DE KOMST VAN DE MESSIAS
"Vandaag is in de stad van David voor jullie een redder
geboren. Hij is de messias, de Heer."
(Lucas 2:11)
De lezingen voor de zondagen aan het einde van het kerkelijk
jaar passen bij de herfst: ze gaan over verwording, over
vergane glorie en over wat ten dode is opgeschreven. Uit die
somberte rijst de vraag: is er nog wel licht in deze
duisternis?
Zo vormt het slot van het kerkelijk jaar de opmaat voor het
hernemen van de jaarcyclus: advent. Wat mogen we verwachten?
Het gerucht gaat dat er goed nieuws is: want in de stad van
David - zo wordt door engelen verteld - is de messias geboren.
De messias? De makers van de nieuwe bijbelvertaling tekenen
hierbij in een voetnoot aan: 'de messias - Grieks: ho
christos.' Deze titel ging al in een vroeg stadium deel
uitmaken van Jezus' naam: 'de christus' werd Jezus Christus.
Misschien is het aan het begin van de advent zinvol om nog
eens even stil te staan bij dit begrip. Per slot van rekening
ontspringt de stroom waarin wij staan uit deze bron. Het
messiasbegrip stamt uit de Joodse traditie: de traditie van
een volk, dat vele duistere tijden heeft gekend. En steeds
waren er dan weer mensen, die zich die vraag stelden: wat
mogen we verwachten? Is er nog wel licht in deze duisternis?
Aan antwoorden op deze vraag heeft het dan ook niet ontbroken.
Zo schreef de tweede Jesaja in de 4de eeuw v. Chr.: "Uw
wijsheid en uw kennis zijn het, die u verleid hebben, zodat ge
bij uzelf zegt: Ik ben het en niemand anders!" (Jes. 47:10).
Deze Jesaja meende dus dat men de uitzichtloosheid over
zichzelf had afgeroepen; dat die het uitvloeisel was van
Godsverduistering, van de verleiding om te kiezen voor het
ideaal van de maakbaarheid van de werkelijkheid. Naast deze
Jesajatekst zouden er vele andere teksten te leggen zijn met
dezelfde strekking. Zo vertelt ook het Genesisverhaal, dat de
mens de ellende over zichzelf afgeroepen heeft door te
bezwijken voor de verleiding om gelijk te zijn aan God.
De mens heeft de neiging om een tovenaarsleerling te zijn: om
processen in gang te zetten, zet, die hij vervolgens niet meer
kan beheersen. Kan hier ooit een einde aan komen?
Voor zover Joodse denkers zich daarover gedachten hebben
gemaakt kwamen zij altijd weer te spreken over het
messianisme. Ze dachten daarbij lang niet altijd aan een
messias in de gestalte van een persoon die uitkomst moest
brengen. Waar het hen vooral om te doen was is de vraag hoe
het proces van neergang, dat door onszelf wordt veroorzaakt,
ooit zou kunnen worden doorbroken; wat er nodig zou zijn om
een messiaanse tijd te laten aanbreken; een wereld, waarin
mensen waardig en in vrede zouden kunnen leven. Kunnen wij dat
zelf realiseren? Of is daarvoor iets nodig waartoe de mens
niet in staat is? En - als die tijd ooit zou aanbreken - zal
daar dan plaats zijn voor iedereen? Of alleen voor
'rechtvaardigen'?
Ook in het Nieuwe Testament vinden we uiteenlopende gedachten
over deze kwestie. Johannes de Doper roept mensen op om zich
te bekeren. Anderen verwachten een profetische gestalte, die
een wending teweeg zal brengen: een soort Elia - de kampioen
in het bestrijden van afgodenvereerders. Weer anderen
verwachten het heil van een politieke gestalte, een nieuwe
David, of een tweede Mozes. En volgens nog weer anderen is het
wachten op een hogepriester, een Aäron die de cultus hervormt.
Maar er zijn er ook die denken aan een voleinding. Zij spreken
over het einde van de tijd, waarbij de rekening wordt
opgemaakt: pas dan kan er iets nieuws komen, een nieuwe aarde.
Tegen die achtergrond is de tekst van Lucas toch opmerkelijk:
Jezus van Nazareth is die messias. Of dit nu een David, een
Elia, een tweede Mozes of Aäron is, of een hemelse gestalte,
een nieuwe Adam - dat is allemaal niet zo duidelijk: maar ÔÔn
ding moge duidelijk zijn. Het enige dat vaststaat is dat met
hem een keer gekomen in het wereldgebeuren. Wie dat kan beamen
kan zich met recht 'Christen' noemen. Hoe zien wij dat?
De voorbereiding op Kerst zou eruit kunnen bestaan om die
vraag opnieuw te doordenken. Wat betekenen de getuigenissen
omtrent Jezus voor ons, voor u, voor mij? Wat is de betekenis
van wie hij was en hoe hij leefde? En van wat er over hem is
gezegd? Is daarmee ruimte gekomen voor iets nieuws? Heeft zijn
komst ons bevrijdt? Waarvan? Waartoe?
Een Joods geleerde heeft ooit op de vraag wat de beloning zal
zijn voor de 'rechtvaardigen' geantwoord: "De beloning is de
wijn, die in de druiven bewaard wordt vanaf de zes dagen van
de schepping". De beste wijn dus. Die wijn verwijst naar het
mysterie van Gods Woord. Het Hebreeuws kent een woordstam
(sod) dat zoveel betekent als 'vertrouwelijk spreken'; het
woord verwijst naar een zekere verborgenheid, een geheim. En
wel: naar de ware aard van de werkelijkheid. Is voor ons
misschien in Jezus het mysterie waaruit wij leven zichtbaar
geworden?
'De wijn die vanaf de zes scheppingsdagen in de druiven wordt
bewaard' verwijst naar de oergrond van onze werkelijkheid.
Naar een waarheid die dieper reikt, dan ons weten. Naar een
verborgenheid die meer grond biedt voor een zinvol verstaan
van ons leven, dan de werkelijkheid die we om ons heen zien.
Is Jezus d%%rom een redder, omdat hij ons kan behoeden voor de
vergissing, die Jesaja beschrijft - en waardoor we ons steeds
weer laten verleiden: de gedachte 'dat wij het zelf zijn, en
niemand anders!'?
Advent: vier weken om de stilte op te zoeken en ons - alleen
of samen met anderen - te bezinnen op het mysterie dat ons
aanspreekt vanuit de stilte:
Hart van de stilte
ben Jij,
licht in de ogen
van mensen
en dieren,
adem van planten, licht van mijn licht
licht dat mijn schaduw draagt
ook als ik het niet zie
jij die in de stilte
zwijgt
fluistert
spreekt
mij brengt bij mijn diepste naam
jij die in de stilte
alle leven omvat
en liefde wil
(Loes Marijnissen)
Naar de volgende pagina
Terug naar de indexpagina.
Reactie? Zend een E-mail
© A.E.J. Kaal, 2008.