PAGINA'S VOOR PELGRIMS

 

REISGENOTEN



De mens wordt wel als 'homo viator' gekarakteriseerd: altijd onderweg. Soms verloopt de tocht betrekkelijk chaotisch, en dan weer volgens duidelijke en heldere patronen - net als de weg zelf: "In de bergen is er altijd één pad, kronkelend en klimmend in het zachte tempo van iemand die het gelijk aan zijn kant heeft, en op de plateaus splitst het in takken die uiteengaan, terugkeren, ruzie maken en elkaar weer ontmoeten, en die allemaal - net als levens - uitkomen bij hetzelfde eindpunt. Vanaf de klippen en in vogelvlucht zijn ze gemakkelijk te zien, maar vanaf ooghoogte van een lopend mens zijn ze niet altijd zichtbaar, en het speurende oog moet overleg voeren met de voet die rustige passen wil zetten, met het verstand dat uit is op logica en met het hart dat langzaam wil kloppen" (Meïr Shalev, De Grote Vrouw, p. 33).

Wie pelgrimeert is daarmee toegetreden tot een gemeenschap. Pelgrims ontmoeten elkaar vooral tegen het einde van de dag: in de herbergen, kloosters, en pensions vinden zij onderdak. Daar worden ervaringen uitgewisseld en plannen besproken. Maar ook onderweg komen ze elkaar tegen - soms, nadat ze elkaar dagen uit het oog hadden verloren, als 'oude vrienden'. Maar net zoals ze elkaar ontmoeten kunnen ze elkaar ook weer uit het oog verliezen, en zelfs gaan missen. Mensen kwijtraken zonder bewust afscheid van hen te hebben genomen, is enerzijds pijnlijk, en voedt anderzijds de hoop dat er mogelijk toch nog ooit een weerzien volgt.

Het kunnen verhelderende ervaringen zijn: omdat het leven vol zit met zulke ervaringen - rond gebroken en verbroken relaties. Het opbouwen en aangaan van een relatie is een kunst: maar goed afscheid nemen en het verbreken van een relatie vereist misschien wel minstens zoveel zorgvuldigheid en aandacht. Wie zich dat niet realiseert loopt de kans nog lang te worden achtervolgt door spijt. Bij het afscheid nemen komt het aan op 'wat er nog gezegd moet worden' en 'wat maar beter achterwege kan blijven'.

Elk afscheid noopt ons als het ware om weer even na te denken over het eigen bestaan en de balans op te maken: wie was die ander voor mij? En wie ben ik geweest voor de ander? Zo is elk afscheid dan ook weer een herkansing om niet een zelfde fout te maken als een vorige keer. We zijn elkaar als reisgenoot geschonken. Dat is niet: om elkaar te bezitten of te kunnen claimen. Wel: om te beseffen wat ons in die ander werd geschonken, en wat wij voor de ander betekenden.

Elke ontmoeting vormt een nieuw begin: zullen we dit keer in staat zijn om te laten zien wie wij zijn? Om er te zijn, zoals we verlangen te zijn? En zullen we dit maal in staat zijn tot verwondering in wat toch tegelijkertijd zo alledaags is?

Naar de volgende pagina

Terug naar de inhoudsopgave

Terug naar de indexpagina

Reactie? Zend een E-mail


© A.E.J. Kaal, 2003.