PELGRIMEREN

 

BIJBELSE PERSPECTIEVEN



Pelgrimeren is onthechten; afstand nemen; het aannemen van een nieuwe exsistentie: alles wat tot dan toe je identiteit bepaalde telt in feite niet meer. Je werk, je opleiding, de kring van mensen om je heen die je denken te kennen, je comfort, ja zo ongeveer alles laat je achter je. Het enige dat van nu af nog telt is jouw 'zelf'. Want je neemt je zelf mee, ook al weet je misschien niet eens wat dat precies betekent. Want wie ben je nog als je al datgene achterlaat, waaraan je doorgaans je identiteit ontleent? Wie ben je als pelgrim?

Pelgrimeren is daarom: kwetsbaar durven te zijn. Durven mens te zijn. Durven vreemdeling te zijn in deze wereld. Je toevertrouwen aan de Voorzienigheid. Op weg gaan naar het einde der aarde (Finisterre !) Dat vraagt om moed, durf en vertrouwen. Maar vertrouwen waarin precies? Wie zou niet onzeker zijn, gezien het ongewisse van zo'n onderneming? Het is oude Wijsheid die vanouds bemoedigend zegt: 'Begin maar te gaan..., dan volgt de weg vanzelf.' Het klinkt simpel en misschien zelfs wel verleidelijk. Want: wie zou er niet nu en dan hunkeren naar een ongecompliceerd en zorgeloos bestaan? Maar zo gemakkelijk als het lijkt is het niet. Want we weten maar al te goed wat ons onderweg kan overkomen; en ook de gedachte, dat elke dag ons dichter bij het einde brengt kan ons nu en dan beangstigen. Wijsheid en verstand staan hier op gespannen voet met elkaar.

Niet voor niets wordt Abraham door de eeuwen heen gezien als de vader van alle gelovigen. Als pelgrimeren is: achter je laten wat vertrouwd is en bekend - en vertrouwen hebben in het ongewisse, dan staat hij model voor de ideale eerste pelgrim. "Trek weg uit je land, je stam, en je familie, naar het land dat ik je wijzen zal", - zo luidde zijn roeping. "En toen trok Abraham weg - precies zoals hem was opgedragen". Vele generaties hebben dit verhaal gelezen en doorverteld: vaak heeft men er een afspiegeling van het leven in herkend. Want moet niet ieder mens - om te kunnen worden wie hij worden moet - op weg! Je kunt onmogelijk blijven waar je bent. Je moet wel: op zoek naar de onbekende bestemming! De vrijheid ligt in de keuze tussen de mogelijkheden, die de weg je aanbiedt.

Pelgrimeren impliceert dan ook: leren vertrouwen op eigen kracht, op de goedheid van mensen en op de goedgunstigheid van het hemelse gericht. Ook dat is een bijbels thema. We vinden het ondermeer terug in de discussie met Jezus, waar hij spreekt over zijn verwanten. "Wie is mijn moeder en wie zijn mijn broeders? Mijn broer, mijn zuster en mijn moeder zijn zij die de wil volbrengen van mijn hemelse Vader". (Matth. 12:50). Worden daarmee niet de mensen bedoeld, die zich iets gelegen laten liggen aan 'reisgenoten', en die zich als dat nodig is over hen ontfermen? De gedachte aan de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan dringt zich in dit verband op.
Jezus wordt in de pelgrimstradities gezien als de pelgrim bij uitstek: het kader, waarin zijn levensgeschiedenis is vervat, is de tocht naar Jeruzalem. Het "opgaan naar Jeruzalem" was vanouds een religieuze plicht. Want daar, op de berg des Heren, werd het feestmaal aangericht. Hier verwijst de pelgrimstocht naar het toekomstig heil, dat is weggelegd voor hen die zich, net als de 'verloren' zoon bekeren en daarmee terugkeren naar het vaderhuis waar de Vader zijn verloren zoon opwacht en met open armen ontvangt en een feestmaal aanricht. (Cf. de tempel: het huis van mijn Vader).

Zo gezien is pelgrimeren ook een beeld van belofte: we mogen verwachten dat de weg ergens heenleid. Dat de pelgrim uiteindelijk "thuiskomt". Feestelijk wordt onthaald, getroost en gered. Want uiteindelijk zullen alle tranen worden gewist. In dit verband is ook de tekst uit Exodus betekenisvol: "Ik heb de ellende van mijn volk gezien, Ik ken zijn lijden.", lezen we in Exodus. En omdat JHWH de ellende heeft gezien, daalt Hij af; terwijl de pelgrim 'opgaat', daalt God af: "Ik daal af om mijn volk te bevrijden." (Exodus 3).

Toch betekent dit alles niet dat een pelgrimstocht vrij van risico's zou zijn. Het kwaad ligt immers steeds op de loer? Wanneer er iets in het oog springt in de Romaanse kerken onderweg naar Santiago, dan zijn het wel de afbeeldingen en de vermommingen van de duivel. Pelgrimeren is ook: een beproeving. "Daarna werd Jezus door de Geest naar de woestijn gevoerd om door de duivel op de proef te worden gesteld". (Matth. 4:1). Wat er op de proef gesteld wordt is het vertrouwen in wat sinds mensenheugenis wordt verteld over het vertrouwen - de dragende kracht, die de mens op de been houdt. Die ons in staat stelt het leven te leven, ook al is het lot soms onrechtvaardig en hard.

Van oudsher heeft men ook in het verhaal van de Emmaüsgangers een beeld herkend van de pelgrimstocht, zoals kan blijken in afbeeldingen van dit verhaal in de oude kerken. Het is het verhaal van twee mannen, die toen Jezus werd gekruisigd, in Jeruzalem waren. Op de terugweg naar huis liet het hen niet los, en praatten ze na over al wat er was gebeurd. Zonder dat ze hem herkenden voegde Jezus zich bij hen en liep met hen mee. Ze herkenden hem pas, toen hij 's avonds met hen at: aan de wijze waarop hij het brood brak. Het verhaal gaat over de verbijstering van de leerlingen van Jezus over alles wat er in Jeruzalem met hem was gebeurd; de tocht naar Emmaüs vormt een verwijzing naar de weg, die de leerlingen moesten afleggen om te komen tot inzicht te komen. Aldus beschouwd is pelgrimeren de zoektocht naar geloofsvernieuwing, naar geloofsverdieping, met name waar het de vraag betreft naar de weg die Jezus ging. In de kruisgang van de abdij van Sto. Domingo de Silos is Jezus op het kapiteel van een zuil als pelgrim afgebeeld, in gezelschap van de Emmaüsgangers: met een staf, een hoed en de Jacobsschelp op zijn reistas.

Naar de volgende pagina

Terug naar de inhoudsopgave

Terug naar de indexpagina

Reactie? Zend een E-mail

© KERKWINKEL KOINONIA, 2003.