Elk jaar keert het terug: het moment waarop we elkaar heil toewensen;
waarop we elkaar een woord proberen aan te reiken, waarin even iets kan
oplichten van het geheim dat we met elkaar bewaren.
Wanneer ik erover nadenk moet ik onwillekeurig denken aan al de vertrouwde
gezichten: elk gelaat een toegang tot een leven, een tuin. Maar hoe
verschillend zijn al die tuinen! Wat gebeurt er niet in levens van mensen.
Wat speelt er zich niet af zelfs binnen zo'n kleine gemeenschap als de
onze. Vreugde naast verdriet, haast naast verveling, innige verbondenheid
naast eenzaamheid, verlangen naast verslagenheid, ongetemde levenslust
naast berusting.
Wat kun je elkaar dan toewensen, nu het feest voor de deur staat rond de
kribbe? Misschien dat dit kind ons in gedachten meeneemt naar ons eigen
begin: een wereld, waarin nog alles mogelijk leek. De situatie, dat we nog
geen verleden hadden, maar alleen nog maar toekomst. Toen we nog onbezorgd
konden zijn, en er nog geen sprake was van teleurstelling, ontgoocheling en
machteloosheid. Toen we nog onbeschadigd waren.
We zouden elkaar kunnen toewensen, dat we niet verbitterd raken over het
leven; of dat we steeds weer met verwondering kunnen kijken naar onszelf en
de wereld om ons heen, naar onze handen, naar het kleine detail dat vaak
tegelijkertijd van zo grote betekenis kan zijn.
We zouden elkaar kunnen toewensen, dat het licht zó op ons bestaan valt, dat de dankbaarheid het wint van de pijn en de bitterheid. Laatst las is: "Zeg dag, tegen elke dag!" Zó in het leven kunnen staan, dat is niet vanzelfsprekend. Toch wil ik u dat graag toewensen: dat u elke dag zult kunnen verwelkomen als een nieuwe kans om door te dringen in het grote geheim dat ons draagt en onderhoudt.
Naar de volgende pagina
Terug naar de indexpagina
Reactie? Zend een E-mail
© A.E.J. Kaal, 2003.