Pelgrims op weg naar Santiago de Compostela zijn vandaag de dag doorgaans
herkenbaar aan de Jacobsschelp. (De èchte Jacobus-schelp is de 'pecten
maximus', die gevonden wordt langs de kusten van de
Atlantische oceaan; vaak wordt die verward met de 'pecten
jacobeus': maar deze wordt gevonden wordt langs de kusten van
de Middellandse Zee). Waarom deze schelp met Jacobus in verband
wordt gebracht is onzeker. Symbolen zijn vaak niet éénduidig, en dat
geldt ook voor de Jacobsschelp: vrome fantasie is steeds weer de voedingsbodem voor
nieuwe betekenissen.
De schelp is ook niet exclusief voor bedevaartgangers die
terugkomen uit Compostela: ook uit Mont Saint-Michel worden
door pelgrims dergelijke schelpen meegenomen. Mogelijk zijn
zulke schelpen oorsponkelijk wel niet veel meer geweest dan
een souvenir: wie zou niet, aangekomen bij de oceaan, op de
gedachte komen om een mooie schelp te zoeken als aandenken?
Maar al vroeg blijkt de schelp voor de pelgrims een diepere, religieuze
betekenis te hebben.
Er was een tijd dat de pelgrim de schelp pas ontving, nadat de pelgrimstocht
naar Santiago was volbracht: als teken dat de opdracht of de gelofte was vervuld.
De schelp was in dat geval het embleem van de ware pelgrim: volgens de normen van die tijd
behoorde het tot "de werken van barmhartigheid" om zulke pelgrims met respect te behandelen,
te huisvesten, en hen van voedsel te voorzien. Het was dus ook van practisch belang, dat de ware
pelgrim te herkennen was. Maar helaas is deze betekenis teloorgegaan, omdat al spoedig bedelaars en
zwervers de schelp ontdekten als mogelijkheid om op een gemakkelijke manier de mensen
te misleiden, en zo in hun levensonderhoud te kunnen voorzien. Vandaag de dag
is de schelp veeleer een teken van touristen, die daarmee te kennen geven wat het doel is
van hun reis.
In de klassieke tijd is de schelp een embleem, dat verwijst naar de zee. De schelp
is in de Griekse mythologie het voertuig van de zeegod Poseidon; maar: Poseidon
was niet alleen god van de zeëen; hij was tevens de machtige heerser over
de geheimzinnige wereld van het water uit bronnen, rivieren en meren. Zijn rijk is een
rijk dat bevolkt wordt door tal van waterwezens: slangen, tritonen, dolfijnen, meerminnen,
nymphen en vele anderen. Aldus is hij ook verbonden met het mysterie van groei en
nieuw leven. Het is dan ook niet toevallig dat van Afrodite (zij die is geboren uit het schuim
van de zee, de godin van vrouwelijke schoonheid en van zinnelijke liefde) een schelp
als attribuut heeft. Men heeft in schelpen wel de vormen van het vrouwelijke geslachtsorgaan
herkend. In Spanje noemt men de schelp, die aan Afrodite/Venus is gewijd, de 'concha venera'.
Schelpen hebben iets mysterieus: ze 'ruisen' en ze zijn afkomstig uit de verborgen diepten
van de zee. Schelpen verwijzen naar de geheimzinnige krachten van het water: nu
eens zijn die heilzaam, geneeskrachtig en levenschenkend. Dan weer is de kracht van het water
verwoestend en levensbedreigend. Dat verklaart waarom schelpen vaak gebruikt zijn als amulet.
De Middeleeuwer en auteur van Veneranda Dies, een onderdeel van het Liber Sancti Jacobi,
heeft de schelp op grond van zijn vorm in verband gebracht met een palmtak. Volgens hem
verwijst de Jacobsschelp naar de palmtakken, die de pelgrims uit Jeruzalem mee naar huis
plachten te nemen als symbool van heelheid en vrede; in de palmtak kun je, volgens hem, de
handpalm herkennen: ons instrument bij uitstek voor de goede werken.
Weer anderen geven een meer praktische verklaring: de schelp zou tot de uitrusting van de
pelgrim behoren omdat je eruit kunt drinken en eten. Maar ook zo verwijst de schelp naar de
bronnen van bestaan en de levenschenkende krachten. Zo vertonen de verschillende betekenissen
verwantschap met elkaar en vullen ze elkaar aan.
Naar de volgende pagina
Terug naar de inhoudsopgave
Terug naar de indexpagina
Reactie? Zend een E-mail