Het verhaal over de gedaanteverandering op de berg (Matt. 17:1-8; Mc. 9:2-8; Lc. 9:28-36) wordt door de Oosters Orthodoxe
kerken beschouwd als het fundament van het ware geloof: evenals Jezus wordt ook elk mens, die in dat geloof staat, herschapen.
Na de communie wordt dan ook gezongen: Wij hebben het ware licht aanschouwd, de hemelse Geest ontvangen, het ware geloof
gevonden.
De gedaanteverandering van Jezus voltrekt zich als hij zich met drie leerlingen - Petrus, Jacobus en Johannes - heeft
afgezonderd van de anderen en hen heeft meegenomen naar boven, de berg op. Daar zien zij in een visioen de ware gedaante van Jezus: "Zijn gezicht
straalde als de zon en zijn kleren werden wit als het licht. Plotseling verschenen aan hen Mozes en Elia, die met Jezus in gesprek waren.",
aldus de evangelist. De leerlingen kunnen het licht niet verdragen en bedekken het gelaat. Mozes en Elia lijken te zweven: zij behoren
niet meer tot de stoffelijke werkelijkheid; zij zijn opgenomen in de hemelse luister. Het hemelse licht is volgens de theologie van Gregorius
Palamas niets anders dan de nog ongeschapen goddelijke energie.
Op het mozaïek in de absis van de S. Apolinare in Classe (6de eeuw), waarop eveneens de transfiguratie is verbeeld, lijkt de wereld te zijn herschapen in een paradijselijke tuin. Boven Apollinaris met
zijn kudde zien we de drie leerlingen afgebeeld als lammeren. En in plaats van Jezus zien we het kruis - geflankeerd door Mozes en Elia - tegen
de achtergrond van een sterrenhemel, met in het midden een Jezusmedaillon.
De compositie van de ikoon herinnert ook aan het kruis: de verticale lijn wordt bepaald door de berg waarop Jezus staat en door zijn rijzige gestalte;
de horizontale lijn wordt gevormd door de twee profeten naast de Christus. Zo wordt een samenhang gesuggereerd tussen het kruis en de openbaring
van Jezus' heerlijkheid.
Zoals van alle ikonen vertoont ook het concept van deze ikoon een zekere verwantschap met opvattingen over de werkelijkheid waaruit ook de non-figuratieve
schilderkunst van uitgaat. Malevitch en anderen probeerden een objectloze wereld weer te geven: de wetenschap is gebaseerd op de veronderstelling dat
de werkelijkheid samenvalt met wat we kunnen waarnemen en objectiveren; maar de grote wereldgodsdiensten leren dat de door ons waargenomen wereld
slechts een illusie is. De ware werkelijkheid kunnen we alleen beleven. De weg naar de ware kennis veronderstelt een proces van vereenzelviging met
de wereld waar we deel van uitmaken. Ook de waarheid omtrent ons eigen leven is onkenbaar zolang we ons 'zelf' als het centrum ervaren - als een subject dat
los staat van de ons omringende werkelijkheid. Vandaar dat men in de mystieke tradities zo vaak spreekt over éénheidsbeleving en versmelting.
In het centrum van deze ikoon zien de donkerte: de bron van het licht dat ons door Christus bereikt is niet helder maar duister.
Zo wordt verbeeeld dat God onkenbaar is; we kennen alleen God dankzij de incarnatie. Het kruis mag in de ogen van de wereld een teken
zijn van vernedering: in het licht van de heilsgeschiedenis wordt het kruis herkend als de verhoging van de Christus door de god
die hij zijn Vader noemde. Hij, die zichzelf uit belangeloze liefde heeft ingezet voor de zijnen, vindt erkenning bij die God.
Naar de volgende pagina
Terug naar het begin van de ikonengalerij
Reactie? Zend een E-mail
© A.E.J. Kaal, 2014.