Een verwarrende vraag! In het geloof dient zich altijd weer de vraag aan of
we op zoek zijn naar onszelf of naar de ander. Of we uit zijn op eigen
heil, of dat we ons dienstbaar willen maken aan het heil in de wereld.
Misschien moet je deze zaken niet tegen elkaar uitspelen. Aan de andere
kant: het verhaal over Jezus - een verhaal dat we toch "hoog houden" - is
het verhaal over iemand die zichzelf opoffert.
Eerlijkheidshalve moet ik bekennen dat ik meestal het gevoel heb op zoek te
zijn naar mijn eigen diepste zelf;
dat ik toch wel erg bezig ben om te willen ontdekken, wie ik ben. Of liever
nog: wie ik zou kunnen zijn. Tegelijkertijd bekruipt me het gevoel, dat het
uitzicht op een antwoord maar klein is. Want: zijn we wel in staat om
onszelf te zien? Zelfs wanneer we in de spiegel kijken zien we, wat er niet
is: een spiegelbeeld. In feite zijn we toch altijd weer aangewezen op de
mensen om ons heen, als we willen weten wie we zijn. Ook waar het ons
diepste wezen betreft zijn we in belangrijke mate aangewezen op ervaringen
van anderen.
Wien zoekt ge? De vraag in het Johannes-evangelie klinkt op uit de mond van
een mysterieuze gestalte. Want het graf is leeg. En het is die leegte, die
spreekt bij monde van twee engelen die de leegte markeren. Eén aan het
voeteneinde en één aan het hoofdeinde. En dan klinkt de vraag: waarom weent
ge?
Waar komt ons verdriet vandaan, wanneer we soms zo diep bedroefd kunnen
zijn en lijden door het gemis van iets of iemand, die er niet meer is?
Wil het verhaal ons duidelijk maken, dat we kunnen "omkomen" in onze
herinneringen? En dat leven uit herinneringen geen leven is?
Wanneer de vrouw zich omkeert gaan haar ogen open, en wordt ze bij name
genoemd. Ik herinner me een man die vele jaren van zijn leven liet bepalen
door de gang naar het kerkhof, waar zijn vrouw begraven lag. Zijn hele
leven stond in het teken van dit rouwritueel; al het andere werd tot
bijzaak. Daar kwam pas verandering in, toen iemand eens zei: ik ga met je
mee. Want ik wil zien, wie je bent. Op die dag werd er iets opengebroken,
en ontstond er een vriendschap.
Wien zoekt ge? Zien we in feite niet allemaal uit naar iemand, die naar ons
omziet?
Mijn moeder is mijn naam vergeten,
mijn kind weet nog niet hoe ik heet.
Hoe moet ik mij geborgen weten?
Noem mij, bevestig mijn bestaan,
laat mijn naam zijn als een keten.
Noem mij, noem mij, spreek mij aan,
o, noem mij bij mijn diepste naam.
Voor wie ik liefheb wil ik heten.
(Neeltje Maria Min)
Naar de volgende pagina
Terug naar de indexpagina
Reactie? Zend een E-mail
© A.E.J. Kaal, 2003.