PAGINA'S VOOR PELGRIMS

 

HEILIGEN EN IDOLEN



Heiligen zijn 'in'. Nooit eerder zijn er binnen de RK kerk in zo korte tijd zoveel mensen heilig verklaard als de afgelopen decennia: tijdens het pontificaat van Johannes Paulus II zijn er al meer mensen heilig verklaard dan in de 400 jaar die aan zijn pontificaat voorafgingen. Meer dan 1200 heiligen zijn er toegevoegd aan de lijst van heiligen van de RK kerk. Wat is dat toch: hebben we heiligen nodig?

Idolen blijken in staat grote groepen mensen op de been te brengen: ongeacht of het nu gaat om een Beenakker, een Vanessa, of een Bin Laden. Wat betekent dit? Kan een mens feitelijk niet buiten een werkelijkheid, die de menselijke maat overstijgt? Van oudsher hebben zulke 'middelaars' tussen hemel en aarde altijd een grote rol gespeeld.

Tegelijkertijd zijn er altijd critici geweest, die het verschijnsel onder critiek hebben gesteld: Bidt, en u zal gegeven worden. We hebben de heiligen niet nodig. Duideen deze middelaars niet op een vertroebelde relatie met God? De moderne critici wijzen op het feit, dat in het denken over heiligen een achterhaald wereldbeeld ons parten speelt. En bovendien: is het niet wat al te klein-menselijk om te denken dat we heiligen nodig hebben? Van oudsher werden de 'kleine vragen', waarmee mensen bij God niet wilden aankloppen, neergelegd bij de heiligen. Zij zouden het wel even regelen, als ze je tenminste goed gezind waren. Daarbij deed het er niet zoveel toe om welke heilige het ging: ieder kan zweren bij zijn eigen favoriete heilige. "Mij heeft hij/zij nog nooit in de steek gelaten", hoorde je dan iemand zeggen. De omgang met heiligen blijkt vaak te voorzien in een behoefte aan magie. Evenals het branden van lichtjes en kaarsen voor beelden van heiligen en voor ikonen.

Bij idolen ligt het een beetje anders: idolen zijn veeleer identificatiefiguren, mensen die het alledaagse te boven gaan. Misschien gaat het nog niet eens zo zeer om de mogelijkheid om je met hen te identificeren, als wel om eraan te worden herinnerd dat de grenzen van de menselijke mogelijkheden meer ruimte laten dan we vaak geneigd zijn te denken. De exstase, die soms door idolen wordt opgeroepen, kan verontrustende vormen aannemen.

Al met al is er weinig reden, zo lijkt het, om te pleiten voor een hernieuwde aandacht voor heiligen. Niettemin ziet de paus ziet hierin toch een mogelijkheid tot de verwezenlijking van een groot catechetisch programma. Gaat hem om levens van mensen, die zich lieten inspireren door het evangelie? Gaat het hem om de actualiteitswaarde van het evangelie - zoals blijkt uit het feit dat het evangelie in elke periode van de geschiedenis betekenis kon krijgen? Of heeft het te maken met de opvatting dat de werkelijk groter en ruimer is dan wat we met onze zintuigen waarnemen?

Ook in protestantse kringen bloeit de aandacht voor hen, die er niet meer zijn, op. Men spreekt hier bij voorkeur niet van heiligen, maar over 'mensen, die "wij" gedenken'. De gedachte is vermoedelijk, dat in ieder mensenleven iets zichtbaar kan worden van die andere werkelijkheid, die in de taal van het geloof als het goddelijke mysterie wordt aangeduid: de werkelijkheid waarin de mens bewaard wordt, ook al bestaat hij niet meer gerekend naar menselijke maatstaven. Het ziet er dus niet naar uit dat de belangstelling voor heiligen en idolen spoedig tot het verleden zal behoren.

Als pelgrim, ver van huis, ben ik hiervan nog meer gaan begrijpen: onwillekeurig gaan de gedachten terug naar degenen die achterbleven: vriend en vijand, familie en bekenden. De afstand blijkt heilzaam en verhelderend. Klaarblijkelijk wordt pas op afstand duidelijk, wie de ander werkelijk is en wat die ander werkelijk voor je betekent. Irritatie om wat als soms hinderlijk wordt ervaren blijkt soms te kunnen omslaan in een gevoel van vertedering. Gewoontes en gebaren, die nauwelijks enige betekenis hadden, kunnen in de herinnering dierbaar worden. En aggressie wordt soms herkend als een vraag om aandacht of als uiting van machteloosheid.

Zou het zo zijn, dat het nemen van afstand een mogelijkheid in zich draagt om te leren scherper te gaan zien, dat de feitelijkheid en de werkelijkheid niet altijd met elkaar samenvallen? Zo zijn ook heiligen een schepping van de geest: het zijn gestalten die laten zien, hoe een mens bedoeld is. Hoe een mens naar zijn beste vermogens kan zijn. In die zin vergezellen ze ons op de weg, omdat er tussen hen en ons een lotsverbondenheid bestaat: ons beider (nood)lot is, dat we zelf nimmer in staat zullen zijn om te zijn wie we misschien hadden kunnen zijn, of om te zien wie wij werkelijk zijn in de beleving van anderen. Daarmee blijft onze eigen 'heiligheid' voor ons een verborgenheid, een mysterie. We kunnen slechts hopen dat onze namen niet verloren gaan, en dat we herinnerd worden als dragers van het beste dat er in ons leven verborgen aanwezig was.

Naar de volgende pagina

Terug naar de inhoudsopgave

Terug naar de indexpagina

Reactie? Zend een E-mail


© A.E.J. Kaal, 2003.