Deze bekende woorden, ontleend aan de tien geboden, hebben betrekking op
het sabbatsgebod. Op de zevende dag wordt er niet gewerkt.
Je kunt dit gebod opvatten als een verbod. Dat is vaak gebeurd. Ik herinner
me dat ik als kind een hekel had aan de zondagen, omdat er op die dagen
veel niet mocht. Pas veel later heb ik begrepen, dat sabbat houden meer te
maken heeft met ruimte in je leven maken voor bezinning. Zo gezien krijgen
ook de woorden over de vreemdelingen een wat ander karakter; samenleven
betekent kennelijk ook dat allen moeten nadenken over de onderlingen
verhoudingen: hoe je tegenover elkaar staat, en wat je met elkaar deelt of
juist niet.
Bij delen denken we misschien al te snel dat het gaat om weggeven, uitdelen. Maar de vraag wat we met elkaar delen reikt veel verder: we zijn
deelgenoot aan dezelfde geschiedenis; in hoeverre delen we in dezelfde
angsten, dezelfde twijfels, dezelfde zorgen? Ook wanneer we elkaar geen
deelgenoten maken, hebben we misschien wel veel meer gemeen dan we vaak
beseffen.
Zou het niet goed zijn om in elk geval nu en dan eens ruimte te maken voor de vreemdelingen onder ons en naar hen te luisteren, om te zien wat we wel of niet in die anderen herkennen van onszelf? Al was het maar, omdat ons verteld wordt dat iets van God zichtbaar wordt in elk mens: misschien wel het meest uitgesproken in hen, die ons vreemd zijn.
Naar de volgende pagina
Terug naar deindexpagina
Reactie? Zend een E-mail
© A.E.J. Kaal, 2003.