Wie aan schapen denkt, denkt al snel aan een kudde: een beeld van de kerk.
Ruggetjes naast elkaar, schoudertje aan schoudertje, grazend zonder op te
kijken. En een herder in de buurt. Zo ging het mij tenminste. Vanuit die
voorstelling heb ik het ook altijd wat vreemd gevonden dat een schaap
verloren kon raken.
Onlangs fietste ik door Drente. Daar zag ik schapen, zonder herder. Ik kon
mijn ogen niet geloven, want: wat zijn schapen zonder herder? Stakkers
toch? Zo wordt er tenminste vaak over gesproken. Toen ik nog eens goed keek
begon het tot mij door te dringen, dat deze schapen wel heel gelukkig
moesten zijn. Ze konden gaan en staan waar ze maar wilden. Ze hoefden het
niet te doen met het armzalige hapje dat toevallig op hun pad kwam, maar
konden kieskeurig zijn. Géén gedrang. Géén dreigende honden, die wat
nerveus om je heen jakkeren om je in het goede spoor te houden...
Toen ik dat zo zag dacht ik: het lijken wel Remonstranten. Ze zien er
gelukkig uit... Ze zijn dan wel niet samen op weg, en van enige richting is
ook geen sprake, maar tóch! Het heeft wel wat om zo doelloos je eigen tempo
te kunnen bepalen.
Zo'n bestaan heeft geen toekomst - hoor ik al iemand zeggen. Dat kan alleen
maar in een reservaat: een plek die kunstmatig in stand gehouden wordt...
Misschien is dat wel zo: dat wij gekozen hebben voor een bestaan, dat niet
opgewassen zal blijken tegen de krachten die ons voortbestaan bedreigen.
Dat neemt niet weg, dat de ruimte die "Broederschap" heet veel mensen het
gevoel geeft dat ze er veilig zichzelf kunnen zijn. Wat is het ons waard,
om met en voor elkaar dit "reservaat" zo lang als mogelijk in stand te
houden?
Eén ding moeten we beseffen: wat wordt opgeheven, komt niet meer terug.
Naar de volgende pagina
Terug naar de indexpagina
Reactie? Zend een E-mail
© A.E.J. Kaal, 2003.