Ikonen horen eigenlijk thuis in de ruimte waarin gelovigen
bijeenkomen voor gebed: daar immers vindt ook een mens de
geestelijke ruimte die nodig is om zich bewust te worden van
de eigen plaats in ruimte en tijd.
Ikonen verwijzen naar "een andere wereld": zo wordt het wel
eens gezegd. Het zouden vensters zijn op de eeuwigheid.
Maar dit woordgebruik is misleidend en wordt in onze tijd
gemakkelijk misverstaan en beschouwd als iets uit een verleden
dat geen geldigheid meer kan hebben: ons wereldbeeld is immers
ingrijpend veranderd. En daardoor kunnen wij zo niet meer
spreken. Wij denken niet meer in termen van een heelal, dat
als het ware uit drie verdiepingen bestaat: deze wereld, een
hemel boven ons hoofd en een verblijf onder onze voeten
(onderwereld). Meer van onze tijd zou het dan ook zijn om te
spreken over "verinnerlijking": ikonen verwijzen naar het
innerlijk van al het bestaande. Ikonen kunnen ons helpen om
opmerkzaam te worden, en verder/hoger/dieper te kijken dan
waartoe onze zintuigelijke waarneming in staat is.
Ikonen vormen dan ook, om niet te zeggen "het hart", dan toch
wel de omheining van de heilige ruimte. Wie een oosters
ortodoxe kerk betreedt zal zien dat hij omgeven wordt door
wanden bekleed met ikonen. Het is de ruimte die verwijst naar
de onzichtbare ruimte waarbinnen ook ons eigen leven is
vervat. Een ruimte met wanden, die ons leven in een ander
licht kunnen plaatsen.
Wie een Ortodoxe kerk binnengaat, verplaatst zich daarmee als
het ware in een andere wereld, die toch ook weer niet een
andere wereld is omdat het tevens onze wereld is. Om iets te
kunnen begrijpen van de denkwereld, die hieraan ten grondslag
ligt, dienen onze gedachten bepaald te worden bij Plato, de
grote Griekse filosoof en belangrijkste leerling van Socrates.
Wat hem zijn leven lang heeft geobsedeerd is de vraag naar wat
nu eigenlijk "werkelijkheid" is. Valt de werkelijkheid samen
met wat wij zintuigelijk waarnemen? Ben ik eigenlijk wel
dezelfde, die ik dertig jaar geleden was? Kan een mens in zijn
leven veranderen? En waaruit bestaat dat dan? Wat is er
onveranderlijk? Over dergelijke vragen dacht Plato na. En hij
kon die vragen ook niet beantwoorden. Maar hij trok wel de
conclusie, dat er zoiets als een "verborgen werkelijkheid"
moet bestaan, die toch ook weer niet helemaal verborgen is.
We leven in een wereld van voorstellingen die die in
belangrijke mate bepaalt wat onze werrkelijkheid is.
De belevingswereld van de oosters ortodoxe gelovigen weliswaar geënt op de erfenis van Plato, die meende dat onze wereld slechts een afspiegeling is van een andere wereld die bestaat buiten onze wereld. Maar inmiddels zijn wij doordrongen geraakt van het feit, dat je dit niet al te letterlijk, al te ruimtelijk, al te concreet moet opvatten. Wij zijn ons gaan daarmee ook gaan realiseren, dat al onze godsbeelden herziening behoeven omdat God niet boven en buiten deze wereld is maar verborgen aanwezig en Nabij in alles. En dat het zwijgen en het "schouwen" ons mogelijk dichter bij het geheim
van deze Nabije, deze Aanwezige brengt dan al de namen die
mensen aan God hebben gegeven. Ikonen kunnen zo opnieuw
betekenis krijgen als spiegel van het goddelijk licht, die ons
kunnen helpen opmerkzaam te worden voor de "innerlijke" zin en
betekenis van al wat leeft en is.
Een Byzantijnse kerkruimte is een wereld, gericht van west
naar oost in het horizontale vlak, en verwijzend naar de
Christusfiguur in het verticale vlak. Dat wil zeggen, dat de
kerk in haar lengterichting uitloopt op het ochtendlicht, en
dat de kerk in haar verticale richting wijst naar de hemel:
naar de engelen en andere hemelse gestalten die daar in de
bovenwereld de liturgie voltrekken rond de hemeltroon, die
centraal staat in de "ongeschapen wereld". Zoals de koepel van
de kerk ons herinnert aan het hemelgewelf, zo herinnert de
kubusvorm ons aan deze geschapen wereld, die ligt ingebed
tussen oost en west en noord en zuid.
Wie zo'n Byzantijnse kerk binnenkomt wordt dus al snel
betrokken in twee bewegingen: een horizontale beweging en een
verticale beweging. De horizontale lijn begint bij de narthex
(het voorportaal): daar zien we voorstellingen uit het OT;
onder de koepel vinden we voorstellingen uit de evangeliën; en
wie achter de iconostase (scheidingswand) zou kunnen kijken
vindt daar voorstellingen die betrekking hebben op het
toekomstige heil: de heilige maaltijd, de lege troon van
Christus, hemelvaart, Pinksteren en het Laatste Oordeel. De
verticale beweging trekt de blik naar boven, waar Christus
troont; deze opwaartse beweging is tegelijkertijd een
neerwaartse beweging omdat de hemelse liturgie om de troon ons
als het ware meteen tegemoet komt.
De kerkruimte is daarmee gekarakteriseerd als heilige ruimte
met haar eigen dimensies. Als je hier al over heilige
dimensies zou willen spreken, dan zijn er met name twee: het
mysterie van de heilsgeschiedenis [de dimensie waarbinnen wij
ons bevinden], en het mysterie van de verlossing [de dimensie
waarin we opgenomen kunnen worden: het gaat er niet om dat het
leven geleefd wordt, het gaat erom dat het verheven wordt; of,
in de terminologie van het oosterse geloof: het gaat om de
transfiguratie (gedaanteverwisseling): wij zijn nog maar de
negatieven, die nog ontwikkeld moeten worden in het goddelijk
licht.] Alleen waar die dimensies met elkaar verbonden zijn kunnen wij worden wie wij
eigenlijk moeten worden: levende ikonen.
Naar de volgende pagina
Naar de inhoudsopgave
Reactie? Zend een E-mail
© A.E.J. Kaal, 2011.