Bij de voorbereidingen op het Kerstfeest komen als vanzelf de verhalen rond
de geboorte van Jezus weer in onze gedachten: de verhalen, die ons zó
vertrouwd zijn.
We kennen ze misschien wel bijna uit het hoofd: "En het geschiedde in die
dagen, dat er een bevel uitging vanwege keizer Augustus, dat het hele rijk
beschreven moest worden. Deze inschrijving had voor het eerst plaats toen
Quirinius het bewind voerde over Syrië." (Lucas 2). Jaar in jaar uit worden
deze zinnen gelezen, en roepen ze opnieuw de beelden op die wij onszelf
hebben gevormd van de omstandigheden waaronder Jezus ter wereld kwam.
Beelden, die misschien wel mede zijn ontstaan onder invloed van de liefelijke tafreeltjes, die we op Kerstkaarten tegenkomen: met tafrelen van de
Heilige Familie, een os en een ezel, herders met schapen, en engelen boven
een stal.
Het kan schokkend zijn om te ontdekken dat er in de bijbel ook nog andere
dingen staan, die nooit gelezen worden: misschien wel omdat ze onze
vertrouwde beelden verstoren. Bijvoorbeeld de mededeling dat Jezus vier
broers heeft gehad en een aantal zusters (Marcus 6:3). Wie kent hun namen?
Die jongens passen toch niet in ons beeld?! Of het bericht in het boek
Handelingen (geschreven door diezelfde Lucas) dat er in de dagen van de
inschrijving een zekere Judas in Galilea een opstand veroorzaakte, die
bloedig werd neergeslagen (Handelingen 5:37). Toevallig weten we over deze
Judas iets meer: in die dagen "zette een Galileër, Judas genaamd, de
inwoners tot een opstand aan. Hij noemde hen lafaards als ze ermee instemden belasting te betalen aan de Romeinen en als ze naast God ook stervelingen als hun meesters erkenden. Deze man was een schriftgeleerde, die een
eigen secte stichtte waarvan de ideeën in niets leken op die van de andere
Joodse secten." (De Joodse oorlog II,117). Een nakomeling van deze Judas
zou de Romeinse overheid later nog heel wat last bezorgen: een zeker
Eleazar (Lazarus), "een man van groot gezag, een nakomeling van de Judas
die, zoals we al eerder uiteen gezet hebben, de Joden er massaal toe
overgehaald had om zich niet te laten registreren voor de census (belastingen) toen Quirinius als censor naar Judea was gestuurd" hield de vesting
Massada bezet. Hij zat daar met een groep die zich "ten doel had gesteld om
aanslagen te plegen op iedereen die bereid was zich aan het Romeinse gezag
te onderwerpen." (De Joodse Oorlog VII,253). Dit alles is te lezen in het
werk van Flavius Josephus, een geschiedschrijver en tijdgenoot van Lucas,
wiens boeken niet ontbraken op de boekenplanken van onze calvinistische
voorvaderen. Het decor van het Kerstverhaal, zo begrijpen we hieruit, was
alles behalve vreedzaam. Er was sprake van onderdrukking, van groepen die
daartegen in opstand kwamen, van bloedige vervolging en dus ongetwijfeld
ook van mensen die zich het vege lijf probeerden te redden.
In die dagen...leefde er ene Jozef. We weten amper iets van hem af. Maar
wel, dat hij huis en haard verliet met zijn hoogzwangere verloofde; en dat
hij vluchtte naar Egypte; en dat hij pas durfde terug te keren toen hij
vernam dat Herodes was overleden. Was die vlucht wèrkelijk
vanwege het kind in de kribbe? Of had Jozef misschien iets van doen
met die Gallileese groep, die onder leiding stond van een schriftgeleerde?
En die het uiteindelijk met zijn leven moest bekopen, dat hij weigerde om
belasting te betalen aan de buitenlandse overheersers?
Van Jozef wordt ons verteld dat hij een vroom man was: hoever ging zijn
vroomheid? Zou het toeval zijn, dat aan zijn oudste zoon, Jezus, later zo
nadrukkelijk gevraagd wordt hoe hij denkt over belasting betalen aan de
keizer? "Maar Jezus doorziet hun sluwheid!" (Lucas 20:23).
En wat gaat er schuil achter de vraag: "Is dit niet de zoon van Jozef?"
(Lucas 4:22).
We zullen het allemaal nooit weten. Maar zulke speculaties kunnen ons misschien wel behoeden voor al te romantische fantasieën rond Kerst. Het feest dat we gaan vieren kan gemakkelijk ontaarden, wanneer we over het hoofd zien dat in het evangelie alles draait om bevrijding van onrecht, om een einde aan onderdrukking, en om dat teken: het kind dat verwijst naar een wereld, waarin barmhartigheid wordt gedaan, waarin hoogmoedigen worden verstrooid, machtigen van de troon worden gestort, eenvoudigen verhoogd en hongerigen gevoed.. (Lucas 1:15).
Naar de volgende pagina
Terug naar de indexpagina
Reactie? Zend een E-mail
© A.E.J. Kaal, 2003.