LITURGIE: waar gaat het eigenlijk om?
Liturgie is van oorsprong een Grieks woord. Naar alle
waarschijnlijkheid heeft het iets te maken met de inspanning, die
mensen zich moeten getroosten om de rechte verhouding te herstellen
ten aanzien van God en de medemensen. Liturgie zou je dan ook kunnen
omschrijven als een vorm van plicht: het verrichten van "erediensten".
In de oosterse kerken is dit besef nog sterk aanwezig: in de zo
genoemde "Cherubijnenzang" - een vast onderdeel van elke liturgie -
wordt gezongen: "Wij, die de Cherubijnen geheimvol verzinnebeelden
en de levenmakende Drievuldigheid het driemaal heilig loflied zingen, ...".
Hieruit spreekt het besef, dat de liturgie een gebrekkige afspiegeling
is van de wijze waarop de engelen rond Gods troon uiting geven aan hun
verering van de Eeuwige. De liturgie moet worden voltrokken, zo is
klaarblijkelijk verondersteld, volgens het hemelse model. Een practische
bijkomstigheid van deze opvatting is dat niemand zich ooit gedachten
behoeft te maken over liturgievernieuwing! Maar aan liturgie zit ook
een andere kant: het voltrekken van de rituelen schenkt (soms) troost,
moed, kracht, bevrijding, genezing, toekomst, kortom: al die zaken die
worden toegeschreven aan de Heilige Geest.
Terwijl in niet-Reformatorische kerken doorgaans de eucharistie centraal
staat - het symbool bij uitstek van het goddelijk geheim betreffende onze
verlossing, bevrijding en bestemming - is in de Reformatorische kerken de
woorddient (de preek) centraal komen te staan in de liturgie. De kerkgangers
zijn hier, mogelijk mede daardoor, vandaag de dag doorgaans dan ook nogal
consumptief ingesteld. Het is bepaald niet uitzonderlijk wanneer na een
dienst iemand zegt: "Ik heb er heel veel (of juist) niet veel aan gehad
vandaag". Zo'n opmerking heeft dan meestal betrekking op de preek. Is dit
een vrucht van de Verlichting, die ontwikkeling binnen onze cultuurgeschiedenis
waarin de rede en het menselijk vernuft de basis werd van elke zekerheid?
Hoe dat ook zij: deze Verlichting werd het begin van een verregaande
saecularisatie, en van een 'God-is-dood'-myhte. 'God' werd een "bij wijze
van spreken...", een aanduiding van een fictieve werkelijkheid. Zo kon het
gebeuren dat een predikant eens zei: "Ik geloof in God, omdat ik weet dat
hij niet bestaat".
De laatste tijd lijkt in dit proces een kentering op te treden: er ontstaat
weer een fiducie in "archaïes denken": daarmee wordt bedoeld een
gevoel van verbondenheid (re-ligio!), van een verband tussen het mysterie
van het leven en de alomvattende werkelijkheid van tijd en ruimte waarin
dat leven tot ontwikkeling is gekomen en zich steeds weer herneemt en
vernieuwt. Er ontstaat weer verwondering over de wijze waarop dit leven in
staat is zich in te stellen en aan te passen aan gewijzigde omstandigheden.
En er ontstaat weer betrokkenheid op vragen zoals: waar komt de werkelijkheid
uit voort? Is er een bron? Een kracht? Een richting? Waar leidt de weg naar toe?
Is er een bestemming? Of moeten we concluderen dat alles toeval is, en
onvoorspelbaar? En dat elk geloof inbeelding is? Kortom: steeds meer mensen
lijken weer oog te krijgen voor dit mysterie. En daarmee ontstaat ook
een opnieuw groeiende behoefte aan rituelen, aan taal om het ervaren van deze
aspecten van de werkelijkheid te benoemen en met anderen te delen. Daarvoor
is 'geloofstaal' nodig. Dit alles draagt in de Reformatorische kerken bij
tot een hernieuwde interesse in de oude symbolen en structuren van de eredienst,
maar ook in de taal van dichters, mensen die in staat zijn om te verwoorden
wat er is gebeurd wanneer soms even een licht naar binnen valt, waarvan iets
achterblijft - ook nadat het gordijn zich alweer heeft gesloten. Ook dat is
verlichting, maar wel in een heel andere betekenis van het woord.
Het bijzondere van symbolen is, dat ze verschillende betekenissen tegelijkertijd
kunnen hebben. Zo kan het avondmaal gezien worden als de voorafspiegeling van
een komende wereld, waarin allen gelijkwaardig zijn en er plaats
is voor iedereen. Maar tevens als een herinnering aan Jezus, de trouwe
dienstknecht, die bereid was om alles op te offeren voor zijn trouw aan wat hij
als waarheid beleed: de roeping van de mens om God lief te hebben met alle
vermogens en de naaste zoals jezelf.
Om het geheim ervaarbaar te maken kennen de kerken een aantal sacramenten - heilige symbolen: handelingen die 'gedaan' moeten worden. Zulke sacramenten moet je dus ook niet proberen uit te leggen: de rituelen reiken verder dan woorden; en zij kunnen (soms) mensen helpen om verdriet en verlies te verwerken, zich op te richten, en nieuwe perspectieven te ontdekken. Hoe dat kan of hoe dat werkt? Dat is een mysterie. In de taal van het geloof heet die verborgen kracht: de Heilige Geest. Misschien kan een mens ook wel niet zonder dergelijke ervaringen.
Naar de volgende pagina
Terug naar de indexpagina.
Wilt U reageren? Zend een E-mail
©"KERKWINKEL KOINONIA", 2006