De Kerstikoon heeft iets weg van een stripverhaal: een aantal scènes,
die gelijktijdig plaatsvinden zijn in één beeld samengebracht.
We zien de wijzen onderweg gezeten op paarden; en de herders, die verblijven
op het veld; en engelen die vanuit den hoge nauwlettend alles volgen; een
grot met daarin de kribbe; en de moeder die met haar rug naar het kind
toeligt; Jozef in gesprek met een herderfiguur; en twee vroedvrouwen die
het kind wassen. De ikoon roept heel wat vragen op:
Op de Kerstikonen is alles anders. Alle nadruk valt op de incarnatie:
op het goddelijk licht dat in de duisternis binnendringt in de gestalte van
een mensenkind. De magiërs zijn hier vorstelijk geklede heersers; zijn het
misschien de koningen uit de koningspsalm 72:10(De koningen van Tarsis
en de kustlanden, laten zij hem (=de koning) geschenken brengen).
Met de herders hebben zij gemeen, dat ze en profil worden afgebeeld:
is dat omdat ze het licht nog niet hebben gezien?
De grot symboliseert naar de duisternis, waarin het licht is gaan schijnen;
het kind is niet ècht een kind, maar een volwassene en voorzien van een
aureool.
In de eerste drie eeuwen kende de kerk nog geen Kerstfeest; men vierde
epifanie. Op dit feest werden de drie momenten herdacht, waarop Christus
zich voor het eerst openbaarde: aan de wijzen uit het oosten die hem
kwamen zoeken ("Driekoningen"), bij de doop in de Jordaan, en op de
bruiloft in Kana waar Jezus zijn eerste wonder verrichtte door water
in wijn te veranderen. De Kerstikoon is misschien ook wel meer een
epifanie-ikoon. Vandaar ook die koningen, die van verre komen (Jesaja
60: 8vv.), en dat bad, waarin Christus als het ware al wordt gedoopt.
En dan nog iets. In de eerste eeuwen had, vanuit het verre oosten de
Mithrascultus zich over het Romeinse rijk verbreid; de cultus was met name
onder legioensoldaten buitengewwoon populair; de 25ste december was zijn
geboortedag en daarmee ook het feest van deze Sol invictus, de onoverwinnelijke
zon. Is de invoering van het Kerstfeest, juist op deze dag, mogelijk ingegeven
door opportunisme van de kerk? Was het misschien opportuun om te verkondigen
dat Christus eigenlijk de "zonne der gerechtigheid" was? Van Mithras
weten we, dat hij was geboren in een grot, en dat zijn cultus werd voltrokken
in grotvormige ruimten.
Bij dit alles kan ook nog worden bedacht, dat in de vierde eeuw het arianisme
als een gevaar werd onderkend: het arianisme zette vraagtekens achter de
goddelijke natuur van Christus. Wilde men daarom laten zien, dat de
verhevenheid en majesteit van Christus heeft bestaan vanaf zijn geboorte?
Dat hij als een koningskind ter wereeld kwam? Dat zou wellicht ook kunnen
verklaren, waarom Maria zich wat huiverig van hem afwendt.
Toch neemt ook Maria, de Moeder Gods - zoals zij doorgaans in de
traditie van de oosterse orthodoxie wordt genoemd - de gestalte aan van
hemelkoningin: zo is zij hier pontificaal afgebeeld, liggend op een purperen
kleed.
Jozef overdenkt wat alles te betekenen heeft; de gestalte die met hem
spreekt is volgens sommigen "de verzoeker" - in de gestalte van een herder;
anderen menen dat het de profeet Jesaja is, die hem de oude profetieën te
binnen brengt, waarin gesproken wordt over een meisje dat zwanger zal worden
en een zoon zal baren.
De magiërs vertegenwoordigen de heidenen, die de geboorte van de nieuwe koning
in de sterren hebben gezien. En ook de drie generaties en de drie werelddelen.
We zien bij de geboorte van dit goddelijke kind dat de hemel is geopend: je zou
verwachten dat het hemelse licht dan zichtbaar zou zijn, maar volgens
de theologie is het hemelse licht voor mensen niet zichtbaar. We zouden
dit licht ook niet kunnen verdragen. In de aureolen en het goud wordt er voor
ons iets van zichtbaar. Wat uit de hemel naar beneden komt is de goddelijke
geest, die zich uitstort over het kind. Hierbij valt te denken aan de doop
in de Jordaan , waarbij een stem uit de hemel zegt: "Gij zijt mijn zoon,
de geliefde, in U heb ik mijn welbehagen".
Kortom: de ikoon laat een kosmisch gebeuren zien: een moment waarop
tijd en eeuwigheid samenkomen en waarop God uit den hoge de gedaante
aanneemt van een sterveling. De doek waarin dit koningskind is gebakerd
is tevens zijn lijkwade: de kribbe is een sarcofaag. Zo wordt wat in
de tijd uiteenligt hier saamengevoegd tot één tijdloos heilsgebeuren.
Naar de volgende pagina
Terug naar het begin van de ikonengalerij
Reactie? Zend een E-mail
© A.E.J. Kaal, 2014.
In de kunst van het westen worden de voorstellingen van de geboorte van Christus
doorgaans gekenmerkt door de expressie van menselijke gevoelens: Maria is daar
een zorgzame moeder en de magiërs adoreren het kind. De omgeving is doorgaans
die van een armoedige stal in winterse kou; en het kind wordt niet zelden
verwarmd door de adem van de dieren.