Een oude Joodse legende vertelt over een rabbi, die rondreisde. Overal waar
hij kwam vroeg hij de mensen, hoe het met hen ging. En meestal antwoordden
de mensen hem en zeiden ze dat het goed met hen ging. Maar eens kwam hij in
een synagoge: daar zat een oude man te studeren. Toen de rabbi vroeg hoe
het met hem ging, kreeg hij geen antwoord. En toen hij het nog eens
probeerde de aandacht te trekken van de man raakte deze geïrriteerd en zei:
"U ziet toch, dat ik bezig ben." De rabbi reageerde met de woorden: "Maar
zorg je dan niet voor Gods levensonderhoud?" Toen keek de oude man verbaasd
op met een vraag in zijn ogen. De rabbi voegde toe: "We moeten toch deze
wereld maken tot een plaats waar God zou kunnen wonen? Gods levensonderhoud
is de dank die wij Hem geven voor het mogen werken aan zijn wereld".
Aan dit verhaaltje moest ik denken toen ik tijdens mijn vacantie een paar
dagen in Parijs rondliep: tussen al die mensen, die je in zo'n grote stad
tegenkomt; een bonte menigte, zichtbaar een multiculturele samenleving. Wat
mij daarin heeft getroffen waren met name die jonge mensen, die in een
parkje of op een pleintje stonden of zaten te muciseren. Dikwijls met heel
eenvoudige hulpmiddelen. Om zo wat geld bij elkaar te sprokkelen. Maar
misschien ook wel om op die manier deze stad leefbaarder te maken en door
deze prachtige muziek een blijde sfeer te verspreiden.
Wat betekent het als we zeggen dat het goed met ons gaat? Dat het ons aan niets ontbreekt? Of dat we kans zien een bijdrage te leveren aan de leefbaarheid van deze wereld?
Naar de volgende pagina
Terug naar de indexpagina
Reactie? Zend een E-mail
© A.E.J. Kaal, 2003.