermijdt hij het woord
'christelijk': dat is te beladen. Achter elke cultuur, aldus
Tillich, gaat een vorm van religie schuil. Een theonome
cultuur is een cultuur die weet heeft van goddelijke wetten,
waaraan de mens gehoor dient te geven: de wet van
gerechtigheid, de wet van liefde en van een nieuwe
gemeenschap. Het 'nieuwe zijn' is dan ook een kernbegrip
geworden in de theologie van Tillich. Daarmee neemt hij ook
afstand van de opvatting dat een mens autonoom zou zijn, een
gedachte die in de tijd van de Verlichting is opgekomen:
autonomie vervreemdt de mens van het leven. Tillich is één van
de eersten geweest die gezien heeft dat er een principiële
tegenstelling bestaat tussen de nationalistische mythologie en
de voorstellingswereld van de profeten van het oude Israël:
wie kiest voor het nationaal socialisme verraadt daarmee de
bronnen van de bestaande cultuur, die een theonomie
veronderstellen zoals die ook al door profeten van het oude
Israël werd uitgedragen.
Tillich is iemand, die in veel opzichten op de grens staat:
hij wil niet zonder meer aan de ene kant staan en al evenmin
aan de andere kant. Zo wil hij niet theoloog zijn zonder
daarin zijn filosofische gedachten te verdisconteren. Hij wil
ook niet louter socialist zijn zonder ruimte voor theologische
opvattingen. Maar hij wil ook niet louter filosoof zijn. In
zijn boek "Auf der Grenze" somt hij twaalf manieren van 'zijn'
op, waarbij hij op de grens staat (zo ook op de grens tussen
religie en cultuur).
HET PROTESTANTS BEGINSEL
Tillich's belangrijkste werk is zijn 'Systematic Theology',
een werk dat uit drie boeken bestaat; deze zijn verschenen in
resp. 1951, 1957 en 1963. In deze boeken is het belangrijkste
van zijn gedachtengoed vastgelegd. De drie boeken omvatten met
elkaar vijf delen; en die gaan respectievelijk over:
1. rede en openbaring
2. het zijn en God
3. de existentie en de Christus
4. het leven en de Geest
5. de geschiedenis en het Koninkrijk van God
Daarin wordt de opbouw van zijn theologie duidelijk: die is
gebaseerd op een schema, waarin steeds een betrekking
(correlatie) centraal staat; een betrekking tussen 'vragen' en
'antwoorden'. Het woordje 'en' verwijst naar die correlatie en
verbindt steeds een complex van vragen vraag met het antwoord.
Zo vormt 'openbaring' het antwoord op vragen die de rede
stelt; en zo is 'God' het antwoord op de vragen rond het zijn.
De vragen zijn vooral de vragen die het existentialisme stelt:
rond 'het bestaan', 'de angst', 'de vervreemding', 'de
vertwijfeling', 'de schuld' en 'de angst'. Voor Tillich is het
existentialisme dan ook de filosofie waar de theologie een
verbond mee moet aangaan: omdat beide betrekking hebben op de
diepste waarheid rond het bewuste, menselijke bestaan.
De 'Systematic Theology' is gebaseerd op een dialoog tussen
deze filosofie en theologie - maar dan wel 'theologie' in een
wat ongebruikelijke betekenis: in de betekenis van 'hoe God
het antwoord is' (niet 'geeft', maar 'is') op de vragen rond
het 'er zijn'. Tillich spreekt zelf dan ook van een
'apologetische theologie'. Deze wijze van theologiseren zou,
wat hem betreft model kunnen staan voor wat de opdracht is van
een moderne theoloog: die dient op zoek te gaan naar de
correlatie die bestaat tussen de grote levensvragen die de
(existentialistische) filosofie stelt en het uitzicht dat de
theologie biedt.
Het gaat om een uitzicht: want het is onmogelijk om het
oneindige, om het absolute, om God, binnen de grenzen van het
eindige te trekken: alle pogingen om het goddelijke in de
menselijke geest of in de menselijke taal te vatten zijn tot
mislukken gedoemd. Tillich kwalificeert dergelijke pogingen
als 'demonisch'. Hoe vaak is al niet gebleken dat dergelijke
systemen leiden tot rampen. Daarmee protesteert hij in wezen
tegen elke vorm van utopisme.
Dat impliceert ook dat een claim als zou de kerk het
goddelijke ècht representeren demonisch is. Maar dat betekent
niet dat de werkelijkheid niet aan diepte wint, wanneer er
ruimte wordt gemaakt voor wat Tillich "God boven God" noemt,
"Geloof boven het geloof". Met deze terminologie neemt hij ook
afstand van de wijze waarop de theologie doorgaans een spreken
over God is; de eigenlijke God is, wat Tillich betreft, niet
een God waarover je kunt spreken; God gaat schuil achter alle
religieuze godsbeelden. Daarmee worden door Tillich alle
geloofsinzichten in twijfel getrokken: en dat moet ook wat hem
betreft; dat is nodig. Net zoals ook alle godsbeelden in
twijfel getrokken dienen te worden. Alleen wanneer dat gebeurt
kan de mens in existentiële situaties in contact komen met het
absolute, het oneindige, het ongrijpbare van het bestaan.
Dat betekent concreet ook dat men niet zou moeten proberen om
'de hemel op aarde' te creëren. In dit verband wordt wel
gesproken van het 'eschatologisch voorbehoud' dat Tillich
maakt. Pas als alles onderuit is gehaald, elke concept in
twijfel getrokken komt de functie van 'God boven God' aan de
orde: die is niet het antwoord op de vraag naar het wezen van
God, maar op de vraag hoe de mens aan zijn vertwijfeling kan
ontkomen.
Met zijn theologie heeft Tillich geprobeerd om mensen weer een
houvast te bieden zonder daarbij een beroep te doen op
traditionele (supranaturalistische) godsvoorstellingen. Een
vraag die daarbij kan worden gesteld is, of hem dat is gelukt
- met zijn begrippen zoals 'God-boven-God', 'Geloof-boven-geloof',
'diepste grond' enz. Zijn die begrippen niet te vaag,
te mager, te krachteloos om daar troost en hoop aan te
ontlenen?
Een ander zou kunnen zeggen: uit begrippen zoals 'God-boven-God'
blijkt, dat ook Tillich niet ver genoeg is gegaan; er
spreekt toch uit, dat hij uiteindelijk geen genoegen neemt met
een werkelijkheid die eindig en begrensd is. Dat er meer moet
zijn. Moet niet ook een Christen het uiteindelijk doen met een
werkelijkheid die nu eenmaal begrensd is, gezien het feit dat
de mens in tijd en ruimte begrensd is?
Hoe dit ook zij: een feit is wel, dat Tillich veel mensen,
zowel mensen die vervreemd waren van de kerk als mensen die in
hun geloof vastliepen, op nieuwe wegen heeft gezet. Voor velen
heeft hij Christus weer toegankelijk en herkenbaar gemaakt als
het diepste woord, als de diepste waarheid, als toegang tot
geborgenheid en als spiegel van menswaardigheid. Voor de
orthodoxie ging Tillich met zijn onttakeling van het
supranaturalisme veel te ver. Voor anderen ging hij nog niet
ver genoeg. Met zijn benadering van de theologie heeft hij
veel invloed gehad: ondermeer op bisschop Robinson die - onder
invloed van Tillich - in 1968 het geruchtmakende boekje
'Honest to God' schreef: over wat hij niet meer kon geloven.
Daarmee staat hij aan de wieg van een nieuwe liberale
theologie.
Reactie? Zend een E-mail
© Kerkwinkel Koinonia, 2012.