Het gaat over zoekende mensen: het is niet zo moeilijk om je daarin te
herkennen. Ik denk dat we allemaal op de een of andere manier op zoek zijn.
De een naar erkenning, de ander naar het antwoord op de vraag hoe het leven
geleefd moet worden. En nog weer een ander is misschien op zoek naar
evenwicht, harmonie, of zekerheid. Zo hebben velen van ons een zekere
gerichtheid.
De woorden sporen ons aan om door te gaan met ons streven, en om niet op te
geven; ook als datgene waar we naar zoeken zich niet zo gemakkelijk laat
vinden. Ook daar kunnen we ons wel iets bij denken.
Maar dan: wat mag het zinnetje daarna betekenen: wie vindt zal onrustig
worden. Je zou eerder verwachten, dat wie niet vindt verontrust wordt.
Bij toeval kenden we deze spreuk al lang, voordat in 1945 de versie van het
Thomasevangelie werd gevonden in Nag Hammadi. Dezelfde spreuk wordt
namelijk geciteerd door een zekere Clemens uit Alexandrië (een theoloog die
leefde van 150 - 215 n. Chr.). In zijn versie luidt het "Wie vindt die zal
verbaasd staan". Zo lijkt de spreuk te passen bij een aantal spreuken van
Jezus, die in de bijbel voorkomen:
- bidt, en u zal gegeven worden
- klopt en u zal opengedaan worden
- wie zoekt zal vinden
- want ieder die bidt ontvangt.
Het lijkt bij zulke uitspraken steeds te gaan om wegen die leiden naar God.
De latere kerkvader Augustinus varieert op deze uitspraken, wanneer hij
zegt: wie zoekt zal gevonden worden! Klaarblijkelijk weet Augustinus dat er
zoiets is als een antwoord. Bidden is niet praten in het luchtledige; wie
op zoek gaat zal - tot zijn verbazing - merken dat je niet met lege handen
blijft. Hebben we daar ervaring mee? Kunnen we dit beamen? En als dat zo
is: durven we ook uit deze belofte te leven?
Wie daaruit durft te leven, kan de hele wereld aan: die gedachte klinkt
door in de laatste regel van het citaat.
Naar de volgende pagina
Terug naar de indexpagina
Reactie? Zend een E-mail
© A.E.J. Kaal, 2003.